• No results found

Op 13 juli 2020 voerde ik mijn laatste interview, dit keer met Marieke Zekveld,

marketingmedewerker bij het Rijksmuseum. Ze werkt op de afdeling die is gericht op families en kinderen, volwasseneneducatie en onderwijs. Ik vraag haar naar haar mening over de representatie van de zeventiende eeuw in het museum.

‘Dat is een onderwerp dat natuurlijk hevig ter discussie staat. Ik heb zelf geen geschiedenis gestudeerd, maar ik snap dat niet alles in het museum wordt verteld. In ons museum komt het rijke verleden van Nederland goed naar voren, al worden er wel steeds meer nuances toegevoegd. Vanuit marketing en communicatie kijken wij naar hoe we tentoonstellingen overbrengen op het publiek. We kijken naar wat we eigenlijk zeggen met een bepaalde tekst, of een bepaalde titel, en is dat dan wat we willen zeggen?’

Marieke laat me weten dat er niet speciaal met de zeventiende eeuw of gouden eeuw wordt geadverteerd, maar dat er wel vaak herkenbare werken van bekende schilders worden gebruikt voor de advertenties, en die komen vaak wel uit de zeventiende eeuw. ‘We proberen duidelijk te maken bij nationale en internationale bezoekers dat wij de grootste schilders van Nederland in onze collectie hebben. Dit doen we aan de hand van multimedia, banners en trailers. Voor het onderwijs, met name de basisschool, adverteren we met collecties die herkenbaar zijn, die ze al hebben gezien in hun geschiedenisboek.’ Verder begrijp ik van Marieke dat bij de meeste marketingtechnieken en advertenties het niet specifiek te meten is hoeveel bezoekers het oplevert. ‘Online kunnen we wel goed doormeten, maar daar zit ook voor een gedeelte het effect in van bijvoorbeeld een advertentie of recensie. De interesse kan offline al gewekt zijn, terwijl de aankoop alleen online te meten is.’

Ik vraag naar de invloed van de term ‘gouden eeuw’ binnen advertenties op het

bezoekersaantal. ‘Voor nationaal en internationaal publiek wordt de term gouden eeuw voor advertenties eigenlijk nooit gebruikt. De belangrijkste reden dat de advertenties ontwikkeld worden, is om een activiteit of tentoonstelling te promoten. Dit gaat altijd vanuit een bepaald doel of een bepaalde doelgroep. Je hebt maar kort de tijd om de boodschap over te brengen. ‘In de programmering zijn we samen met Educatie verantwoordelijk voor de teksten. Zo hadden we voorheen een rondleiding die ‘Hoogtepunten uit de Gouden Eeuw’ heette. Deze hebben we aangepast naar ‘Schilders van de zeventiende eeuw’. We kijken altijd naar wat het beste past bij het programma en wat aansprekend is voor het publiek. Als de

39 de term gouden eeuw uitleggen of als we dit zien in relatie tot de gouden eeuw van de

schilderkunst, kan de term soms blijven.68 De toegevoegde waarde van de term ‘gouden

eeuw’ is vaak minimaal.’

Over de ontstane media-aandacht in september 2019 vertelt Marieke: ‘Het is

besproken binnen de directie samen met de woordvoerders van het museum. De uitkomst was dat de marketingafdeling de term alleen gebruikt in relatie tot de schilderkunst. In een bredere context wordt de zeventiende eeuw gehanteerd.

Over haar taak in het museum legt Marieke uit dat ze samenwerkt met de afdeling Pers en Publiciteit om voor een goede presentatie van het museum in de media te zorgen. Daar stemmen we af hoe we elkaar kunnen versterken tussen free publicity en betaalde marketing inzet. Ook kunnen we naar campagnes van andere musea, binnen en buitenland, om van elkaar te leren.

‘Als ik het voor het zeggen had als ik directeur van het museum was’, antwoordt ze op mijn laatste vraag, ‘dan zou ik graag meer interactie zien met bezoekers. Vorig jaar hebben we wel een Escape Game gemaakt in het museum. Zonder schermen, maar door het

spelelement trokken we nieuwe bezoekers het museum in, die tijdens het spelen meer leren over de collectie. Door de acteurs die we gebruikten creëerden we interactie. Het is nu een beleidskeuze om geen schermen op de zalen te hangen, omdat de kunst het belangrijkst is. Op sommige plekken zou het voor marketing en educatie natuurlijk handig zijn om met die schermen te werken omdat we dan makkelijker en sneller aanpassingen kunnen doen.’

‘Door interactie creëer je dialoog met de bezoeker en dat zou goed zijn, want dan kunnen we de verhalen beter uitleggen. We hebben bijvoorbeeld gemerkt dat er bij De

Nachtwacht, nu het onderzoek gaande is, het door het publiek echt gewaardeerd wordt dat wij door middel van een rondleider in de zaal extra informatie geven over wat er nu gebeurt. Voor medewerkers is dat natuurlijk ook heel erg leuk. Interactie met het publiek zou kunnen

opleveren dat de bezoeker wordt aangemoedigd om actief met de collectie om te gaan. Dit doen we ook door in Rijksstudio de collectie helemaal vrij te geven zodat men daar iets van kan maken, een eigen behang bijvoorbeeld. Daardoor haal je het museum in huis en zal je daar als gebruiker toch iets van mee krijgen.69

68 Bij het herschrijven van mijn opgestelde tekst na het interview, schreef Marieke ‘de gouden eeuw’ met hoofdletters. Ik heb dit in mijn scriptie overal met kleine letters of tussen aanhalingstekens weergegeven. Omdat ik het interview heb afgenomen en in principe heb geschreven, heb ik ervoor gekozen om het ook hier met kleine letters weer te geven.

40