• No results found

Onderstaand zijn de resultaten van zowel het literatuuronderzoek als het veldbezoek weergegeven.

5.1 Vaatplanten

De NDFF maakt geen melding van beschermde vaatplanten binnen een straal van vijf kilometer rond de onderzoekslocatie. Beschermde vaatplanten zijn gedurende het veldbezoek eveneens niet aangetroffen.

In de tuin rondom de woning komen veelal gecultiveerde soorten voor. De tuin aan de achterzijde van de woning is deels verhard. Gedurende het veldbezoek zijn binnen de onderzoekslocatie verschillende soorten van een voedselrijke bodem aangetroffen, waaronder: appelboom (Malus spec.), esdoorn, gewone es, algemene grassen, witte klaver, ruwe berk, stokroos en zwarte els.

Er worden gezien de voedselrijke omstandigheden en het beheer (frequent maaien van gazon en deels verharde tuin) geen beschermde soorten in de tuin van de woning verwacht. Om deze reden worden er geen beschermde soorten verwacht.

5.2 Vogels

In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn de volgende broedvogels met jaarrond beschermde nesten bekend (NDFF): buizerd, gierzwaluw, havik, huismus, ransuil en roek. De soorten die uit het literatuuronderzoek naar voren kwamen zijn niet binnen de contouren van de onderzoekslocatie aangetroffen. Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn geen jaarrond beschermde nesten waargenomen.

De in de NDFF genoemde soorten buizerd, havik, ransuil en roek worden niet in de directe onderzoekslocatie verwacht. Er zijn op de onderzoekslocatie geen sporen (braakballen of uitwerpselen) of roestplaatsen aangetroffen in en rond de bomen. Mogelijk bevindt de

onderzoekslocatie zich wel in het jachtterrein van de bovengenoemde soorten. Gelet op de aard van de werkzaamheden zullen deze soorten geen hinder ondervinden van de werkzaamheden.

Nestplaatsen van de gierzwaluw worden eveneens niet binnen de onderzoekslocatie verwacht. Voor de gierzwaluw geldt dat de woning geen geschikte invliegmogelijkheden naar mogelijke nestlocaties in de woning bevat. Bovendien heeft de gierzwaluw een valhoogte van circa drie meter nodig om goed in en uit een nestlocatie te kunnen vliegen. Daar de woning lager is en geen afdoende volhoogte kan bieden, is de woning ongeschikt voor nestlocaties voor de gierzwaluw.

In tegenstelling tot bovengenoemde soorten, kan een nestlocatie van de huismus niet worden uitgesloten. Onder de onderste rij dakpannen zijn veel toegangsmogelijkheden naar kleine ruimtes die potentie hebben als nestlocatie voor huismussen (zie figuur 5.1).

Huismussen zoeken graag de beschutting van struikgewassen en bosschages op. Het gehele jaar door blijven ze in de buurt van hun nest.

Figuur 5.1. Potentieel geschikte nestlocaties voor huismussen onder de onderste rij dakpannen (rood omrand).

In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn gedurende het veldbezoek een aantal soorten waargenomen zonder jaarrond beschermde nesten zoals de houtduif en de merel. Nesten van deze soorten zijn echter niet aangetroffen.

Uit de NDFF kwam naar voren dat er een aantal vogels van categorie 5 in de omgeving van de onderzoekslocatie zijn waargenomen. Er zijn in (de omgeving van) het onderzoekslocatie voldoende alternatieven aanwezig voor categorie 5 soorten. De nesten van deze vogels zijn dan ook niet jaarrond beschermd.

Opgemerkt wordt dat de locatie in het broedseizoen geschikt is als broedlocatie voor diverse (niet jaarrond beschermde) vogelsoorten.

5.3 Grondgebonden zoogdieren

De NDFF maakt melding van de steenmarter en waterspitsmuis binnen een straal van vijf kilometer rond de onderzoekslocatie.

Tijdens het veldbezoek zijn sporen (ontlasting) aangetroffen van een steenmarter ter plaatse van de onderzoekslocatie. In het verlengde biedt de woning tevens een geschikte verblijfplaats voor de steenmarter. Er zijn toegangsmogelijkheden tot potentiële verblijfplaatsen zoals ruimtes in de spouw en andere ruimtes waar de steenmarter graag verblijft (zie figuur 5.2). De steenmarter is een

beschermde soort die de voorkeur geeft aan gebieden met kleinschalige landbouw, oude schuren, heggen en bosschages om zich te kunnen verschuilen. Dit, in combinatie met de aangetroffen sporen (ontlasting), zorgt ervoor dat de aanwezigheid van een verblijfplaats van een steenmarter niet kan worden uitgesloten.

Figuur 5.2. Potentiële toegangsweg naar een mogelijke verblijfplaats van een steenmarter in de westzijde van de woningen.

De waterspitsmuis wordt eveneens gemeld in de NDFF. Echter wordt een verblijfplaats of individu van deze soort niet verwacht binnen de onderzoekslocatie. De waterspitsmuis is in zijn habitat gebonden aan permanent watervoerende elementen met een goede waterkwaliteit. Wel bevindt zich een dichtbegroeide sloot aan de achterkant (zuidzijde) van de onderzoekslocatie. Deze sloot beschikt echter niet over het geschikte habitat met afdoende waterkwaliteit. De waterspitsmuis geeft de voorkeur aan stromende wateren met een hoge variatie aan watervegetatie.

De waterspitsmuis kan om deze redenen worden uitgesloten van de onderzoekslocatie. Daarnaast betrekken de werkzaamheden zich alleen op de bebouwing en enkele bomen, en wordt de sloot buiten beschouwing gelaten.

Opgemerkt wordt dat sporen van kleine zoogdieren in vegetatie lastig zichtbaar zijn. Gelet op het habitattype zou de onderzoekslocatie en directe omgeving, onderdeel kunnen uitmaken van het leefgebied van algemene zoogdieren zoals diverse algemene muizensoorten, de ree en de mol.

De bovengenoemde en verwachte diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten of soorten die alleen onder de zorgplicht vallen waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.

5.4 Vleermuizen

In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn de volgende vleermuizen bekend uit de NDFF: gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en watervleermuis.

Verblijfplaatsen

Tijdens het veldbezoek bleek dat de woning een potentieel geschikte verblijfplaats kan herbergen voor gebouwbewonende vleermuizen, zoals de in de directe omgeving waargenomen gewone

Figuur 5.3. Voorbeeld van potentiële toegangsweg voor vleermuizen onder en achter de windveer van de dakrand (noordzijde woning).

Figuur 5.4. Voorbeelden van potentiële toegangswegen in de vorm van ruimte onder loodslabben en dakpannen, en open stootvoegen (zuidzijde woning).

Figuur 5.5. Voorbeelden van potentiële toegangswegen voor vleermuizen in de vorm van ruimte onder nokpannen, loodslabben en waterbord langs de dakrand (westzijde woning).

De watervleermuis is geen gebouwbewonende soort maar een soort die kan worden aangetroffen in bomen. Echter, de bomen op het onderzoeksterrein zijn niet van afdoende formaat en hebben geen holtes en loszittende schorsdelen. Ook zijn er geen waterrijke gebieden in de omgeving. Daar er geen geschikte locaties die als verblijfplaats kunnen dienen aanwezig zijn, kan verstoring van een

verblijfplaats van de watervleermuis worden uitgesloten in de onderzoekslocatie.

Vliegroute

De straten en bosschages in de omgeving vormen lijnvormige elementen die als vliegroute kunnen worden gebruikt door vleermuizen. De aanwezigheid van vliegroutes kan niet worden uitgesloten.

Echter gezien de aanwezigheid van alternatieven in de directe omgeving zal het hier niet gaan om essentiële vliegroutes. Bovendien zullen bij de werkzaamheden geen vliegroutes worden aangetast.

Foerageergebied

Mogelijk maakt de onderzoekslocatie deel uit van het foerageergebied van in de omgeving

voorkomende soorten vleermuizen. Daar de geplande werkzaamheden overdag plaatsvinden en de locatie en omgeving na ontwikkeling voldoende geschikt zullen blijven als foerageergebied is verder onderzoek naar het voorkomen van foerageergebieden van vleermuizen niet noodzakelijk.

5.5 Amfibieën en reptielen

Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën of reptielen waargenomen ter plaatse van de

onderzoekslocatie. Ook uit de gegevens van de NDFF zijn geen amfibieën en reptielen naar voren

Door de aanwezigheid van een sloot aan de achterzijde van de onderzoekslocatie is het mogelijk dat er algemeen voorkomende amfibieën op de onderzoekslocatie voorkomen. Mogelijk is er in de tuin en in de ondergroei onder de bomen sprake van incidentele verblijfplaatsen (landhabitat) van algemeen voorkomende amfibieën (bijvoorbeeld bruine kikker en gewone pad).

De bovengenoemde en verwachte diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.

5.6 Vissen

Omdat er op de onderzoekslocatie geen permanent watervoerende elementen aanwezig zijn, kan de aanwezigheid van vissen worden uitgesloten.

5.7 Overige soorten

Door het ontbreken van sleutelfactoren zoals waardplanten speelt onderhavig onderzoekslocatie geen cruciale rol voor plaatselijke beschermde vlinderpopulaties. Omdat er op de onderzoekslocatie geen geschikte permanent watervoerende elementen aanwezig zijn, kan de aanwezigheid van beschermde libellen worden uitgesloten.

Tijdens het veldbezoek zijn geen algemene diersoorten uit de overige soortgroepen aangetroffen.

Zeldzame, beschermde of Rode Lijstsoorten zijn niet aangetroffen tijdens het veldbezoek. Belangrijke reden hiervoor is dat ter plaatse geen geschikt habitat aanwezig is voor deze soorten.

De overige in de Wet natuurbescherming opgenomen ontheffingsplichtige soorten zijn dusdanig zeldzaam en grotendeels gebonden aan specifieke biotopen zoals heide, hoogveen, laagveen en beken, dat het onwaarschijnlijk is dat de onderzoekslocatie voor deze soorten een functie vervult.