• No results found

2 DEEL Bureauonderzoek

2.8 Topografische beschrijving aan de hand van het digitaal hoogtemodel

2.8.2.1 Ruimer studiegebied

Landschap

Op de DHM kaarten komt duidelijk het glooiend landschap, doorsneden door enkele beekdalen, tot uiting. Naar het noorden toe blijken wat meer uitgesproken hoogteverschillen op te treden. Naar het oosten toe neemt de hoogte eerder geleidelijk toe.

De Kleine Gete doorsnijdt het gebied van zuid naar noord. De rivier heeft een licht slingerend verloop. Een beekvallei is momenteel nauwelijks herkenbaar en is wellicht doorheen het Quartair volledig opgevuld. Ten

zuidwesten van de stad vertoont de Kleine Gete een grote bocht. Parallel met de Kleine Gete lopen nog enkele kleine waterlopen/beken, onder meer de Vloedgracht.

Ten oosten van de Kleine Getevallei, en dus van de stad Zoutleeuw, bevinden zich een reeks hoogtes/heuvels die op hun beurt aansluiten bij het Vinne. Het betreffen de ‘naamloze’ berg langs de zuidoostelijke grens, de geleidelijke verhoging richting noordoosten en de verhoging richting Halle-Booienhoven in het zuidoosten. Het Vinne is een depressie, teruggaand op een opgevuld pleistoceen meer waar later door turfwinning het landschap terug verlaagd werd. Het plateau rijkt tot aan de restanten van de tweede/derde stadsomwalling aan de oostzijde van Zoutleeuw, maar lijkt – vooral op de 3D reconstructie – aan te sluiten aan de hoogte aan de zuidelijke zijde van de stad, waarop de restanten van de voormalige citadel duidelijk afleesbaar zijn.

Omwille van de bebouwing kan de oorspronkelijke topografie binnen het stadsareaal moeilijk gereconstrueerd worden. Wel is duidelijk dat de historische stad zich ontwikkelde in een lager gelegen, relatief vlakke zone, aansluitend aan de vallei van de Kleine Gete. Ook het gehucht Uithem situeert zich topografisch in een vergelijkbare context. Ophem en Kastel bevinden zich dan weer op een verhoging in het landschap. Alle gehuchten zijn gesitueerd in de onmiddellijke nabijheid van waterlopen.

Archeologische relicten

Naast landschappelijke informatie werd nagekeken of de reliëfverschillen op de digitale hoogtekaarten gelinkt konden worden met archeologische relicten. De verschillende schaduwzichten bleken noodzakelijk voor dit werk: sommige reliëfverschillen waren duidelijk zichtbaar op één kaart, terwijl de andere zichten nauwelijks toelieten verschillen op te merken.

Voor dit onderdeel werd gefocust op relicten die in verband gebracht kunnen worden met de stadsversterkingen. Een snelle blik op de DHM kaarten leert dat er heel wat meer interessante microtopografische verschillen zichtbaar zijn, bv. met betrekking tot perceleringen en wegtracés, maar een dergelijke uitgebreide analyse valt buiten de scope van deze opdracht.

Schansen

Op de digitale hoogtekaarten konden een aantal schansen herkend worden. Opmerkelijk, aangezien slechts één ervan visueel herkend werd tijdens de terreincontroles. Het betreft meer bepaald de

- AI3 “Veldschans of redoute 2 - Bethaniakapel”’: te herkennen aan een rechthoekig patroon in het weideperceel ten oosten van de Bethaniakapel.

- AI4 “Veldschans of redoute 1 - Verbrande Brug”’: Deze schans tekent zich duidelijk af in het landschap, zowel tijdens de terreincontrole als op de DHM kaarten, door zijn beplanting met bomen en omgrachting.

- AI5 “Veldschans of redoute 2 -Budingenweg ”’ : Op het DHM model is nog duidelijk een vierkante structuur herkenbaar. Echter, bij de terreincontrole werd vastgesteld dat op deze locatie een picknickplaats en fietspad werd aangelegd, waardoor de schans in het huidige landschap niet meer herkenbaar is.

- AI6 “Schans Schelvelsteen”’: mogelijk herkenbaar op de DHM kaart met zonlicht vanuit het westen. Op de andere kaarten slechts vaag afgetekend, evenals tijdens de terreincontrole. Op basis van het historisch en archeologische bureauonderzoek weten we dat er ten zuiden van de stad nog 2 schansen gepositioneerd zijn:

- AI2 “Veldschans of redoute 3 – Dormaalse Beek ”’: Deze schans kon op geen enkele van de DHM kaarten duidelijk herkend worden. Wel is duidelijk dat de schans omsloten werd door de Dormaalse beek en kan zijn positie vastgelegd worden.

- Ook op de kruising van de Zoutleeuwse Steenweg en Dormaalse beek zou zich een schans hebben bevonden, relicten hiervan zijn echter niet herkenbaar.

Tweede stadsomwalling

De verschillende fases van de stadsomwalling zijn nog steeds duidelijk afleesbaar in het stratenpatroon. Voor dit onderdeel van de studie focussen we ons echter op de reliëfverschillen.

De tweede stadsomwalling kan aan de zuidoostzijde gevolgd worden via een brede depressie die nog grotendeels vrij is van bebouwing en een relict is van de voormalige stadsgracht. Vervolgens kan een knik en het tracé naar het noorden toe gevolgd worden via een beek/lijnrelict.

Aan de westzijde is in de weilanden eveneens een lijnrelict te volgen, die overeenkomt met de stadsmuur. Ook deze situatie is ondertussen veranderd door grootschalige werkzaamheden ter hoogte van de Vestendreef.

Derde stadsomwalling

De laatste fase van de stadsomwalling is aan de oostzijde herkenbaar zowel in de perceelsvormen als door reliëfverschillen. Deze zijn vooral uitgesproken ter hoogte van het administratief centrum.

Aan de westzijde zijn lijnrelicten te herkennen tussen de Schipstraat en de verbrande brug.

Het geknikt lijnrelict dat net ten noorden van deze lijnrelicten werd aangeduid, is een gracht die vroeger wellicht het Begijnhof ‘De Grieken’ afsloot aan noordelijke zijde. Dankzij dit lijnrelict konden we de locatie van het voormalige begijnhof nauwkeurig projecteren. De noordelijke grens is lichtjes verschoven in vergelijking met deze opgetekend op basis van de cartografische analyse (figuur 72).

Figuur 71 3D reconstructie op basis van de Lidar-data (LIDAR-hoogtepunten , MOW-Afd WL, VMM-Afd OW en AGIV. Bewerkt door Triharch).

Figuur 72 Aanduiding van erfgoedrelicten, zichtbaar op het DHM model (LIDAR-hoogtepunten , MOW-Afd WL, VMM-Afd OW en AGIV. Bewerkt door Triharch).

Figuur 73 De erfgoedrelicten, herkend op basis van het DHM model, op de kadastrale kaart.