• No results found

Uitbreiding van de vrijheid van meningsuiting

In document VU Research Portal (pagina 167-170)

Sinds 2001 zijn er niet alleen pogingen ondernomen tot nadere wettelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting, maar ook tot uitbreiding ervan. Eén poging daartoe is geslaagd, twee andere initiatiefvoorstellen zijn nog aanhangig bij de Tweede Kamer. Zij komen hierna achtereenvolgens aan bod.

676 Kamerstukken II 2016/17, 34 665, nr. 1-2. Vgl. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt, Constitutionele toetsing van wetgeving ex ante. Ruimte voor versterking?, NJB 2016 (afl. 21), p. 1481.

677 Voorstel van wet van de leden Bosma en De Graaf ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest, Kamerstukken 34 078.

678 Kamerstukken II 2015/16, 34 078, nr. 4, p. 8-9.

Realisering van grondrechten

3.1. Initiatiefvoorstel afschaffing smalende godslastering (Schouw/De Wit)

Sinds 1 maart 2014 is de verbodsbepaling smalende godslastering uit het wetboek van strafrecht vervallen.680 Het gaat daarbij om de artikelen 147, 147a en 429bis WvSr (oud). Deze vervallen verklaring vloeit voort uit het daartoe aangenomen initiatiefvoorstel van de Kamerleden Schouw en De Wit, ten tijde van de indiening op 11 november 2009 de heren Van der Ham, de Wit en Teeven.681 De indieners meenden dat ‘wetsartikelen die aparte bescherming bieden aan (bepaalde) gelovigen niet passen in de idee van gelijke behandeling. Zij menen dat ongewenste uitsluiting van gelovigen, haatzaaien of het voorkomen van het verstoren van de openbare orde al voldoende zijn geregeld in andere wetsbepalingen. Ten slotte constateren de indieners dat het maatschappelijke en politieke debat voldoende aanknopingspunten biedt om grievende en smadelijke uitingen van repliek te dienen.’682 Het voorstel werd in de Eerste Kamer aangenomen na hoofdelijke stemming met 49 tegen 21 stemmen. Opvallend was dat eveneens werd aangenomen de motie-Schrijver. Deze motie verzocht de regering te onderzoeken of een mogelijke aanpassing van het Wetboek van Strafrecht religieuze minderheden kan beschermen tegen zwaar kwetsende uitlatingen, zonder de werking van de vrijheid van meningsuiting onnodig te beperken.683 Naar aanleiding daarvan liet de regering het WODC onderzoek verrichten.684 Uit dat onderzoek blijkt dat enerzijds de strafwet voldoende bescherming biedt tegen discriminerende uitingen over mensen wegens hun geloof, terwijl anderzijds door uitbreiding van die bescherming mogelijk de vrijheid van meningsuiting in het gedrang zou kunnen komen, aldus het kabinet, dat eraan toevoegt dat het tegen die achtergrond aanpassing van de strafwet niet nodig acht.685 Het rapport en de reactie daarop vonden brede weerklank in de commissie voor Veiligheid en Justitie in de Eerste Kamer. Daarmee was, ook voor senator Schrijver, de kous af.686

3.2. Initiatiefvoorstel afschaffing majesteitsschennis en de belediging van bevriende staatshoofden (Verhoeven)687

Twee dagen nadat de minister van Veiligheid en Justitie desgevraagd een brief toestuurde aan de Tweede Kamer met daarin zijn zienswijze op het verwijderen uit het Wetboek van Strafrecht van de artikelen die zien op strafbare belediging van hoofden en regeringsleden van bevriende staten, verscheen een initiatiefwetsvoorstel van 22 april 2016 van Kamerlid de heer Verhoeven (D66) dat strekt tot het doen vervallen van de afschaffing van de strafbaarstelling van majesteitsschennis (art. 111-113 Sr) en de

680 Wet van 23 januari 2014 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het laten vervallen van het verbod op godslastering, Stb. 2014, nr. 39.

681 Kamerstukken II 2009/10, 32 203, nr. 1.

682 Kamerstukken II 2009/10, 32 203, nr. 3, p. 1-2.

683 Kamerstukken I 2013/14, 32 203, E.

684 Het onderzoek resulteerde in het rapport: L.A. van Noorloos, ‘Strafbaarstelling van ‘belediging van geloof’, UvT 2014. Zie ook het wetsvoorstel ook: L.A. van Noorloos, ‘Het einde van een tijdperk? Over godslastering, vrijheid van meningsuiting en heilige huisjes’, Strafblad 2013, p. 450-459.

685 Kamerstukken I 2013/14, 32 203, F.

686 Kamerstukken I 2014/15, 32 203, G.

687 Voorstel van wet van het lid Verhoeven tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van het Wetboek van Strafrecht BES teneinde bijzondere bepalingen aangaande majesteitsschennis en de belediging van bevriende staatshoofden te doen vervallen, Kamerstukken 34 456.

belediging van het hoofd of lid van de regering van een bevriende staat (art. 118-119 Sr).688 Daarnaast ziet het voorstel op het doen vervallen van de bijzondere bescherming bij opzettelijke belediging aan ambtenaren in functie in brede zin van het woord, openbare lichamen, het openbaar gezag en openbare instellingen. Aan het voorstel ligt de gedachte ten grondslag, dat de bijzondere bepalingen met betrekking tot belediging van deze personen moeilijk houdbaar zijn wegens de vrijheid van meningsuiting. De bestaande commune beledigingsdelicten in het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr), smaad en smaadschrift (art. 261 Sr), laster (art. 262 Sr) en eenvoudige belediging (art. 266 Sr) volstaan volgens de indiener. Ook bijzondere bepalingen voor belediging van openbare instellingen en bestuurders zijn niet nodig. Uitgangspunt is dat het strafrecht op dit punt nog steeds een functie kan hebben, maar de bijzondere delicten zijn daarvoor niet nodig. De Afdeling advisering van de Raad van State constateert in haar advies van 20 juli 2016 dat de indiener met name in de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aanleiding ziet tot een aanpassing van de bijzondere strafrechtelijke bescherming bij belediging. De Afdeling neemt deze keuze van de initiatiefnemer als uitgangspunt, maar is van oordeel dat het voorstel om de bijzondere bescherming over de gehele linie te laten vervallen, te ver doorschiet. Dat betreft in het bijzonder het introduceren van het klachtvereiste voor zowel de Koning als alle andere publieke gezagsdragers. Daarnaast wijst de Afdeling op de inconsistentie in het voorstel met betrekking tot de positie van rechters. Het voorstel schaft de bijzondere bescherming van rechters af, terwijl de jurisprudentie van het EHRM op dit punt juist in de omgekeerde richting wijst, aldus de afdeling; reden voor de indiener om het voorstel daarop aan te passen. Nadien verscheen nog een nota van wijziging van 16 december 2016. Het voorstel is controversieel verklaard.

3.3. Initiatiefvoorstel verruiming vrijheid van meningsuiting (Van Klaveren)689

Het voorstel-Van Klaveren dateert van 13 oktober 2014. Het ziet kort gezegd op het uit het Wetboek van Strafrecht (Sr) schrappen van de strafbaarstellingen van groepsbelediging (artikel 137c Sr), aanzetten tot haat (artikel 137d Sr), aanzetten tot discriminatie (ook artikel 137d Sr) en het openbaar maken van uitlatingen die discriminatoir zijn of aanzetten tot haat (137e Sr). Opruiing, aanzetten tot geweld, feitelijke discriminatie en smaad en laster blijven door het voorstel onaangetast. Het voorstel is gelijkluidend aan het voorstel uit 2012 van toenmalig Kamerlid Driessen (toentertijd PVV, daarna lid van Voor Nederland (VNL)).690 Die deed de Voorzitter het voorstel toekomen daags voor zijn vertrek uit de Tweede Kamer en zonder medeweten van diens fractievoorzitter de heer Wilders, die zich er vervolgens niettemin achter had geschaard. De heer Driessen was tot zijn voorstel gekomen nadat overleg met het CDA over deze materie in 2010 op niets was uitgelopen.691 Hoewel de VVD ook zelf bezig was geweest met het onderwerp, heeft de VVD zich klaarblijkelijk niet gesteld achter het hier aan de orde zijnde initiatiefvoorstel. Het voorstel Driessen (later: Bosma) ligt stil sinds 2013; klaarblijkelijk reden ook voor de heer Van Klaveren om, na zijn vertrek uit de PVV, er zelf werk van te maken. In zijn advies van 5 december 2014 over het voorstel van Van Klaveren adviseert de Afdeling advisering van de Raad van State af te zien van de

688 Kamerstukken II 2016/17, 29 279, nr. 316.

689 Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting, van 10 oktober 2014; kamerstukken 34 051.

690 Kamerstukken 33 369.

Realisering van grondrechten

voorgestelde wijziging van de artikelen 137d en 137e Sr, reeds omdat de internationale en Europese verplichtingen die op Nederland rusten, daarvoor geen ruimte bieden.692 De Afdeling adviseert voorts nader te motiveren waarom schrappen van (onderdelen van) de artikelen 137c en 137d noodzakelijk is. De fracties van de VVD, PvdA, SP, CDA, D66, CU en SGP toonden zich in hun verslag bij het voorstel Van Klaveren bijzonder kritisch en negatief over het voorstel. Een zelfde beeld rees tijdens de plenaire behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer op 15 december 2016.693 Het voorstel is niet controversieel verklaard. Echter, niet alleen de heer Van Klaveren is sinds 15 maart 2017 uit de Tweede Kamer, ook zijn fractie bestaat niet meer. Niemand dus, om de behandeling van het voorstel over te nemen, zo lijkt. Waarschijnlijk geldt, wie het eerst komt, die het eerst maalt.694 Het Presidium van de Tweede Kamer wordt verzocht uitsluitsel te geven over verweesde voorstellen zoals deze.695

In document VU Research Portal (pagina 167-170)