rekenvoorschriften en tabellen
Uitzondering 1: onderbroken loontijdvak of in- of uitdienst- uitdienst-treding in het loontijdvak
7.3.5 Tijdvaktabellen: bijzondere situaties Voor de volgende bijzondere situaties gelden speciale regels
voor het gebruik van de tijdvaktabellen:
• Uw werknemer heeft een loontijdvak van zes of zeven dagen.
• Uw werknemer heeft een loontijdvak van korter dan een dag.
• Uw werknemer heeft een loontijdvak waarvoor geen tabel bestaat.
• Uw werknemer heeft verschillende loontijdvakken.
• U doet nabetalingen (vertraagd uitbetaald loon).
• Het kalenderjaar heeft 53 weken en uw werknemer heeft een loontijdvak van een week of vier weken.
• U hebt studenten of scholieren in dienst.
• U hebt oproepkrachten in dienst.
Uw werknemer heeft een loontijdvak van zes of zeven dagen Als het loontijdvak zes of zeven dagen is, gebruikt u de weektabel alsof uw werknemer vijf dagen heeft gewerkt.
Uw werknemer heeft een loontijdvak van korter dan een dag Als het loontijdvak korter is dan een dag, gebruikt u de dagtabel alsof uw werknemer een volle dag heeft gewerkt.
Uw werknemer heeft een loontijdvak waarvoor geen tabel bestaat Als uw werknemer een loontijdvak heeft waarvoor geen tabel bestaat, moet u herleiden. Daarbij knipt u het loon op in delen waarvoor wél een tijdvaktabel bestaat. Bijvoorbeeld bij een loontijdvak van vier maanden deelt u het loon door vier. U gebruikt voor dat vierde deel de maandtabel en de gevonden bedragen vermenigvuldigt u met vier.
Voorbeeld 1
Het loontijdvak is zes maanden. Het loon per zes maanden is € 6.000.
U bepaalt de loonbelasting/premie volksverzekeringen als volgt:
1. Herleid het loon tot loon voor een tijdvak waarvoor wel een tabel bestaat. In dit geval is herleiding tot een maandloon handig.
2. Bepaal met de maandtabel de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de arbeidskorting voor 1/6 deel van het loon (€ 1.000).
3. Vermenigvuldig de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de arbeidskorting met 6.
U hebt nu de juiste loonbelasting/premie volksverzekeringen en arbeids-korting voor het loontijdvak van zes maanden.
Voorbeeld 2
Het loontijdvak is 3,5 dag. Het loon voor dat loontijdvak is € 350.
U bepaalt de loonbelasting/premie volksverzekeringen als volgt:
1. Herleid het loon tot loon voor een tijdvak waarvoor wel een tabel bestaat. In dit geval is herleiding tot een dagloon handig.
2. Bepaal met de dagtabel de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de arbeidskorting voor 1/4 deel van het loon (€ 87,50). Een halve dag is bij het gebruik van de dagtabel ook een dag.
3. Vermenigvuldig de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de arbeidskorting met 4.
U hebt nu de juiste loonbelasting/premie volksverzekeringen en arbeids-korting voor het loontijdvak van 3,5 dag.
Uw werknemer heeft verschillende loontijdvakken
Het kan voorkomen dat u uw werknemer naast zijn periodieke loon nog een beloning (geen nabetaling) betaalt over een ander loontijdvak. U betaalt bijvoorbeeld loon over een maand plus provisie over drie maanden die al voorbij zijn.
U mag kiezen uit twee manieren om de loonbelasting/ premie volksverzekeringen over het andere loontijdvak te berekenen:
• U gebruikt de tabel voor bijzondere beloningen (zie paragraaf 7.3.6).
• U voert een herberekening uit (zie hierna onder
‘Herberekeningsmethode’).
De uitkomsten van de twee berekeningen kunnen verschillen.
U mag zelf kiezen welke manier u gebruikt.
Let op!
Bij twee of meer lonen uit vroegere dienstbetrekking, zoals pensioenen of lijfrenten, met verschillende loontijdvakken moet u altijd de herberekeningsmethode gebruiken.
Herberekeningsmethode
Als de werknemer beloningen over verschillende tijdvakken krijgt, kunt u – in plaats van de tabel voor bijzondere beloningen te gebruiken – de loonbelasting/premie volks
verzekeringen over het langste tijdvak bepalen door een herberekening. Bij een herberekening neemt u de volgende stappen:
1. Tel het loon van het langste tijdvak op bij alle andere lonen die in dat tijdvak belast zijn of nog belast moeten worden.
2. Bepaal met de tabel die geldt voor het langste tijdvak, de loonbelasting/premie volksverzekeringen over dit totale loon, en de bijbehorende arbeidskorting. U gebruikt de tabel die geldt op het moment dat u het loon over het langste tijdvak uitbetaalt. En u gaat uit van het loon van kolom 14 van de loonstaat (het tabelloon).
3. Bepaal met diezelfde tabel de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het totaal van het andere loon, en de bijbehorende arbeidskorting, dus zonder rekening te houden met het loon over het langste tijdvak.
Dit bedrag kan afwijken van wat u daadwerkelijk op het eerdere loon hebt ingehouden en van wat u eerder aan arbeidskorting hebt bepaald.
4. Trek de loonbelasting/premie volksverzekeringen die u hebt berekend bij stap 3 af van de loonbelasting/premie volksverzekeringen die u hebt berekend bij stap 2.
Doe hetzelfde met de arbeidskorting. Het verschil is het bedrag dat u moet inhouden op het loon over het langste tijdvak, en het bijbehorende bedrag aan arbeidskorting.
Voorbeeld 3
Een werknemer, geboren in 1962, voor wie u de loonheffingskorting toepast,
heeft elke maand een regulier loon van € 1.000. In april betaalt u ook de provisie over januari, februari en maart uit. Deze provisie is € 800.
Het langste loontijdvak is hier de periode januari tot en met maart, de periode waar de provisie betrekking op heeft. Het totale loon (tabelloon) van dat tijd-vak (een kwartaal) is 3 x € 1.000 + € 800 = € 3.800. Voor dit tijdtijd-vak is een tabel beschikbaar. U gebruikt de tabel die geldt op het moment dat u de provisie uitbetaalt, dus de witte kwartaaltabel die geldig is in april. Volgens de witte kwartaaltabel 2012 is de loonbelasting/premie volksverzekeringen over dit loon € 488,75. De arbeidskorting die hierbij hoort, is € 258,50.
U bepaalt wat u op het totaal van het reguliere loon van januari, februari en maart (€ 3.000) zou moeten inhouden. Daarbij gebruikt u de witte kwartaal-tabel die geldig is in april. De loonbelasting/premie volksverzekeringen over € 3.000 is € 331,00. De arbeidskorting die hierbij hoort, is € 152,75.
Op de provisie van € 800 houdt u in: € 488,75 - € 331,00 = € 157,75.
De bijbehorende arbeidskorting is: € 258,50 - € 152,75 = € 105,75.
Let op!
In dit voorbeeld gebruiken wij de kwartaaltabel die wij in januari 2012 hebben uitgegeven. Als de tabel in de loop van het jaar verandert, veranderen ook de bedragen in het voorbeeld.
Voorbeeld 4
Een werknemer, geboren in 1975, voor wie u de loonheffings korting toepast, heeft in januari en februari een loon van € 1.000. Op 1 maart treedt hij in dienst bij een nieuwe werkgever. In april krijgt hij van u nog de provisie over het eerste kwartaal (januari, februari, maart). Deze provisie is € 800.
Het langste loontijdvak bij u is de periode van januari tot en met maart, de periode waar de provisie betrekking op heeft. Maar omdat de werknemer in maart niet meer voor u gewerkt heeft, is het feitelijke loontijdvak een periode van twee maanden. Het totale loon (tabelloon) van dat tijdvak is (2 x € 1.000) + € 800 = € 2.800. Voor deze periode is geen tabel. Daarom moet u het loon herleiden (zie hierboven bij ‘U hebt een loontijdvak waar-voor geen tabel bestaat’). U deelt daarbij het totale loonbedrag door 2 en gebruikt de maandtabel die geldig is in april. De uitkomst vermenigvuldigt u met 2.
U berekent de loonbelasting/premie volksverzekeringen over de provisie nu als volgt:
1. Bereken de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het totale loon van € 2.800. Dit is: 2 x loonbelasting/premie volksverzekeringen over
€ 1.400 = (2 x € 189,58) € 379,16. De bijbehorende arbeidskorting is (2 x € 104,16) € 208,32.
2. Bereken wat de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het totaal van de eerdere maandlonen geweest zou zijn. Dit is: 2 x loonbelasting/
premie volksverzekeringen over € 1.000 = (2 x € 110,33) € 220,66.
De bijbehorende arbeidskorting is (2 x € 50,91) € 101,82.
3. Trek de loonbelasting/premie volksverzekeringen die u hebt berekend bij stap 2 af van de loonbelasting/premie volksverzekeringen die u hebt berekend bij stap 1. Doe hetzelfde met de arbeidskorting. Op de provisie van € 800 houdt u in: € 379,16 - € 220,66 = € 158,50. De bijbehorende arbeidskorting is: € 208,32 - € 101,82 = € 106,50.
U doet nabetalingen (vertraagd uitbetaald loon)
Voor nabetalingen (ook wel: vertraagd uitbetaald loon), zoals overwerkloon, provisies of caoloonsverhogingen met terugwerkende kracht, gebruikt u de tabellen voor bijzondere beloningen (zie paragraaf 7.3.6). Dit is de hoofdregel.
Een uitzondering geldt voor een nabetaling die betrekking heeft op een achteraf vastgesteld tijdvakloon of een achteraf vastgestelde uitkering die u in één keer uitbetaalt, terwijl u de werknemer of de uitkeringsgerechtigde over de nabeta
lingsperiode niet eerder een tijdvakloon hebt betaald.
Het gaat bijvoorbeeld om de volgende situaties:
• U betaalt de werknemer geen regulier loon meer uit. Na ver
loop van tijd betaalt u het nietbetaalde loon toch nog uit.
• U kent een uitkeringsgerechtigde met terugwerkende kracht een pensioen toe (aanlooptermijnen).
U berekent dan de loonbelasting/premie volksverzekeringen als volgt:
1. Herleid het bedrag tot een (gemiddeld) tijdvakloon.
2. Gebruik de loonbelastingtabel die op dat moment geldt.
U mag voor deze nabetalingen niet de tabel voor bijzondere beloningen gebruiken.
3. Vermenigvuldig het bedrag in de tabel met het aantal loontijdvakken waarop de betaling betrekking heeft.
Voorbeeld 5
Een werknemer, geboren in 1980, verdient € 2.000 per maand. U ontslaat hem en betaalt hem per oktober 2011 geen regulier loon meer uit. In een ontslagprocedure bepaalt de rechter dat het ontslag onterecht was. U hervat per april 2012 de reguliere loonbetalingen en u betaalt de werknemer in april 2012 in één keer zes maandlonen uit (totaal € 12.000). Er zijn geen andere inkomsten. De werknemer is verzekerd voor de werknemers-verzekeringen en voor de Zvw.
Bij loon-in-systematiek
U gebruikt voor elk nabetaald maandloon van € 2.000 de witte maandtabel die in april 2012 geldt. De loonbelasting/premie volksverzekeringen hierover is € 394,66. Dit bedrag vermenigvuldigt u daarna met 6. Het hele loon (€ 12.000) en de totale loonbelasting/premie volksverzekeringen geeft u, samen met het reguliere loon over april, aan in de aangifte over april.
Bij loon-over-systematiek
U rekent aan januari, februari en maart 2012 alsnog € 2.000 loon toe en verwerkt dat in die maanden in de salarisadministratie. U gebruikt voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen de witte maandtabel die respec-tievelijk in januari, februari en maart 2012 geldt. Voor de overige 3 loontijd-vaknabetalingen van € 2.000, die betrekking hebben op 2011, gebruikt u de witte maandtabel die in april 2012 geldt. U vermenigvuldigt het bedrag uit de tabel dat hoort bij € 2.000 met 3. De lonen die u aan januari, februari en maart 2012 hebt toegerekend, neemt u op in de aangifte over die tijdvakken of u verzendt daarvoor een correctie. Het loon over de 3 tijdvakken van 2011 en de bijbehorende loonbelasting/premie volksverzekeringen geeft u, samen met het reguliere loon over april, aan in de aangifte over april 2012.
Let op!
U berekent op deze manier misschien meer loonheffingskorting in 2012 dan waar de werknemer recht op heeft. Wij verrekenen dit voordeel van de extra heffingskorting via de aanslag inkomstenbelasting van uw werknemer. Uw werknemer is dit voordeel dan weer kwijt.
Werknemersverzekeringen en bijdrage Zvw
De premies werknemersverzekeringen en de bijdrage Zvw moet u op een andere manier berekenen, namelijk door middel van voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR) (zie paragraaf 5.5.3). U bepaalt eerst de hoogte van het loon dat betrekking heeft op tijdvakken van 2012. In dit voorbeeld is dat € 8.000 (januari tot en met maart voor de nabetaling en april voor het reguliere loon, iedere maand € 2.000). De overige € 6.000, die betrekking heeft op tijdvakken van vóór 2012, hoort ook tot het loon voor de werk-nemersverzekeringen en het bijdrageloon van april 2012.
Bij de loon-in-systematiek mag u in april rekening houden met 4 loontijdvak-ken voor het bereloontijdvak-kenen van de franchise voor de WW-Awf en het maximum-premie- en bijdrageloon. Het totale loon voor de werknemers verzekeringen, de berekende totale premielonen, het totale bijdrageloon en bijbehorende premies en bijdrage neemt u op in de aangifte over april. Bij de loon-over- systematiek rekent u het loon van januari, februari en maart 2012 toe aan die loontijdvakken, de rest van de nabetaling plus het reguliere loon over april (totaal € 8.000) is loon van april. Voor elk loontijdvak berekent u op gebrui-kelijke wijze de franchise WW-Awf en het maximumpremie- en bijdrageloon.
Let op!
In april is het premie- en bijdrageloon meer dan het maximum dat voor dat tijdvak geldt. Door voortschrijdend cumulatief rekenen (vcr) kan er in de loontijdvakken ná april een zogenoemd inhaaleffect optreden.
Hierdoor moet u in die maanden meer dan gebruikelijk aan premies werknemersverzekeringen of bijdrage Zvw betalen. Zie voor meer informatie over vcr paragraaf 5.5.3.
Kalenderjaar heeft 53 weken en uw werknemer heeft een loontijdvak van een week of van vier weken
Soms heeft een kalenderjaar 53 weken. Als uw werknemer een loontijdvak van een week heeft, moet u ook voor het loon over de 53e week de weektabel gebruiken.
Heeft uw werknemer een loontijdvak van vier weken, dan zijn er voor het loon over de 53e week twee situaties mogelijk:
• U betaalt het loon over de 13e periode van vier weken en het loon over de 53e week afzonderlijk. In dat geval gebruikt u voor het loon over de 13e periode van vier weken de vierwekentabel en voor het loon over de 53e week de weektabel.
• U betaalt het loon over de 13e periode en het loon over de 53e week in één keer. Er is dan sprake van een loontijdvak van vijf weken. Voor dit loontijdvak bestaat geen tabel.
U moet het loon dan herleiden naar een loon over een tijdvak waarvoor wel een tabel bestaat. Bijvoorbeeld door het loon te delen door vijf. Dan gebruikt u de weektabel en vermenigvuldigt u de loonbelasting/premie volks
verzekeringen en de arbeidskorting met vijf.
Als u voor een werknemer de loonheffingskorting toepast, mag u dit ook voor de 53e week doen.
Let op!
U berekent op deze manier misschien meer loonheffingskorting dan waar de werknemer recht op heeft. Wij verrekenen dit voordeel van de extra heffingskorting via de aanslag inkomstenbelasting van uw werknemer. Uw werknemer is dit voordeel dan weer kwijt.
U hebt studenten of scholieren in dienst
Voor studenten en scholieren kunt u een afwijkende regeling gebruiken: de studenten en scholierenregeling (zie paragraaf 15.16). U gaat dan uit van een loontijdvak van een kalender
kwartaal, ook al is het werkelijke loontijdvak anders. U gebruikt dan de kwartaaltabel. Het effect hiervan is meestal dat u minder loonbelasting/premie volks verzekeringen hoeft in te houden dan wanneer u de gewone tijdvak tabel zou gebruiken.
U hebt oproepkrachten in dienst
Voor het bepalen van het loontijdvak – en dus de loon
belastingtabel – van oproepkrachten en werknemers met een nulurencontact, zijn de overeenkomst en de feitelijke situatie van belang. Meer informatie over oproepkrachten vindt u in paragraaf 15.11.
Oproepkrachten met verschijningsplicht (ook nul-urencontracten) Bij oproepkrachten met verschijningsplicht loopt de dienst
betrekking door. U toetst of het om een parttimer gaat, dat wil zeggen of uw werknemer gewoonlijk op minder dan vijf dagen per week werkt. Er zijn twee mogelijkheden:
• Het gaat om een parttimer. Dan is het loontijdvak gelijk aan het uitbetalingstijdvak (zie paragraaf 7.3.4, onder
‘Uitzondering 2: parttimerregeling’).
• Het gaat niet om een parttimer. Dan bepaalt u per oproep wat het loontijdvak is. De hoofdregel voor het gebruik van tijdvaktabellen geldt (zie paragraaf 7.3.4, onder
‘Hoofdregel’).
Oproepkrachten zonder verschijningsplicht
Bij oproepkrachten zonder verschijningsplicht zijn er drie situaties mogelijk:
• De oproepkracht wordt voor een langere periode opgeroepen en werkt in die periode vijf of meer dagen per week. Deze situatie is gelijk te stellen met een full
timecontract voor een bepaalde periode. In dit geval bepaalt u per oproep wat het loontijdvak is en u gebruikt de bijbehorende tijdvaktabel.
• De oproepkracht wordt voor een langere periode opgeroepen en werkt in die periode minder dan vijf dagen per week. In deze situatie geldt de regeling voor parttimers (zie paragraaf 7.3.4, onder ‘Uitzondering 2:
parttimerregeling’). Het loontijdvak is gelijk aan het uitbetalingstijdvak.
• De oproepkracht wordt voor een korte periode opgeroepen.
U bepaalt dan per oproep wat het loontijdvak is en u gebruikt de bijbehorende tijdvaktabel.