• No results found

4. Resultaten

4.4 Impact

4.4.1 Sociale impact

De sociale impact van de wandelgroepen bestaat uit interacties en publieke familiariteit, gedeelde normen en waarden, onderling vertrouwen en solidariteit, bereidheid om in te grijpen, en feitelijke interventies.

Ten eerste bestaan de interacties en publieke familiariteit uit alledaagse contacten, geregelde ontmoetingen en samen iets

ondernemen. In de interviews kwam naar voren dat de initiatiefnemers zien dat de wandelgroepen het contact en ontmoetingen tussen bewoners aanwakkeren. Dit komt doordat je door middel van de wandelgroep meer mensen leert kennen en meer contacten in de buurt hebt: “Dat past ook een beetje bij mijn slogan: wandelen is een medium, om met elkaar in contact te komen” (Participant wandelgroep e).

Als je samen iets onderneemt nemen de interacties en publieke familiariteit tussen bewoners toe. Bewoners zien elkaar vaker en herkennen elkaar. Bewoners gaan hierdoor uit zichzelf ook andere activiteiten met elkaar ondernemen. Uit de enquêtes blijkt dat de respondenten buiten het wandelen om ook contact met elkaar hebben. Meer dan de helft van de

respondenten heeft minstens elke twee weken contact met andere deelnemers van de wandelgroep buiten het wandelen om. Figuur 9 laat zien hoe vaak de respondenten contact hebben met andere deelnemers. Zestien respondenten geven aan dat het contact met andere bewoners meer is geworden, 22 respondenten geven aan dat het (her)kennen van andere bewoners is toegenomen en twaalf respondenten geven aan dat ontmoetingen tussen bewoners zijn toegenomen sinds de wandelgroep (zie tabel 11).

Ten tweede zijn de gedeelde normen en waarden tussen de deelnemers benoemd. Deze bestaan uit de sociale regels en de opvattingen over de omgang met elkaar. Hierbij wordt vooral genoemd dat het in de groepen belangrijk is dat mensen niet altijd met dezelfde personen praten, maar dat er ook wisselwerking in de groep is. Dit is om te voorkomen dat er splijting in de groep ontstaat tussen deelnemers in kleinere groepen. In de omgang met elkaar wordt aangegeven dat je andere mensen hetzelfde moet behandelen als dat je zelf behandeld wilt worden en dat je niet te snel een mening moet vormen over anderen. Dit zorgt ervoor dat de groep een open uitstraling houdt voor iedereen en de dynamiek in de groep versterkt wordt. Uit de enquêtes blijkt dat twaalf respondenten hebben aangegeven dat het onderling respect tussen bewoners is toegenomen sinds de deelname aan de wandelgroep (zie tabel 11).

Ten derde is het onderling vertrouwen en de solidariteit tussen de deelnemers onderdeel van de sociale impact. Dit bestaat uit: saamhorigheid, verbinding, voor elkaar zorgen en hulp bieden. De wandelgroep zorgt voor saamhorigheid en verbinding tussen de deelnemers, doordat ze samen iets ondernemen. De saamhorigheid en verbinding tussen de deelnemers zorgt ervoor dat je bij elkaar terecht kunt als er iets is. Door het wandelen met elkaar leer je elkaar beter kennen en op die manier leer je ook waarvoor je bij bepaalde mensen terecht zou kunnen. Initiatiefnemers benoemen dat deelnemers elkaar hulp vragen bij de belastingaangifte, met elektronica, om op de hond te passen, of om de tuin op te knappen. Dit sociale gevoel en het zorgen voor elkaar wordt als heel belangrijk bestempeld door de initiatiefnemers. Bij sommige groepen is de saamhorigheid en verbinding zo groot dat er persoonlijke en vertrouwelijke verhalen besproken worden en dat ze op deze manier steun aan elkaar bieden. De initiatiefnemers geven aan dat ze dit sociale gevoel ook merken tijdens de wandeling. Dit maakt de band van de groep sterker en creëert een echt groepsgevoel. Uit de enquêtes blijkt dat het onderling vertrouwen en solidariteit voor een aantal deelnemers is toegenomen. Tien respondenten geven aan dat het hulp bieden aan andere bewoners is toegenomen en zeven respondenten geven aan dat het vertrouwen in andere bewoners is toegenomen sinds de wandelgroep (zie tabel 11).

Ten vierde is de bereidheid tot ingrijpen onderdeel van de sociale impact. De

bereidheid bestaat uit: de bereidheid om zelf initiatief te nemen van bewoners, kwetsbaarheid, stabiliteit, problemen aangeven/meedenken. De meeste initiatiefnemers zien dat bewoners zelf bereid zijn om initiatief te nemen. Het is als initiatiefnemer niet meer altijd nodig om aanwezig te zijn. Dit uit zich vooral in het feit dat deelnemers zelf het initiatief nemen voor het bedenken van routes en de leiding nemen tijdens de wandeling. De wandeling wordt altijd opgepakt door een deelnemer mocht de initiatiefnemer niet aanwezig kunnen zijn. Eén van de initiatiefnemers ruimt tijdens het wandelen stukken vuil op. Dit leidde ertoe dat bewoners dit ook gingen doen en sommige bewoners gingen uit eigen initiatief vuilniszakken meenemen om het vuil op te ruimen. Er zijn ook deelnemers die erover nadenken om andere groepen op te richten, zoals bijvoorbeeld een biljartclub, een koor, of spelletjesgroep. Doordat er

deelnemers zijn die de potentie hebben om het te organiseren en ervoor te zorgen dat de wandelgroep blijft werken kunnen de wandelgroepen steeds meer losgelaten worden door de initiatiefnemers. De initiatiefnemers van Vaart Welzijn geven aan dat de bereidheid om in te grijpen wordt beïnvloed door kwetsbaarheid en stabiliteit. Er zijn wandelgroepen die minder stabiel zijn doordat de groep weinig deelnemers heeft of deelnemers vaak afhaken. De kwetsbaarheid van deelnemers uit zich erin dat er in bepaalde wijken niet vanzelf door

bewoners initiatief wordt genomen. Deze bewoners zijn tijdens de wandeling ook minder bereid om initiatief te nemen. Initiatiefnemers merken dit doordat deelnemers vaak naar de initiatiefnemers kijken, dat ze ervan uitgaan dat zij het organiseren en regelen. Deze

instabiliteit zorgt ervoor dat sommige initiatiefnemers het nog geen tijd vinden om de groep los te laten, omdat ze denken dat de groep dan misschien makkelijker uit elkaar zou kunnen vallen. Tot slot wordt de bereidheid tot ingrijpen gekenmerkt doordat deelnemers problemen aangeven en meedenken over wat er in de wijk zou kunnen gebeuren. Dit kwam vooral naar voren bij de wandelgroepen van Vaart Welzijn. Als de deelnemers iets signaleren of

opmerken komen ze naar de initiatiefnemer toe om dit te bespreken. Zo heeft bijvoorbeeld een bewoner samen met Vaart Welzijn een avond georganiseerd waarin andere bewoners mee konden denken over de wijk: “Dan zijn er bij zo’n bijeenkomst iets van zes mensen […] nog geen twee maanden later stonden er nieuwe onderdelen voor de speeltuin en een nieuw volleybalnet en is er een rolstoelpad gemaakt. Hierdoor hebben de deelnemers dus ook een signaleringsfunctie in de wijk” (Participant wandelgroep d). Uit de enquête komt de toename in bereidwilligheid om actie te ondernemen ook terug. Zeventien respondenten geven aan dat hun bereidwilligheid om actie te ondernemen in de wijk is toegenomen en veertien

respondenten geven aan dat interesse in activiteiten in de wijk is toegenomen sinds de wandelgroep (zie tabel 11).

Ten vijfde zijn de feitelijke interventies onderdeel van de sociale impact. De feitelijke interventies worden gekenmerkt door: nieuwe initiatieven van bewoners, collectieve

zelfredzaamheid, kwetsbaarheid en stabiliteit. Bewoners zetten samen met elkaar nieuwe initiatieven op en organiseren activiteiten. Deelnemers nemen bijvoorbeeld het initiatief om in een andere wijk te wandelen, samen met een andere groep te wandelen of om buiten de

reguliere wandeling een keer met elkaar te wandelen. Eén van de wandelgroepen heeft meegedaan aan de nationale opschoondag. Initiatiefnemers van Vaart Welzijn gaven ook aan dat er deelnemers en vrijwilligers zijn die zich sinds het begin van de wandelgroep meer gewaardeerd voelen en meer zelfvertrouwen hebben gekregen, en hierdoor uiteindelijk zelf initiatieven gaan opzetten. Er is bijvoorbeeld door een deelnemer een haakgroep opgezet en een andere deelnemer heeft een spelmiddag opgezet. Eén van de wandelgroepen van Vaart Welzijn gaf ook aan dat er een bewoner is die de wandelgroep altijd ziet lopen en toen heeft bedacht dat er ook een fietsgroep opgezet kan worden. Er ontstaan door de wandelgroepen dus ook initiatieven in de wijk door bewoners die niet deelnemen aan de wandelgroep. Er zijn deelnemers die vrijwilliger zijn geworden bij één van de wandelgroepen die ondersteuning nodig hebben bij het wandelen met ouderen. Van één van de wandelgroepen opgezet door bewoners zijn verschillende deelnemers een biljartclub, koor en spelletjesgroep begonnen. Collectieve zelfredzaamheid werd door de initiatiefnemers van Vaart Welzijn aangegeven als uiteindelijk doel voor de wandelgroepen. Het doel is dat bewoners op eigen kracht dit soort groepen gaan opzetten en al bestaande wandelgroepen voort gaan zetten. Initiatiefnemers zien dat dit in sommige wijken lastig kan zijn, bijvoorbeeld in wijken waar veel mensen met financiële of psychische problematiek of kwetsbare ouderen wonen. Er wordt aangegeven dat collectieve zelfredzaamheid in deze wijken moeilijker te bereiken is en dat professionals de motor moeten zijn of iets moeten initiëren om bewoners in beweging te brengen. Er wordt door de initiatiefnemers opgemerkt dat naarmate de tijd vordert ze meer achterover kunnen leunen en het gedeeltelijk los kunnen laten. Ondanks dat ze aangeven dat collectieve

zelfredzaamheid het doel is, denken ze dat het belangrijk is om eens in de zoveel tijd mee te blijven wandelen met de groepen. Op deze manier kan er in de gaten gehouden worden hoe het gaat met de wandelgroepen en kan er geholpen worden als het even iets langzamer of minder goed gaat. Tot slot worden de feitelijke interventies van bewoners en de collectieve zelfredzaamheid van de wandelgroepen beïnvloed door de kwetsbaarheid en stabiliteit van

bewoners en de groep. Deze aspecten zijn hierboven benoemd onder de bereidheid tot ingrijpen.

Tot slot hebben alle respondenten in de enquête aangegeven dat ze verwachten dat de wandelgroep nog lang blijft bestaan. Dit verwachten ze om de volgende redenen:

gemotiveerde groep, enthousiasme, gezelligheid, positieve mensen, vrijwillig, staat geen druk op, betrokkenheid, goede sfeer, hechte groep.

Variabelen Minder

geworden gebleven Gelijk geworden Meer

Contact met andere bewoners 1 25 16

(Her)kennen van andere bewoners 0 22 22

Hulp bieden aan elkaar 1 32 10

Ontmoetingen tussen bewoners 1 31 12

Vertrouwen in anders bewoners 0 35 7

Onderling respect tussen bewoners 1 32 12

Bereidwilligheid om actie te ondernemen in de wijk 0 23 17

Interesse in activiteiten in de wijk 0 24 14

Ervaren veiligheid in de wijk 0 34 4 Tabel 11 | In hoeverre zijn voor de respondenten sociale aspecten veranderd sinds de wandelgroep

Met behulp van logistische regressies is onderzocht welke factoren de verandering in deze sociale aspecten beïnvloeden. Er is gekeken naar persoonlijke kenmerken en motivaties van de deelnemers en de organisatiekenmerken van de wandelgroep. De grootte van de steekproef (n = 53) heeft ertoe geleid dat het niet mogelijk is om regressiemodellen te maken met een oneindig aantal onafhankelijke variabelen. Het aantal onafhankelijke variabelen dient

maximaal plusminus 10% van het aantal cases te zijn. Op basis van de literatuur is een keuze gemaakt welke organisatiekenmerken mee zijn genomen in de regressies. De gevonden verbanden tussen de variabelen zijn te interpreteren, gegeven de andere variabelen in het model.