• No results found

2.4. Werkput 3: Poortkelder voor het poortgebouw: beschrijving van de sporen en vondsten

2.4.2. Uitdieping van de poortkelder

De poortkelder werd in verschillende fases uitgediept tot ca. 1,40 m onder de rand van de mergelstenen wanden. Eerst werd de zuidwestelijke helft van de poortkelder zo diep als werkbaar was verdiept. Om veiligheidsredenen werden in de diepte om de halve meter horizontale schoren tussen de muur en het profiel geplaatst. Hierna kon een bijna compleet profiel van de vulling van de poortkelder worden ingetekend. De profieltekening werd vanuit de andere zijde aangevuld, na het machinaal verdiepen van de tweede (en verstoorde) helft van de vulling van de poortkelder. Het zuidwestelijk profiel werd vanzelfsprekend gedetailleerd gefotografeerd en beschreven. We zullen de stratigrafie van de keldervulling verder in deze tekst bespreken.

De zuid- en noordwestelijke wand van de poortkelder bleken volledig uit zorgvuldig afgewerkte mergelblokken van een erg goede kwaliteit te zijn opgebouwd. Het metselwerk was van een zeer goede kwaliteit, en de blokken sloten aan met voegen van nauwelijks een centimeter breed. Op de zuidwestelijke wand was een kwart cirkelvormig patroon van schaven en groeven zichtbaar. Dit lijnenpatroon, veroorzaakt door het in de kelder kantelen van de brug, liet ons toe de plaats te bepalen waar zich de as moet bevonden hebben waarop de brug draaide. De stevige verankerde natuursteen blokken boven op de kelderwand dienden hierbij als verankerings-punt.

Afb. 28: De uitgediepte en geschoorde westelijke helft van de poortkelder in werkput 3 (ARON bvba).

De hierboven vermelde zuidoostelijke wand was daarentegen gebouwd met onregelmatige natuursteen zonder een echt verband, en scheen op basis van de losse aanzet met de mergelmuur in een latere fase ‘ingepast’ te zijn geweest in de reeds bestaande kelder. De mergelstenen die achter de muur (brugzijde) zichtbaar waren vormen mogelijk de dekstenen van een volledig buitenparement in mergel, maar dit kon wegens de aanwezigheid van de huidige betonbrug niet worden nagegaan. De zone ten zuidoosten van de mergelstenen is in de vorige eeuw grondig verstoord als gevolg van het plaatsen van de huidige brug kort na 1972.

a. Volledige uitdieping poortkelder

In een tweede fase werd de resterende profielbank van de poortkeldervulling machinaal tot op de moederbodem verwijderd. Dit bood de kans om de overige kelderwanden te registeren, en de diepste stratigrafische sequentie van de keldervulling vanuit de andere profielzijde te vervolledigen.

Zowel de zuidoostelijke als de noordwestelijke wand was licht beschadigd door de insteek van een recente nutsleiding. Dezelfde insteek kon overigens worden gevolgd in het vlak onder de poortdoorgang (zie hierboven). Bovenaan de noordoostelijke wand van de poortkelder werden in tegenstelling tot de tegenoverliggende zijde geen blokken natuursteen aangetroffen. Gezien de beschadigingen aan de muur op deze plaats (elektriciteitsleiding) lijkt het er wel op dat deze oorspronkelijk aanwezig waren.

In deze wand waren diepe schuine groeven en kapsporen zichtbaar die duidelijk met opzet waren aangebracht. In tegenstelling tot de krassen en groeven op de tegenoverliggende wand lijkt het hier niet om gebruikssporen van het brugmechanisme te gaan. De sporen op de noordwestelijke wand beslaan ook de radius waarin de brug kantelde, maar ze zijn dieper en komen in verschillende richtingen voor. Het gaat hier duidelijk om haksporen, aangebracht met een scherp werktuig in de

mergelwand. Een mogelijke verklaring is dat de brug (al dan niet bij de plaatsing) knelde en men één zijde van de poortkelder wat heeft bijgewerkt om dit probleem te verhelpen.

De stratigrafie van de keldervulling kon op basis van een extra profielbankje uiteindelijk als volgt worden gereconstrueerd (van boven naar onder): bovenaan een stevig aangestampte puinlaag, met talrijke grote keien, steenkoolfragmenten en baksteen, die te correleren is met de keienbestrating in het westelijke kwartier van vlak 1 (S36). Deze wordt gevolgd door een zandige en vrij losse laag van lichtbruine tot lemige kleur en donkerbruine vlekken, met keien en fragmenten van leien, baksteen en houtskool (S37). Daarna een donkerbruin zandig puinpakket met talrijke baksteenfragmenten, keien, kalkmortel en leien (S39), en een pakket dunne laagjes van afwisselend fijn zand en puin of kiezel

(S41). Daaronder een lichtbruin gekleurde zandige laag (S40). Vervolgens onderscheidden we een

donkerbruine tot donkergrijze laag, met talrijke houtskoolpartikels, mergel- en kalkfragmenten en groene leien (S43). Ze was rijk aan archaeologica (aardewerk, spijkers, munt, …), en bevatte verder ook grote keien en bewerkte mergelblokken. Binnen deze laag was in het profiel een bruin zandig pakket zonder bijmenging zichtbaar (S42). Onder S43 bevond zich een geelbruin zandig pakket dat vrij homogeen van kleur en textuur was, maar arm aan vondsten (S119). Vervolgens, lichtjes opgestuwd naar de zuidoostelijke wand toe, een donkerbruine tot zwarte laag, die bijzonder rijk was aan steenkoolfragmenten (S120). Deze bevatte verder ook botjes, aardewerk, leien, spijkers, keien en bewerkte mergelblokken, evenals kleine fragmenten van bakstenen of dakpannen. Tenslotte, net boven de lichtgrijze moederbodem, een 35-40 cm dikke donkere grijsbruine laag met kleine kalkfragmenten.

Afb. 29: Stratigrafie van de poortkeldervulling (ARON bvba).

b. Vondsten

De vondsten uit S36, gevonden op of tussen de keienvloer, laten we hier buiten beschouwing, aangezien hun relatie tot de bestrating niet volledig duidelijk is. S37 bevatte, naast een groot aantal dierlijke botten, ondermeer een geglazuurde tegel, een halsfragment van een mineraalwaterkruik (18de eeuw), en een stuk sterk verbrande leem of steen.

Uit S39 recupereerden we onder andere een steengoedfragment uit Raeren (ruwweg 16de-18de eeuw), en een grijze daklei. S40 bevatte opnieuw geglazuurde tegels, en verder vensterglas. Nogmaals een

S36 S37 S39 S41 S120 S119 S40 S42 S43 0 1 m LA-06-PI PROJECT BURCHTRUINE PIETERSHEIM 3.2 Werkput 3

Vulling poortkelder, profiel A

1/20 LA-06-PI-WP3-profA EW JV BL 18 10 2006 Natuursteen B A

Verdiepte zones &

profielen

Mergel Baksteen

42

Vaste referentiehoogte

(in m TAW) (in m TAW)

Absolute hoogte Vondstnummer

tegel, ditmaal ongeglazuurd en reducerend gebakken, in S41. S42 was zoals gezegd een ‘steriele’ laag zonder vondsten. Dit in tegenstelling tot de er omheen liggende laag S43, die bijzonder vondstrijk bleek te zijn. Hierin vonden we ondermeer laat steengoed uit Langerwehe (17de-18de eeuw),

faience (vanaf midden 17de eeuw), witbakkend aardewerk met gele loodglazuur en bruine

mangaanvlekken (18de eeuw), opnieuw geglazuurde tegels en vensterglas dat bijzonder sterk gelijkt op dat gevonden in S40. Tenslotte ook bewerkte mergelblokken en een uitgeholde ‘schacht’ in natuursteen, en een sterk afgesleten en aan één zijde met concretie bedekte kopermunt, een zogenaamde brûlé van 8 sous van Ernst van Beieren, prinsbisschop van Luik (1581-1612).

In S119 vonden we enkel een spijkerfragment. Uit de daaronder liggende laag S120, die zoals gezegd bijzonder rijk was aan steenkool, werden twee witbakkende aardewerkfragmenten met heldere lichtgele loodglazuur gerecupereerd.

Afb. 30: De wanden van de poortkelder: (van linksboven naar rechtsonder) de zuidwestelijke, de zuidoostelijke, de noordoostelijke en noordwestelijke muur. Bemerk de hak- en slijtagesporen (ARON bvba).

c. Datering

Samenvattend lijkt de vulling dus over de volledige diepte van de poortkelder vrij homogeen samengesteld, d.w.z. afwisselend lagen afbraakpuin (vensterglas, tegels, bakstenen, bewerkte mergelblokken, spijkers, …) en vrij zuivere zandpakketten, met vondstenmateriaal dat algemeen naar

de 18de eeuw lijkt te verwijzen. Een 16de-eeuwse munt is niet ongewoon in vullingen met deze

datering: dergelijk kleingeld gingen soms eeuwen mee5. We mogen dan wellicht ook veronderstellen dat de vulling binnen een korte tijdsspanne werd gestort. De ‘onregelmatige’ vormen van de opeenvolgende vullingslagen (opgestuwd tegen een wand, een laag volledig omgeven door een andere, …) en de scherpe aflijning ertussen lijkt dit alleen maar te bevestigen.

In de loop van de 18de eeuw werden in Pietersheim in elk geval uitgebreide renovaties uitgevoerd. In 1721 wordt de slotkapel helemaal opgekalefaterd naar aanleiding van het huwelijk van

5

Dit blijkt ondermeer uit de samenstelling van de kopermuntschat van Nieuwerkerken, waarvan de oudste munten opklimmen tot Ernst van Beieren (1581-1612), hoewel de schat wellicht pas in 1805 werd verborgen (R. Van Laere & R. Nijssen, Wie het kleine niet eert is het grote niet weerd, Wijer, 2007, p. 28).

0 1 m LA-06-PI PROJECT BURCHTRUINE PIETERSHEIM 3.3

Werkput 3 Poortkelder, wand zuid 1/20 LA-06-PI-WP3-wN

EW JV BL 06 10 2006 Natuursteen B A

Verdiepte zones &

profielen

Mergel Baksteen

42

Vaste referentiehoogte

(in m TAW) (in m TAW)

Absolute hoogte Vondstnummer

0 1 m LA-06-PI PROJECT BURCHTRUINE PIETERSHEIM 3.4

Werkput 3 Poortkelder, wand oost 1/20 LA-06-PI-WP3-wO

EW JV BL 06 10 2006 Natuursteen B A

Verdiepte zones &

profielen

Mergel Baksteen

42

Vaste referentiehoogte

(in m TAW) (in m TAW)

Absolute hoogte Vondstnummer

1 m 0 LA-06-PI PROJECT BURCHTRUINE PIETERSHEIM 3.5

Werkput 3 Poortkelder, wand west 1/20 LA-06-PI-WP3-wW

EW JV BL 06 10 2006 Natuursteen B A

Verdiepte zones &

profielen

Mergel Baksteen

42

Vaste referentiehoogte

(in m TAW) (in m TAW)

Absolute hoogte Vondstnummer

1 m 0 LA-06-PI PROJECT BURCHTRUINE PIETERSHEIM 3.6

Werkput 3 Poortkelder, wand zuid 1/20 LA-06-PI-WP3-wZ

EW JV BL 06 10 2006 Natuursteen B A

Verdiepte zones &

profielen

Mergel Baksteen

42

Vaste referentiehoogte

(in m TAW) (in m TAW)

Absolute hoogte Vondstnummer

Eugène van Merode-Westerlo met prinses Charlotte van Nassau-Hadamar6. We vermeldden reeds de

sloop in 1739 van de oude rentmeesterij, waarna een volledig nieuw gebouw wordt opgetrokken7.

Eveneens in 1739 werden herstellingen uitgevoerd aan de zogenaamde ‘voorste’ poort8, wordt het

dak van de kapel aangepakt, en worden het interieur en de ramen hersteld9. Tenslotte vermeldt een 18de-eeuwse historische bron de sloop van de poorttoren in 174510. Mogelijk kunnen we de puinlagen in de vulling van de poortkelder met deze sloop- en verbouwingsactiviteiten in verband brengen. In het geval van de poorttoren kan het puin misschien zelfs rechtstreeks in de poortkelder zijn gegooid. Blijft de vraag naar de datering van de poortkelder zelf. Naar alle waarschijnlijkheid werd ze aangelegd kort nadat het kasteel in handen was gekomen van de Merodes en overal op het eiland nieuwe gebouwen in regelmatige mergelblokken werden opgetrokken. In dat geval moet de bouw in de eerste helft van de 15de eeuw worden geplaatst. De zuidoostelijke wand in natuursteen is echter jonger, aangezien ze in de bestaande kelder werd ingepast. Omwille van het ruwe en onverzorgde karakter van het steenverband, en de toch niet zo geringe dikte van de muur (ca. 0,60 m), kwamen we tot het idee dat ze misschien werd gebouwd naar aanleiding van de militaire dreiging rond het domein aan het einde van de 16de en in de loop van de 17de eeuw. Of misschien werd ze in de 18de eeuw ingeplaatst om de ouderwetse poortkelder te kunnen opvullen.

Om zich te verweren tegen de dreiging van de Luikse prinsbisschop Gerard van Groesbeek liet Jan IX van Merode in 1576 op het kasteeleiland vestingwerken uitvoeren11. De gewelddadige opeising van het slot door Alexander Farnese in 1579 maakte echter voortijdig een eind aan de werkzaamheden. Ook nog later, in 1670 worden versterkingen geattesteerd, ditmaal door Maximiliaan van Merode die

met een garnizoen en artillerie zijn eigen kasteel bezet12. Tevergeefs overigens, want in 1696

plunderen de Luikenaars het kasteel. De schade wordt pas tientallen jaren later hersteld (zie hierboven)13. Mogelijk dateert de zuidoostelijke muur dus van één van deze versterkingsfases, al is het ook niet uit te sluiten dat ze in een vreedzamere periode werd opgetrokken.

6

J. Ph. E. de Merode-Westerloo, Mémoires de Feld-Maréchal Comte de Merode-Westerloo, Chevalier de la Toison d'Or, Capitaine de Trabans de l'Empereur Charles VI, etc., etc., 2, Brussel, 1840, p. 290.

7

ARAB, Familiefonds van Merode-Westerlo, I 359, Rentmeestersrekeningen 1738-1739, f° 74 v°, 80 v°, 85 r°, 87 r°.

8

ARAB, Familiefonds van Merode-Westerlo, Q 634, Rentmeestersrekeningen 1738.

9

ARAB, Familiefonds van Merode-Westerlo, Q 634, Generale uijtgaeve ten diensten van sijne Excellence Den Genaedigsten Heere Marquis de Westerlo, ende ter behoeven van de Heerlijckheyt Petersheijm 1737.

10

“ La seigneurie de Petersheim a eu une Tour semblable a ladite fortresse [van de heer van Lodenaken]. Cette tour étant tombée, ou devenue caducque, fut renouvellée l’an 1111 [1400], et c’est celle qui subsiste encore sur la porte à l’entrée du chateau même et qui décline [ca. 1740] entièrement. Elle fut demolie l’an 1745 par ordre du seigneur pour éviter tout malheur, il en reste une petite partie. Les degrez de cette tour sont entièrement usez par la montée et descente des sentinelles du temps passé ” (ARAB, Familiefonds van Merode-Westerlo, C 126, Inventaris van archieven door R. Hennessy (ca. 1740), f° 29 v° - 30 r°)

11

ARAB, Familiefonds van Merode-Westerlo, C 126, Inventaris van de archieven, opgemaakt door R. Hennessy, 1740, deel 1, f° 75 r°.

12

ARAB, Familiefonds van Merode-Westerlo, C 126, Inventaris van de archieven, opgemaakt door R. Hennessy, ca. 1740, f° 112; C 967, Inventaris van de archieven, opgemaakt door R. Hennessy, ca. 1740, f° 104v° - 105 v°; M.G. De Louvrex, Receuil contenant les Edits et Reglements faits pour la Pais de Liège & Comté de Looz, IV, Luik, 1752, p. 261.

13

ARAB, Familiefonds van Merode-Westerlo, C 967, Inventaris van de archieven, opgemaakt door R. Hennessy, ca. 1740, f° 86 r°, nr. 69.