• No results found

Samenvatting resultaten tekstkwaliteit

6. Resultaten analyse tekstkwaliteit

6.5 Samenvatting resultaten tekstkwaliteit

6.5.1 Samenvatting woord- en zinsniveau

De medewerkers van de bank hebben minder problemen op woord- en zinsniveau dan de medewerkers van de overheidsinstelling. Bij de overheidsinstelling zijn bijvoorbeeld meer lange zinnen en tangconstructies aanwezig in de zinnen. Op deze niveaus valt bij de overheidsinstelling dan ook meer te behalen dan bij de bank. Na afloop van de training is het aantal lange zinnen bij de overheidsinstelling afgenomen. Deelnemers die veel lange zinnen in hun teksten hadden staan, gebruiken deze lange zinnen minder in de teksten die zij inleveren voor de nameting.

In het gebruik van tangconstructies is minder effect zichtbaar. Deelnemers die in hun teksten van de voormeting veel gebruik maakten van tangconstructies doen dit in de nameting percentueel niet zichtbaar minder. Eén deelnemer gaat zelfs iets meer tangconstructies gebruiken.

Ambtelijke constructies (ook wel voorzetselsconstructies genoemd) worden opvallend genoeg nauwelijks gebruikt bij de overheidsinstelling. Bij de bank komt het gebruik van deze constructies wel voor, maar het gaat hier over percentages tussen de 0.3 en 1.2 procent van het totaal aantal woorden. Echt sprake van een probleem is hier niet. In de nameting is dan ook geen vermindering van het gebruik van ambtelijke constructies zichtbaar. Vaktaal wordt bij de overheidsinstelling nauwelijks gebruikt, bij de

bank is wel vaktaal in teksten zichtbaar. De teksten die vaktaal bevatten zijn echter bedoeld voor vakgenoten wat het niet relevant maakt om te kijken naar het gebruik hiervan.

6.5.2 Samenvatting structuurniveau

Voor zowel de deelnemers van de bank als van de overheidsinstelling geldt dat ze niet meer dan één onderwerp per alinea behandelden. Dit levert voor mijn resultaten daarom weinig op. Ook het voorop plaatsen van de kernzin in alinea’s wordt door de meeste deelnemers al veelvuldig gedaan. Twee deelnemers zijn hier minder consequent in voorafgaand aan de training. Drie maanden na de training is hierin een duidelijke vooruitgang zichtbaar.

Kernkoppen blijken voor beide groepen lastig. Bij de overheidsinstelling wordt iets meer gebruik gemaakt van kernkoppen dan bij de bank, maar relatief gebruiken beide groepen tijdens de voormeting weinig kernkoppen. Hierin is ook geen vooruitgang zichtbaar. Voor de meeste deelnemers blijft het aantal kernkoppen dat zij gebruiken gelijk. Op één deelnemer na, waar een teruggang zichtbaar is. Deze teruggang is wellicht te verklaren door een vergelijking te maken tussen de twee types teksten die de deelnemer heeft ingestuurd.Het eerste stuk dat zij inleverde was namelijk een visiestuk, wat zich goed leende voor kernkoppen, het laatst stuk dat zij mij overhandigde was een beleidsstuk waar het gebruik van kernkoppen wellicht lastig kan zijn.

Beide groepen gaan na de training meer signaalwoorden gebruiken. De percentages van signaalwoorden op het totaal aantal woorden in de tekst gaat bij de meeste deelnemers iets omhoog. Bij enkele deelnemers blijft dit percentage stabiel. Het is echter de vraag of de lezer dit verschil in gebruik van signaalwoorden echt zal opmerken, omdat het hier gaat om een vooruitgang van 0.4 procent.

Het structureren van de inleiding gaat veel deelnemers voorafgaand aan de training al goed af. Totaal zijn er vier deelnemers die voorafgaand aan de training al beginnen met een aanleiding, vraag en antwoord op de vraag. De helft van deze groep past deze inleidingstructuur niet toe in de nameting. Dit kan verklaardworden door het type tekst of de afweging die de schrijver misschien heeft gemaakt door na te denken over zijn lezer. Zeven deelnemers doen dit bij de voormeting niet, maar zijn er bij de nameting wel in geslaagd om deze structuur toe te passen. Twee deelnemers slagen er niet om de inleiding volgens dit principe op te bouwen. Zij slagen er wel in om de situatie en vraag te schetsen, maar geven pas antwoord op de vraag in de conclusie aan het eind van hun tekst.

Tot slot hebben deelnemers tijdens de training kennis gemaakt met het piramideprincipe. Twee deelnemers leverden voorafgaand aan de training een tekst in die al zeer dicht bij deze structuur kwam. Zij slaagden erin om in de inleiding de aanleiding, vraag en het antwoord te schetsen. Vervolgens bouwde ze alinea’s op door te starten met kern. Zij slaagden er niet in om de volledige tekst piramidaal op te stellen. Wanneer de tekst aan alle eisen van het piramideprincipe voldoet, moet elk argument in de tekst namelijk weer terug te herleiden zijn naar de hoofdboodschap. Dit was bij de deelnemers van mijn onderzoeksgroep niet het geval. Wel moet hierbij vermeld worden dat een tekst volledig piramidaal schrijven veel van de schrijver vraagt (Cornelis, 2011). Daarom wordt in de schrijftraining de nadruk vooral gelegd op het piramidaal opbouwen van alinea’s, het voorop plaatsen van de hoofdboodschap en het gebruik van kernkoppen. Dit levert vaak al veel op en is voor deelnemers een

haalbaar streven. De rest van de groep slaagde erin om in de tekst op alineaniveau groot en deels piramidaal te krijgen. Bij één deelnemer was een grote vooruitgang zichtbaar. Waar zijn tekst voorafgaand aan de training niet piramidaal was, was de tekst drie maanden na de training grotendeels piramidaal. Dit effect is echter niet per definitie alleen het effect van de training. Er zijn namelijk types teksten waar een piramidale opbouw heel logisch is. Het verschil bij deze deelnemer kan dus ook verklaard worden vanuit het type tekst dat hij schreef.