• No results found

Schoolmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling van leerlingen Vrijeschoolmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling.

5.3 Hoe werken jenaplan freinet en vrijescholen aan identiteitsontwikkeling van leerlingen?

5.3.1 Schoolmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling van leerlingen Vrijeschoolmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling.

Op beide vrijescholen zijn het uitspreken van de spreuk, handen schudden ter begroeting en het vertellen van verhalen typerende manieren om te werken aan identiteitsontwikkeling.

Spreuk. Het uitspreken van de spreuk kan gezien worden als een manier om te werken aan identiteitsontwikkeling. De inhoud van de ochtendspreuk (zie afbeelding 1) kan leerlingen stimuleren om na te denken over hun plaats als mens in deze wereld. Twee

vrijeschoolleerkrachten zien het uitspreken van de spreuk als een moment waarop stil wordt gestaan in het hier en nu en als een moment waarin situaties in perspectief worden geplaats en waarop gerelativeerd wordt. Ook wordt de spreuk door één leerkracht gezien als

overgangspunt van thuis naar school. Daarnaast geven twee leerkrachten aan dat ze de spreuk ook in andere talen uitspreken om op die manier leerlingen te motiveren als zij de interesse verliezen bij het uitspreken van de spreuk in het Nederlands. Daarnaast geven de leerkrachten aan de spreuk in andere talen uit te spreken om leerlingen te leren omgaan met verschillen (in culturen en talen). Dit is ook te lezen in de schoolgids van vrijeschool 2 waarin beschreven staat dat door omgang met verschillende talen begrip kan ontstaan voor verschillen (tussen volken en mensen). Daarnaast geef een leerkracht aan de spreuk in een vreemde taal aan te leren om vreemde talen betekenisvol te leren. Betekenisvol leren kan ervoor zorgen dat het geleerde meer aansluit bij de individuele (leer)ontwikkeling van de leerlingen. Leerlingen kunnen daarin ook keuzes maken die aansluiten bij de persoonlijke interesses en

ontwikkelingen op dat moment.

Daarnaast geeft één van de vier vrijeschoolleerkrachten uit zichzelf aan het uitspreken van de persoonlijke spreuk van een medeleerling te zien als een moment waarop aan

identiteitsontwikkeling van leerlingen wordt gewerkt. In de schoolgidsen van beide

vrijescholen is te lezen dat de persoonlijke spreuk door de leerkracht aan het einde van het jaar wordt gemaakt en verwerkt wordt in het getuigschrift (rapport). In beide schoolgidsen is ook te lezen dat de persoonlijke spreuk onderdeel is van het beeld van de ontwikkeling van de leerling dat door de leerkracht wordt geschetst. Op vrijeschool 2 wordt in deze spreuk tevens ook een toekomstwens voor de leerling verwerkt wat leerlingen kan aanzetten tot nadenken over de toekomst (een onderdeel van identiteitsontwikkeling). Tijdens de observatie van vrijeschoolleerkracht 1 kregen de leerlingen de kans om vrijwillig een persoonlijke spreuk van een medeleerling over te nemen, uit het hoofd te leren en aan de klas te presenteren: “Dat is voor mij heel interessant om te zien wie dat durft en welke ze dan kiezen”. Leerlingen krijgen zo de kans door middel van het kiezen van een spreuk van een medeleerling zich tijdelijk met een andere identiteit te identificeren. Voor de identiteitsontwikkeling van leerlingen kan dit van belang zijn omdat zij op die manier kunnen kijken in hoeverre andere opties ook bij hen passen.

Daarnaast ziet vrijeschoolleerkracht 1 dit als een moment om aan

identiteitsontwikkeling te werken omdat deze persoonlijke spreuk door de leerkracht wordt gemaakt en afgestemd wordt op de leerling: “Ik maak iets wat ik vind dat bij ze past. Want voor mijn stevige meisjes die hebben het bijvoorbeeld over de roos want de roos is een hele stevige plant en die geeft sterke bloemen”. Vrijeschoolleerkracht 4 benoemt dit ook: “het klopt dat ze ook een eigen spreuk hebben, dat is je getuigschrift, een geschreven verhaal, over hoe jouw ontwikkeling was en wat ze van jou heeft gezien”. Hiermee laat de leerkracht zien hoe hij/zij de leerling ziet en zou de leerkracht kunnen laten zien welke identificatie hij/zij bij de leerling vindt passen. Dit zou echter ook kunnen betekenen dat de leerkracht de leerling onbedoeld identificeert met een positie waarin de leerling zich niet kan vinden met als gevolg dat de leerling het idee krijgt dat de andere posities niet toegankelijk zijn voor hem/haar.

Handen schudden. Aan het begin van de dag begroeten drie van de vier vrijeschoolleerkrachten alle leerlingen door deze de hand te schudden. Alle drie de

leerkrachten zien dit als een contactmoment met leerlingen om (eventuele) gebeurtenissen te delen. Dit contactmoment kan worden gezien als een voorwaarde om samen te werken aan identiteitsontwikkeling. Deze voorwaarde komt ook naar voren uit het interview met vrijeschoolleerkracht 4: “we gaan beginnen met elkaar, jij met mij en ik met jou”.

Vertelstof. Vrijeschoolleerkracht 2 en 3 hebben tijdens de observatie verhalen voorgelezen. In beide schoolgidsen is beschreven dat de vertelstof in de bovenbouw een belangrijke plek inneemt. De verhalen worden verteld op een manier die passend is bij de ontwikkel- en leeftijdsfase van de leerlingen, zo wordt in de bovenbouw het verhaal van de Romeinen vertelt. Het vertellen van verhalen dient ervoor dat leerlingen zich kunnen

identificeren met personen. De schoolgids geeft daarvan een mooi voorbeeld: “de romeinen willen geen koning, maar ze willen zelf besturen”. Bovenbouw leerlingen voelen naarmate ze ouder worden ook steeds sterker de neiging zelf de controle in handen te nemen. Op deze manier zouden leerlingen zich kunnen inleven in andere tijden, personen en situaties wat voor een reflectie op de eigen identiteitsontwikkeling zorgt.

Periodeonderwijs. Tijdens de observatie van vrijeschoolleerkracht 1 werkten de leerlingen aan het periodeonderwijs geschiedenis. In de beide vrijeschoolgidsen is te lezen dat tijdens het periodeonderwijs gedurende een aantal weken aaneengesloten een bepaald thema intensief wordt behandeld. Doordat hier dagelijks een aantal uren per dag aandacht aan wordt besteed krijgen leerlingen de kans zich cognitief maar ook gevoels- en wilsmatig met de stof te verbinden. De behandelde stof wordt door de leerlingen zelf beschreven, getekend of geschilderd in een periodeschrift. Leerlingen maken zo hun eigen leerboek. Dit biedt leerlingen de mogelijkheid in hun eigen ontwikkeltempo door de stof heen te gaan en in te spelen op eigen interesses. De lesstof sluit aan op de ontwikkeling van het kind en op vragen die het kind vanuit de buitenwereld bereiken. Periodeonderwijs biedt leerlingen daarmee de kans te reflecteren op zichzelf en op hun plek in de samenleving.

De rol van de leerkracht neemt tijdens deze periode sterk de rol van begeleider aan. Dit is ook terug te zien tijdens de observatie van vrijeschoolleerkracht 1 waarin de leerkracht voortdurend rondloopt, leerlingen aanspreekt op hun werk, leerlingen de mogelijkheid biedt vragen te stellen en zelf als leerkracht ook (reflectieve) vragen stelt.

Daarnaast blijkt uit de observatie dat de leerlingen de kans krijgen met medeleerlingen samen te werken tijdens het periodeonderwijs. Dit draagt bij aan de sociale ontwikkeling van leerlingen.

Freinetmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling.

Op de freinetschool zijn het houden van een vergaderkring en de vrijeteksten typerende schoolmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling.

Vergaderkring. Elke week vindt er een vergaderkring plaats waarin gediscussieerd wordt over punten die leerlingen zelf inbrengen. De leerkracht neemt hieraan ook deel en stelt

zich tijdelijk op als leerling. De freinetleerkracht geeft uit zichzelf aan dat dit een typische freinetmanier is om te werken aan identiteitsontwikkeling. Ze benoemt hierbij dat het van belang is dat leerlingen leren om naar elkaar te luisteren, een mening te vormen, zelfstandig te zijn en om de betrokkenheid van leerlingen in de school te vergroten. In de schoolgids is te lezen dat tijdens een vergadering ook de omgang met elkaar besproken en geëvalueerd wordt. Deze aspecten kunnen van invloed zijn op de identiteitsontwikkeling omdat deze bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkelingen die leerlingen doormaken en hun reflectie daarop.

Vrijeteksten. In deze teksten schrijven leerlingen over zelfgekozen onderwerpen. De leerkracht geeft daarbij aan dat het van belang is om leerlingen soms te sturen op een onderwerp om op die manier te laten zien welke mogelijkheden er nog meer zijn. In de schoolgids staat beschreven dat vrije teksten het eigen verhaal vertellen van de leerling. Ze gaan over ervaringen, gedachten en gevoelens van leerlingen. Deze teksten worden in de klas besproken waarbij leerlingen de mogelijkheid krijgen vragen te stellen aan elkaar. Leerlingen kunnen hierdoor zien dat klasgenoten soortgelijke ervaringen meemaken wat

nieuwsgierigheid opwekt. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat leerlingen gaan nadenken over hun eigen ervaringen en gebeurtenissen en een mening leren vormen. Dit kan inspireren tot het schrijven van nieuwe teksten en het ontdekken van nieuwe situaties en ervaringen. Dit wordt ook bevestigd door de schoolgids.

Jenaplanmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling.

Op de jenaplanschool zijn het houden van vieringen -weekopeningen en –sluitingen-, de stamgroepen en de nadruk op wereldoriëntatie typerende manieren om te werken aan identiteitsontwikkeling.

Vieringen. De hele school opent en viert samen de week en de week wordt ook weer zo afgesloten. Tijdens vieringen worden kaarsjes aangestoken, liederen gezongen, gebeden en het thema van de week besproken. Volgens jenaplanleerkracht 1 gaat het daarin om het aangaan van gesprekken met elkaar, meningsuiting en het samen zijn van verschillende leeftijden waardoor leerlingen, jong en oud, van elkaar leren en respect voor elkaar krijgen. Volgens jenaplanleerkracht 1 is het van elkaar leren ook de reden dat er gebruik wordt

gemaakt van stamgroepen waarbij leerlingen van verschillende leeftijden bij elkaar in de klas zitten. In de schoolgids staat beschreven dat er gedurende het jaar verschillende vieringen plaatsvinden, zoals Sinterklaas, Kerst, Pasen en verjaardagen van de leerlingen. Tijdens het interview vertelt jenaplanleerkracht 1 dat er ook verdrietige momenten worden gedeeld. Daarnaast benoemt de leerkracht het belang van gezamenlijkheid en verbondenheid tijdens

vieringen (maar ook in de stamgroep) waarbij teruggeblikt wordt op wat er geleerd en gebeurd is. Uit de observaties komt naar voren dat de school als leidraad gebruikmaakt van een methode die wekelijks een nieuw thema aangeeft waarbij leerkrachten afwisselend de leiding hebben. Een viering doet vooral een beroep op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen omdat daarin vaak in groepsverband ten overstaande van de rest van school opgetreden wordt. Leerlingen kunnen in dergelijke situaties vaak kwetsbaarder zijn doordat zij zichzelf emotioneel openstellen. Dergelijke situaties kunnen gelegenheid bieden voor complimenten of afwijzingen, hetgeen van invloed kan zijn op het zelfbeeld van leerlingen, een onderdeel van identiteitsontwikkeling. In de schoolgids is te lezen dat de sociaal- emotionele ontwikkeling een aspect is waar de jenaplanschool veel waarde aan hecht. Daarnaast is te lezen dat waardering en veiligheid ook belangrijke aspecten zijn voor de school die terugkomen tijdens vieringen. De combinatie van gezamenlijkheid, verbondenheid, sociaal-emotionele ontwikkeling, waardering en veiligheid kan zorgen voor een

identiteitsontwikkeling van leerlingen.

Wereldoriëntatie. In wereldoriëntatie staat ontdekkend, zelfstandig en minder methodegericht leren centraal. Met wereldoriëntatie wordt betekenisvol lesgegeven aan de hand van thema’s en vanuit de beleving van het kind. Jenaplanleerkracht 2 voegt daaraan toe dat de onderzoeksvragen uit de leerlingen zelf komen wat ervoor zorgt dat de leerstof meer leeft bij de leerlingen. In de schoolgids staat beschreven dat wereldoriëntatie cursorisch wordt aangeboden en als het hart van het onderwijs fungeert. Door leerlingen ontdekkend,

onderzoekend in de vorm van projecten bezig te laten zijn wordt de wereld voor leerlingen steeds groter en kan de leerling daarin zijn eigen plek vinden (een onderdeel van

identiteitsontwikkeling ook teruggevonden in de literatuur). Dit benoemt ook

jenaplanleerkracht 1: “leerlingen toe te rusten voor de wereld met alles wat ze leren”. Hierbij benadrukt de leerkracht waarom leerlingen iets leren en wat je daar later mee kan. Op die manier wil zij de leerlingen in staat stellen om te bekijken of de bijpassende identificatie voor de toekomst de leerlingen zouden passen.

Naast bovengenoemde typerende schoolmanieren geven drie van de vier scholen aan ook (klassen)uitjes, bijvoorbeeld bosdagen, natuurkampen, fietstochten en museumbezoek, te organiseren waarin aandacht kan worden besteed aan identiteitsontwikkeling. De

freinetleerkracht benoemt hierbij dat leerlingen door middel van doen veel leren en geeft daarbij aan dat de school dit ook invult door kinderen in het atelier en de techniekruimte te laten werken. Hierdoor krijgen creatieve vakken een vaste plek in het curriculum. In de

schoolgids van vrijeschool 2 staat beschreven dat dergelijke buitenactiviteiten worden georganiseerd zodat leerlingen hun eigen grenzen ontdekken en daar mee leren omgaan. Het opzoeken van grenzen en het daarin (eventueel) ontdekken van nieuwe situaties kan de ontwikkeling van de leerlingen verbreden en daarmee een rol spelen in de

identiteitsontwikkeling van leerlingen.

Daarnaast laten de interviews en observaties zien dat alle scholen projectmatig onderwijs geven. De vrijescholen doen dit door middel van periodeonderwijs, de

freinetschool werkt met projecten en de jenaplanschool werkt met thema’s. Reden hiervoor is dat de leerstof op die manier aangeboden wordt als geheel en op die manier betekenisvol wordt voor leerlingen. Doordat het geleerde aangeboden wordt als geheel biedt het leerlingen de kans een plek te geven in de eigen belevingswereld hetgeen ervoor kan zorgen dat de leerlingen een persoonlijke betekenis eraan kunnen geven.

5.3.2 Leerkrachtmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling van leerlingen.