• No results found

Rubriek: gegevens voor de tabeltoepassing

In document Handboek Loonheffingen 2016 (pagina 120-123)

In deze rubriek vult u in of u voor de werknemer 1 of meer van de volgende kortingen toepast:

- de loonheffingskorting - de jonggehandicaptenkorting

U vult bij elk van deze kortingen 'ja' in als u de korting toepast en 'nee' als u de korting niet (meer) toepast.

Daarnaast geeft u aan vanaf welke datum u deze korting wel of niet (meer) toepast. Hebt u meer regels nodig om veranderingen aan te geven, maak deze dan zelf.

In de loonstaat bedoelen wij met loonheffingskorting: de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de ouderenkorting en de alleenstaande-ouderenkorting (alleen de SVB mag de laatste korting toepassen).

Deze kortingen zijn in de loonbelastingtabellen verwerkt. Zie paragraaf 23.1 voor meer informatie over de loonheffingskorting.

9.2 Kolommen loonstaat

De loonstaat heeft de volgende kolommen:

- kolom 1: loontijdvak

- kolom 2: nummer inkomstenverhouding - kolom 3: loon in geld

- kolom 4: loon anders dan in geld

- kolom 5: fooien en uitkeringen uit fondsen - kolom 7: aftrekposten voor alle heffingen

- kolom 8: loon voor de werknemersverzekeringen

- kolom 12: loon voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) - kolom 14: loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen - kolom 15: ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen - kolom 16: ingehouden bijdrage Zvw

- kolom 17: uitbetaald bedrag

- kolom 18: verrekende arbeidskorting - kolom 19: levensloopverlofkorting

9.2.1 Kolom 1: loontijdvak

Vul in deze kolom het loontijdvak in. Het loontijdvak is de periode waarover de werknemer loon krijgt.

Dat kan bijvoorbeeld een dag, een week of een maand zijn. Het loontijdvak bepaalt welke tijdvaktabel, bijvoorbeeld de dagtabel, de weektabel of de maandtabel, u moet gebruiken voor de berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen (zie ook paragraaf 7.3). Als u loon betaalt dat geen tijdvakloon is en als u daarop de tabel voor bijzondere beloningen toepast, zoals bij vakantiebijslag, overwerkloon en gratificaties, geeft u in deze kolom aan dat het om een bijzondere beloning gaat.

9.2.2 Kolom 2: nummer inkomstenverhouding

Vul in deze kolom - iedere keer als u loon boekt - het nummer inkomstenverhouding in.

Hebt u voor dezelfde persoon, met wie u 1 dienstbetrekking hebt, 2 of meer nummers inkomstenverhouding in uw administratie opgenomen (zie ook paragraaf 3.4.2)? Dan mag u de verschillende nummers in 1 loonstaat boeken. Bij voorkeur legt u voor elk nummer inkomstenverhouding een aparte loonstaat aan.

Als u met 1 persoon 2 of meer dienstbetrekkingen hebt en dus ook meer dan 1 nummer

inkomstenverhouding, bent u verplicht voor elke dienstbetrekking een aparte loonstaat bij te houden (zie ook paragraaf 3.2.1).

9.2.3 Kolom 3: loon in geld

Vul in deze kolom al het loon in geld in. Andere loonbestanddelen mag u niet in kolom 3 boeken. Het gaat hier om:

- loon in geld uit tegenwoordige dienstbetrekking, zoals salaris, provisie, premies (toeslagen en

dergelijke), uitbetaalde vakantiebijslag, gevarengeld, overwerkloon, tantièmes en gratificaties, maar ook (aanvullingen op) loon op grond van de doorbetalingsverplichting bij ziekte

Als u met een werknemer een nettoloon afspreekt, vult u in kolom 3 toch het bijbehorende brutoloon in (zie ook paragraaf 4.4.1 en 7.4).

- loon in geld uit vroegere dienstbetrekking, waaronder AOW-, Anw- en AAW-uitkeringen, pensioen, wachtgeld, lijfrenten en andere periodieke uitkeringen en uitkeringen uit fondsen aan ex-werknemers Als uw werknemer loon uit vroegere dienstbetrekking krijgt en u tegelijkertijd ook namens een andere inhoudingsplichtige loon uit vroegere dienstbetrekking uitbetaalt, vult u het totale bedrag van de 2 lonen in.

- vergoedingen voor ziektekosten

Het gaat dan bijvoorbeeld om volledige of gedeeltelijke vergoedingen van de nominale premie die een werknemer rechtstreeks aan zijn zorgverzekeraar moet betalen (zie ook paragraaf 19.1.1).

- ZW-, WW- en WAO/WIA-uitkeringen en uitkeringen die vergelijkbaar zijn met ZW-uitkeringen, zoals ziekengeld, en die via u zijn betaald

- uitkeringen van UWV die u namens UWV aan de werknemer uitbetaalt: werkgeversbetalingen of instantiebetalingen (zie paragraaf 7.6.2)

U boekt de werkgeversbetalingen in kolom 3, 8, 12 en 14. Instantiebetalingen boekt u in kolom 3, 12 en 14 en niet in kolom 8.

- uitkeringen die u betaalt aan de werknemer op grond van uw eigenrisicodragerschap - aanvullingen op een uitkering van UWV aan een werknemer die niet meer bij u in dienst is

- periodieke uitkeringen die vergelijkbaar zijn met AAW-, WAO/WIA- of WW-uitkeringen aan werknemers

Deze boekt u ook in kolom 3 als de werknemer niet meer bij u in dienst is.

- betalingen van derden die via u zijn betaald

Dit zijn bijvoorbeeld uitkeringen uit fondsen of fooien. U neemt alleen die fooien op in kolom 3 waarmee u bij het bepalen van de hoogte van het loon rekening hebt gehouden.

- bedragen die de werknemer moet betalen, maar die u voor hem betaalt

Dit is bijvoorbeeld het geval als u de loonbelasting/premie volksverzekeringen en bijdrage Zvw voor de werknemer betaalt.

- uitkeringen die de kinderbijslag vervangen of verhogen

Het gaat hier om extra kinderbijslag op grond van een erkende kinderbijslagregeling, bijvoorbeeld de kinderbijslagregeling voor buitenlandse arbeiders.

- negatief loon (zie ook paragraaf 4.9)

- loon uit tegenwoordige dienstbetrekking dat u hebt uitbetaald na beëindiging van de dienstbetrekking Het gaat hier om een beloning voor werk tijdens de dienstbetrekking die u hebt uitbetaald na het ontslag, zoals salaris, vakantiebijslag of tantièmes.

- postuum loon

Dit is loon dat u aan erfgenamen van een overleden werknemer uitbetaalt of nog op naam van de overleden werknemer uitbetaalt (zie ook paragraaf 15.2.7). Als u rechtstreeks aan de erfgenamen een deel van het loon betaalt, dan moet u die erfgenamen in uw salarisadministratie opnemen en voor iedere erfgenaam apart een loonstaat maken.

- vorstverletuitkeringen, voor zover ze niet betaald worden uit een wachtgeld- of werkloosheidsverzekering - zwangerschaps-, bevallings-, adoptie- en pleegzorguitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg - uitkeringen uit de levensloopregeling

- brutogage voor een artiest of beroepssporter

Zie voor meer informatie de 'Handleiding artiesten- en beroepssportersregeling'. U kunt de handleiding voor 2016 binnenkort downloaden van www.belastingdienst.nl.

Let op!

Als de werknemer (tijdelijk) gedeeltelijk afziet van loon, bijvoorbeeld als hij gebruikmaakt van een cafetariaregeling, mag u dat loon niet als negatief loon in kolom 3 boeken. U boekt in dit geval het lagere loon in kolom 3.

9.2.4 Kolom 4: loon anders dan in geld

Vul in deze kolom het loon anders dan in geld in. Hierbij gaat het om loon in natura (verstrekkingen) en aanspraken (zie ook paragraaf 4.5 en 4.8). In deze kolom boekt u bijvoorbeeld de bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak. Voor de waarde van bepaalde verstrekkingen - bijvoorbeeld maaltijden - zijn er normbedragen. Deze normbedragen kunnen periodiek worden bijgesteld (zie ook tabel 15). U vult in deze kolom de totale waarde in van de verstrekkingen en de aanspraken min de eventuele bijdrage van de werknemer. U mag er ook voor kiezen om de waarde en de eigen bijdrage van de werknemer apart te vermelden.

Voorbeeld

U geeft uw werknemer, die u maandelijks loon betaalt, een abonnement op een dagblad met een waarde van € 30 per maand. Uw werknemer draagt per maand € 10 bij. In kolom 4 van de loonstaat vult u dan € 20 in of u vult € 30 en € -10 in.

Bij aanspraken gaat het ook om:

- de belaste waarde van een aanspraak: de totale waarde min de eventuele werknemersbijdrage (zie ook paragraaf 4.8)

- de belaste waarde van vakantiebonnen (zie ook paragraaf 19.1.2).

9.2.5 Kolom 5: fooien en uitkeringen uit fondsen

Vul in deze kolom het loon in dat anderen aan de werknemer hebben uitbetaald. Het gaat hier om fooien en

In document Handboek Loonheffingen 2016 (pagina 120-123)