• No results found

mogelijke verklaringen

4.4 Verklaringen voor het verschil in representatie van landschappen en landbouwactiviteiten

dit onderzoek. Bij het bestuderen van een getijdenboek moeten de personen die het iedere dag gebruikten in acht worden genomen.235

Volgens Wieck vertellen de illustraties in een getijdenboek ons iets over de mentale wereld van haar gebruiker en makers.236 De illustraties waren een combinatie van modelafbeeldingen, voorkeuren van de opdrachtgevers en de verdere keuzes van de illustrator. De agrarische taferelen rondom de kalenderpagina’s waren volgens Wieck een natuurlijke reflectie van middeleeuwse percepties omtrent de veranderende seizoenen in het rurale landschap. Opdrachtgevers en makers waren zelf niet onderdeel van de boerensamenleving. Zij beeldden een andere bevolkingsgroep af dan de groep waar zij zelf deel van waren en projecteerden dus hun indirecte ervaringen met het rurale landschap op deze afbeeldingen. Dit maakt dat de invulling van de illustraties een representatie kan zijn van hoe grootgrondbezitters, rijke ambachtslieden, edelen en Simon Bening zelf vonden dat het rurale landschap eruit ‘hoorde’ te zien.237 Illustraties van het rurale landschap in getijdenboeken kunnen dus mogelijk een zekere idealisatie of romantisering zijn van dit landschap, gestuurd door de idealen en percepties van de hogere klassen.

Tussen de illustraties van zwoegende boeren door zien we struinende edelen afgebeeld in de getijdenboeken. Zoals besproken zijn veel van deze geschilderde elites zich aan het vermaken met vrijetijdsbestedingen of anders toezicht aan het houden over werkende boeren. Ze lijken in symbiose naast elkaar te leven in de landschappen van Bening. Hieruit blijkt een bepaalde tweedeling: de werkende boer en de recreërende elite. Volgens het klassieke ‘driestandenmodel’

was het de taak van de boerenklasse om te werken. In ruil daarvoor verkregen ze gebeden van de geestelijke klasse en bescherming van de edelen. De geestelijke en economisch-politieke elites waren echter niet onwetend van het belang van de boerenklasse voor hun eigen bestaan.238 Doordat de boerenklasse voedsel en andere levensmiddelen en luxeproducten produceerden, konden de elites een leven leiden zonder dit soort zware arbeid. Aan de andere kant waren de boeren afhankelijk van de elite als afzetmarkt en werkverschaffer. In de zandregio vulden veel boerenfamilies hun inkomen aan door in loondienst te werken, bijvoorbeeld op grote pachtboerderijen in de kuststreek of bij ontginningsprojecten opgezet door de adellijke en

235 Virginia Reinburg, French books of hours: making an archive of prayer, c. 1400-1600 (Cambridge ; New York: Cambridge University Press, 2012), 7-9

236 Wieck en Lawrence R. Poos, Time Sanctified, 33.

237 Wieck en Lawrence R. Poos, Time Sanctified, 36.

238 Paul Freedman, Images of the medieval peasant, Figurae (Stanford, Calif: Stanford University Press, 1999), 15-21.

Uit de bronnenanalyse is gebleken dat er een scheve representatie bestaat in de bestudeerde getijdenboeken als het gaat om illustraties van het rurale landschap van de zandregio en dat van de kuststreek. Over het algemeen illustreerde Simon Bening een ruraal landschap van gemengde, kleinschalige landbouw waar boeren veel kapitaal onderling deelden in de vorm van bijvoorbeeld trekpaarden. Dit betreft vaak illustraties van halfopen landschappen met veel percelen omringd door heggen en bomenrijen en waar de elites van de samenleving recreëerden en toezicht hielden over de werkende boeren. Hoewel een aantal illustraties representatief kan zijn voor het rurale landschap van de kustregio, lijkt de zandstreek dominant. In deze paragraaf worden een aantal mogelijke verklaringen gegeven voor dit verschil in representatie tussen de twee onderzoeksgebieden. Ten eerste worden de percepties van de opdrachtgevers nader bestudeerd. Hoe heeft hun kijk op het rurale landschap de inhoud van de illustraties bepaald?

Vervolgens wordt de aard van de bron als religieus gebruiksvoorwerp besproken. Hoe heeft de religieuze ondertoon en symboliek invloed gehad op de afgebeelde rurale taferelen? Daarna wordt het getijdenboek als kunstmedium bekeken. Welke beperkingen hadden deze manuscripten voor de illustratoren en hoe had dit effect op wat zij afbeeldden? Ten slotte kijken we naar de invloed van het getijdenboek als esthetisch object. Voor veel leken was het getijdenboek hun enige kunstobject in huis. Voor rijkere lieden, die soms meer dan één getijdenboek in hun bezit hadden, waren de miniatuurschilderingen een geliefde kunstvorm die veel status en prestige uitstraalden.233

Het getijdenboek als genre ontstond door een evolutie van het privégebruik in de huiselijke setting van het psalterboek. Leken begonnen in de dertiende eeuw gebedenboeken ook thuis te gebruiken, maar hadden hierbij het psaltergedeelte omtrent de liturgische handelingen in de kerk niet nodig. Zo ontwikkelde deze gebedenboeken zich langzaam tot het getijdenboek.234 In de aard van het getijdenboek en de reden voor het bestaan van dit genre zitten dus de gebruiksvoorkeuren van leken. De invloed van deze gebruikers en hoe zij getijdenboeken gebruikten en hun voorkeuren omtrent het uiterlijk en de inhoud is dus van essentieel belang in

233 Wieck, "The book of hours," 436-437.

234Wieck, "The book of hours," 432.

4.4 Verklaringen voor het verschil in representatie van landschappen en

vuur wol spinnen en alles lijkt vredig. Het landschappelijk instabiele landschap van de kust, waar regelmatig overstromingen voorkwamen en ingepolderde gebieden verloren gingen, past niet in dit romantische beeld van het ideale rurale landschap. Daarnaast waren de illustraties van Bening veelal gericht op nut en doelmatigheid.244 Het doel van deze illustraties was om de jaarlijkse rurale cyclus af te beelden. Naast het overzicht van heiligendagen waren ze gericht op het bieden van rust en regelmaat voor de gebruiker. De grootschalige commerciële ondernemingen van de boerenbedrijven in het Brugse Vrije passen niet binnen dit doel. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het verschil in representatie van de twee onderzoeksgebieden.

Het rurale landschap van de zandregio paste beter binnen het doel van de illustraties.

Hoewel de gebruikers van getijdenboeken leken waren en bepaalde seculiere invloeden te herkennen zijn in de illustraties, moeten we niet vergeten dat het getijdenboek in essentie een religieus voorwerp is, bedoeld voor alledaagse persoonlijke devotie. Getijdenboeken brachten de kerk naar het huis van hun eigenaren door middel van bepaalde motieven en gebeden. Hierbij waren de illustraties visuele hulpmiddelen. Illustraties gaven aan wanneer in het manuscript een nieuwe tekst begon en belichaamde ook de essentie van de tekst. Op de kalenderpagina’s was er naast het overzicht van de heiligendagen geen verdere tekst en boden de illustraties thema’s waar de gebruiker over kon nadenken en reflecteren.245 Hoewel details in deze illustraties konden verschillen per getijdenboek, was de afgebeelde cyclus van het jaar over het algemeen altijd dezelfde.

Binnen deze cyclus en de illustraties van rurale landschappen is een bepaalde religieuze symboliek te herkennen die een eventuele verklaring kan bieden voor het soort ruraal landschap dat het meest staat afgebeeld. De afgebeelde cyclus met per maand de bijhorende activiteiten symboliseert volgens Henisch het altijd doorgaande werk om te overleven.246 De afgebeelde rurale activiteiten waren nodig om genoeg eten op tafel te krijgen, maar ook om genoeg inkomen te generen voor andere zaken zoals consumptie en het betalen van huur. Het werk van de boer werd in de middeleeuwen als deugdzaam gezien. Agrarisch werk had een bepaalde spirituele waarde, omdat het als een vorm van boetedoening werd beschouwd. De boer zwoegde het hele jaar door zodat de rest van de samenleving genoeg voedsel had. De arbeid van de boer maakt

244 Wied. 13.

245 Wieck, “The book of hours,” 436-438.

246 Henisch, 2.

Religieuze ondertoon geestelijke elite.239 De tweedeling die we zien in getijdenboeken staat dus symbool voor de

verschillen tussen de twee klassen, maar ook voor hun wederzijdse afhankelijkheid.

Ook zien we hoe de elites toezicht houden over werkende boeren. Edelen waren in Vlaanderen niet alleen werkverschaffer en verpachter van grond. Via het bezit van heerlijkheden hadden zij ook een rechtelijke en administratieve functie. Een heerlijkheid was een eigendomsrecht dat niet per sé betekende dat de eigenaar de grond in bezit had, maar dat de eigenaar administratieve en rechtelijke macht had over de bewoners van de heerlijkheid.240 In de late middeleeuwen verkregen niet alleen veel adellijke geslachten heerlijkheden, maar ook rijke handelslieden en andere rijke stedelingen vergaarden dit soort gebieden. Mensen die ernaar streefden om een adellijke titel te krijgen hadden niet genoeg aan alleen grondbezit, hiervoor was het bezit van heerlijkheden essentieel. Het vergaren van heerlijkheden, het verpachten van grond en de opbrengsten uit de stukken landbouwgrond die dit soort elites direct bewerkten, leverde een fortuin op. In de kustregio werd dit nog uitgebreid met bedijkingsprojecten, hoewel dit risico’s met zich mee bracht.241 Al met al was het leven van de boer en de elite compleet met elkaar verweven. Dit werd in getijdenboeken op symbolische wijze afgebeeld door het contrast tussen de twee groepen te schetsen.

Dit model van samenleven tussen de elite en de boer was in de late middeleeuwen duidelijker zichtbaar in de zandregio dan in de kuststreek. In de zandregio waren er nog veel kleinere boerenbedrijven die zowel hun eigen stukken grond bewerkten, grond pachtten van een heer en in loondienst waren bij andere boerderijen. Ze produceerden binnen het sociale agrosysteem van een commercial survival economy veel verschillende producten en verbouwden veel verkoopbare gewassen zoals vlas en handelsgewassen.242 Zoals eerder besproken is deze kleinschalige vorm van gemengde landbouw goed terug te zien in de bestudeerde bronnen.

In tegenstelling tot de zandregio was de kuststreek een weids en instabiel landschap waar in de late middeleeuwen grootschalige boerenbedrijven domineerden en veel kleine boeren door te hoge bedijkingskosten al waren vertrokken.243 In de jaarcyclus van getijdenboeken lijkt evenwel nooit wat mis te gaan. Het weer is altijd gunstig, boeren leiden geen honger en zijn niet ziek. Natuurlijk is de winter koud, maar we zien de boeren in hun warme huizen bij het

239 Thoen, "Rural economy and landscape organization in pre-industrial Flanders," 255-257.

240 F. Buylaert, ‘Lordship, Urbanization and Social Change in Late Medieval Flanders’, Past & Present 227, nr. 1 (1 mei 2015): 37.

241 Buylaert, 37, 56.

242 Thoen, "A “commercial survival economy” in evolution," 105-110.

243 Thoen, “Social agrosystems” as an economic concept to explain regional differences," 54-60.

kader illustreerde hij vaak heuvellandschappen, terwijl liggende kaders onderaan het folio hij een voorkeur had voor vlakke landschappen. Margeret Goehring bevestigt ook dat de illustratie altijd ondergeschikt was aan de indeling van het folio waar de illustrator mee diende te werken.

250De maker was dus altijd beperkt door de aard van het medium. Dit lijkt ook bijgedragen te hebben aan de scheve representatie van de kuststreek tegenover de zandregio in de bestudeerde getijdenboeken, want deze boeken kenden meestal een staand formaat, terwijl het kustlandschap wijds en vlak was en daardoor geschikter voor een liggend formaat.

Binnen de ontwikkeling van geïllustreerde getijdenboeken is er een trend te zien waarin illustratoren steeds meer ruimte op de folio’s innamen.251 De ruimte die zij tot hun beschikking hadden binnen getijdenboeken was waarschijnlijk wel afhankelijk van verschillende variabelen, waaronder het budget van de opdrachtgever. Doordat binnen de steekproef van deze scriptie slechts vijf getijdenboeken geanalyseerd zijn, is aan de hand hiervan niet te zien of Bening door de tijd heen steeds meer ruimte innam op het folio. De twee getijdenboeken waarin zijn illustraties foliodekkend zijn, bevinden zich echter wel aan het einde van de tijdsperiode waarin de bestudeerde boeken zijn gemaakt. Deze grotere kaders boden Bening de mogelijkheid om meer elementen van het rurale landschap te incorporeren in zijn composities. De bestudeerde landschappen van Bening zit de kijker altijd vanaf een horizontaal perspectief. Hierdoor was het een logische keuze voor Bening om ook heuvellandschappen te illustreren, want op deze wijze kan de kijker meer elementen in de ‘verte’ van het opgaande landschap zien. Bij een vlak landschap was een groot deel van het opstaande kader gevuld geweest met een afbeelding van de lucht. Hoewel een heuvellandschap in beide onderzoeksgebieden niet thuishoort, bood dit Bening een goede oplossing voor het vullen van de beschikbare ruimte.

Naast het feit dat getijdenboeken religieuze objecten zijn, waren het voor hun gebruikers ook kunstobjecten. Simon Bening hield zich aan een bepaalde standaard wanneer hij getijdenboeken illustreerde, maar was daarnaast ook als kunstenaar beïnvloed door thema’s en trends rondom esthetiek. Bening haalde inspiratie uit eerder gemaakte modellen en andere genres van schilderkunst. Judith Anne Testa onderzocht bijvoorbeeld hoe de illustraties van Bening zijn beïnvloed door de kunst van Leonardo Da Vinci, Michelangelo en Raphael. Ze stelt daarbij onder meer de vraag in hoeverre Bening de kunst van de Italiaanse Renaissance toegankelijk

250 Goehring, 58.

251 Wieck, "The book of hours," 444.

Invloed van esthetiek het leven van andere groepen in de samenleving, zoals edelen, mogelijk.

Aan de andere kant werd het werk van de boer gekarakteriseerd als de straf voor de mens door de zonde van Adam en Eva in het paradijs. Arbeid op zichzelf werd, ook in de context van het paradijs, gezien als deugdzaam en niet als een straf. Na de zonde van Adam en Eva werd de mensheid echter gestraft met zwaar, zwoegend werk. De relatie van de mens tot de natuur veranderde in een wrede en zwaardere vorm van arbeid, waarbij de mens de extremen van de natuur moet doorstaan om te kunnen profiteren van wat er groeit.247 Hoewel dit een thema zou kunnen zijn dat werd gesymboliseerd door de afgebeelde jaarcyclus, lijken de boeren geïllustreerd door Bening niet te lijden onder barre omstandigheden en extreme natuurverschijnselen. Er overheerst een kalmte over het afgebeelde rurale landschap, waarin alle arbeid soepel lijkt te verlopen. We zien geen kapotte ploegen of gebroken spaden, het weer past altijd bij het desbetreffende seizoen, iedereen heeft gepaste kleding aan en we zien geen honger of ziekte.248 De deugdzaamheid van de hardwerkende, productieve boer lijkt hierdoor de overhand te hebben. Binnen dit kader van het ideale agrarische jaar past daarom het vrij instabiele kustlandschap er niet bij in. Projecten zoals bedijkingen, inpoldering en ontginning waren geen activiteiten die elk jaar op een vast moment plaatsvonden. Dit waren grootschalige projecten waar veel kapitaal voor nodig was en die veel risico met zich meebrachten.

Ondanks dat Simon Bening bekend staat om zijn zeer gedetailleerde illustraties en hij een pionier was als voorloper op de landschapsschilderkunst, illustreerde hij weinig nieuwe iconografische elementen en onderwerpen. Getijdenboeken hadden een aard van herkenbaarheid dat de gebruiker gerust moest stellen. De illustraties hadden als doel om te bevestigen dat alles in de wereld van God voortleeft en op de juiste plek staat en functioneert in het landschap.249 Binnen de symboliek van het ideale, agrarische jaar en de daarbij horende deugdzame en hardwerkende kleine boer hadden dit soort grootschalige commerciële projecten dus geen plek, ondanks dat ontginning en turfwinning een belangrijk en karakteristiek aspect waren van zowel de kust- als de zandregio in Vlaanderen.

Uit de bronanalyse bleek voorts dat de vorm van het kader waarin Bening schilderde een grote invloed had op het soort landschap en reliëf dat hij afbeeldde. Bij een foliovullend opstaand

247 Freedman, 28-30.

248 Henisch, 10-15.

249 Goehring 84.

Beperkingen van het medium

Twee unieke gebieden van Vlaanderen stonden centraal in dit onderzoek. De zand- en kustgebieden zijn al vaker tegenover elkaar gezet in onderzoeken naar hun tegengestelde sociaaleconomische ontwikkeling gedurende de middeleeuwen. Hierbij worden vaak geschreven bronnen gebruikt omtrent bezitsverhoudingen, wetgeving en financiën. Ook vanuit historisch-geografisch perspectief is veel bekend over de landschapsgenese, ondergrond, vegetatie en hydrologie van deze gebieden. Om nieuwe inzichten toe te voegen over de visuele aspecten van de rurale landschappen in de zand- en kustgebieden, zijn in deze scriptie contemporaine illustraties van het laatmiddeleeuwse landschap gebruikt.

De bestudeerde illustraties gemaakt door Simon Bening en leden van zijn werkplaats werden in de zestiende eeuw al geprezen voor hun detail en dynamische landschappen. Het schilderen van gedetailleerde landschappen onderscheidde Bening als kunstenaar en maakte hem een voorloper op de landschapsschilderkunst dat later in de zestiende eeuw als genre opkwam.

Het doel van deze scriptie was om de representatie van de Vlaamse zand- en kustgebieden in deze landschapsschilderingen te onderzoeken. Per illustratie zijn alle zichtbare elementen omtrent landschapsvorm-, gebruik- en inrichting geanalyseerd om voor het voetlicht te brengen in hoeverre deze aansluiten bij de rurale landschappen in de zand- en kustgebieden.

Uit deze analyse is gebleken dat de gevonden elementen met name aansluiten bij de zandregio. Op een groot deel van de illustraties zijn kleinschalige landbouwstructuren te zien zoals vormen van gemengde landbouw, omheiningen, kleinschalige akkers met hier en daar grote akkercomplexen die eventueel kouters kunnen zijn. Deze elementen zijn in verband te brengen met de commercial survival economy van de laatmiddeleeuwse zandregio. Het doel van de kleinschalige boerenbedrijven was om voedsel te verbouwen voor henzelf en daarnaast, door middel van andere productieprocessen zoals wolproductie, vlas- en linnenbewerking en het verbouwen van verkoopbare gewassen, geld te genereren voor consumptie, pachtprijzen en belasting. De grootschalige commerciële boerenbedrijven van de kustregio zijn daarentegen niet duidelijk terug te zien in de illustraties. In bepaalde getijdenboeken zijn wel vrij open, vlakke landschappen afgebeeld die doen denken aan de zeekleipolders in de kustregio. Dit kan echter ook verklaard worden aan de hand van het soort kaders waarin deze altijd zijn afgebeeld, namelijk horizontale, rechthoekige kaders onderaan de folio’s.

Conclusie 5

was voor Bening. Hij was bijvoorbeeld in het bezit van Italiaanse gravures en schetsen. Volgens Testa was hij niet bang om Italiaanse motieven toe te passen waar het hem diende. Bening haalde bijvoorbeeld inspiratie uit Italiaanse religieuze afbeeldingen bij het schilderen van religieuze figuren. Deze plaatste hij echter vervolgens in rijke, dynamische landschappen. Op deze wijze combineerde hij tradities van Vlaamse getijdenboeken met de artistieke wereld van Italië.252

Dit zou eveneens een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de vele heuvel- en berglandschappen die in combinatie met typisch Vlaamse landbouwactiviteiten en middelen staan afgebeeld. De rurale landschappen van Bening laten kleinschalige gemengde bedrijven zien met daarin pittoreske vakwerkboerderijen en veel overgangen tussen gesloten bossen en omheinde percelen en grasvelden. Dit sluit beter aan bij de zandregio van Vlaanderen, terwijl veel van de getijdenboeken van Bening werden geproduceerd in Brugge. Het feit dat Simon Bening zowel in Gent als Brugge actief is geweest als miniatuurschilderaar betekent echter dat hij bekend was met beide rurale landschappen. Rondom de stad Brugge waren de landschapsvormen die hoorden bij het commerciële, grootschalige landbouwsysteem van de kustregio goed zichtbaar.

Hij en zijn medekunstenaars kunnen niet anders dan bekend zijn geweest met dit landschap door zich alleen al voort te bewegen binnen hun eigen leefomgeving of door te reizen tussen Gent en Brugge. Toch is dit rurale landschap minder duidelijk gepresenteerd in de getijdenboeken die zij illustreerden. Het feit dat Bening inspiratie haalde uit verschillende gebieden en genres schilderkunst zou erop kunnen wijze dat esthetiek een grote factor in zijn keuzeproces was.

252 Testa, 107-110.

was dat status en rijkdom uitstraalde, bleef het op de eerste plaats een religieus object. In de illustraties zijn bepaalde religieuze motieven geprojecteerd op het werk van boeren. De boer wordt afgebeeld als deugdzame werker en zijn werk stond symbool voor de altijd herhalende cyclus van de seizoenen en het rurale werk dat elk jaar uitgevoerd moest worden. Binnen dit motief passen bepaalde activiteiten beter dan andere. De gemengde kleinschalige landbouw van de zandregio past hier beter in dan de grootschalige commerciële boerenbedrijven van de kustregio. In de kustregio was de landbouw meer gespecialiseerd in bijvoorbeeld veeteelt en zuivelproductie. Specialisatie in een bepaald soort product past niet binnen de herhalende cyclus van het jaar waarin de productie van voedsel en het meegaan met de seizoenen centraal staat.

Daarnaast was het doel van deze illustraties om de gebruiker te laten reflecteren over het geloof en het leven op aarde. Dit zou een reden kunnen zijn waarom met name kleinschalige, vrij sobere rurale taferelen zij afgebeeld en niet de grootschalige commercie en inpolderingsprojecten van de kustregio.

Ten slotte schemeren ook de esthetische voorkeuren van Simon Bening zelf door in zijn landschapsschilderingen. Het was gebruikelijk bij de productie van getijdenboeken om modelafbeeldingen over te nemen bij het illustreren. Hierdoor zijn in veel getijdenboeken soortgelijke composities en figuren terug te zien. Hiernaast was Simon Bening ook bekend met Italiaanse kunst en landschappen. Hij paste motieven uit bijvoorbeeld Italiaanse gravures toe in zijn illustraties. Dit combineerde hij met landschapsvormen uit andere gebieden dan zijn woonplek om zo een dynamische compositie te maken. Hoewel Simon Bening met zowel de zandregio als de kuststreek waarschijnlijk goed bekend was en in beide gebieden heeft gewerkt, zien we dus ook dat hij inspiratie haalde uit andere regio’s en soms zijn fantasie gebruikte.

De zand- en kustgebieden van Vlaanderen zijn met name terug te zien in de details die Simon Bening incorporeerde. Wanneer we goed kijken naar de werkende boeren zien we overal details uit afkomstig deze gebieden waar Bening zelf ook woonde en werkte. Deze elementen zijn van grote waarde, omdat het vaak alledaagse bezigheden en objecten zijn die in andere soorten bronnen nauwelijks worden genoemd. Ondanks het feit dat deze illustraties een stilstaand beeld laten zien, beelden ze wel de interactie af tussen mens en natuur af. Het is precies deze interactie die het landschap vormt en het haar karakter geeft. Voor toekomstig onderzoek zou het nuttig zijn om een groter corpus getijdenboeken te bestuderen en te analyseren welke verschillende soorten activiteiten en landschapsvormen nog meer staan afgebeeld en of dit verschilt per regio en tijdsperiode waarin de illustraties zijn gemaakt. Ook kan onderzocht worden of grote verschillen hierin te vinden zijn bij andere getijdenboekillustratoren of tussen Elementen die overeenkomen met beide onderzoeksgebieden zijn agrarische technieken

en middelen die zijn afgebeeld. Over de gehele steekproef wordt altijd dezelfde soort ploeg afgebeeld: de éénstaartsploeg, een typisch Vlaams instrument. Twee andere instrumenten die typisch waren voor Vlaanderen waren de pik en pikhaak die werden gebruikt bij de oogst van granen. Ook deze staan regelmatig afgebeeld in de bestudeerde illustraties. ook methodes van bosbouw die werden gebruikt in Vlaanderen zijn terug te zien. Dit wijst op een hoge mate van detail wat suggereert dat Simon Bening en leden van zijn werkplaats goed bekend waren met rurale instrumenten en technieken.

Een aspect van het rurale landschap dat niet goed is af te lezen aan de hand van visuele bronnen zijn bezitsverhoudingen. In de illustraties zijn meestal een aantal boeren samen aan het werk en is het niet duidelijk of dit mensen van dezelfde boerenfamilie zijn of dat bijvoorbeeld een stuk gemene grond wordt bewerkt. De verschillen in bezitsverhouding onder boeren zijn dus niet terug te zien in deze bronnen. Wel worden bepaalde elitelandschappen afgebeeld in de vorm van jachtpartijen, valkerij en andere recreatieve bezigheden. Rijk geïllustreerde getijdenboeken waren doorgaans in het bezit van personen uit hogere klassen die zelf niet participeerden in ruraal werk. Als we aannemen dat de eigenaren van deze getijdenboeken invloed hadden op wat werd geïllustreerd, kunnen de illustraties dus een projectie zijn van hun indirecte ervaringen met het rurale landschap. Hierdoor kunnen de illustraties een vervormde, geromantiseerde versie van het landschap weergeven, gestuurd door de percepties en idealen van de hogere klassen.

Hoewel de verhouding tussen boer en grootgrondbezitter of heer aan bod komt in de secundaire literatuur, mist er nog een diepgaand onderzoek over de alledaagse sociale interactie tussen boer en elite. De edelen van de zandregio deden hun best om bewoners aan te trekken naar hun heerlijkheden door belastingen en pachtprijzen relatief laag te houden.

Zijn er echter nog andere vormen van tegemoetkoming te vinden tussen heer en boer? De bestudeerde illustraties van deze scriptie laten bepaalde stereotypes interactie zien. De heer of edelvrouw kijkt toe op de werkende boeren of rijdt langs een boerderij met de opbrengst van zijn jachtpartij. We zien af en toe een boer die zijn hoed afzet voor een edele en buigt. Met een breder scala aan getijdenboeken zou onderzoek gedaan kunnen worden naar sociale interacties tussen verschillende bevolkingsgroepen die zijn afgebeeld om te kijken of hieruit iets is op te maken over de sociale verhoudingen tussen deze groepen.

Naast de invloeden van de eigenaren op getijdenboeken, zijn de invloeden van het christendom terug te zien in de illustraties. Hoewel een getijdenboek voor velen een kunstobject