• No results found

Deze sectie gaat in op de resultaten die de verschillende onderzoekstechnieken hebben opgeleverd. Eerst zullen de resultaten van de cluster analyse worden gepresenteerd. Vervolgens worden de onderscheidde type dorpen en de caseselectie toegelicht. In het laatste stuk van de resultaten zal ingegaan worden op de data die opgehaald is tijdens de interviews met jongeren (van 18 tot 35 jaar) in de geselecteerde case dorpen.

4.1 Clusteranalyse demografische trends

De clusteranalyse is gebaseerd op demografische gegevens die verkregen zijn van de gemeente Borger-Odoorn. Het betrof een omvangrijke set aan data, waaronder gegevens over bevolkingssamenstelling, sterfte, geboorte en migratie. Deze gegevens waren geleverd per kern over een periode van 2006 tot 2014. Deze zijn handmatig gesorteerd en geanalyseerd op trends over de hiervoor genoemde periode. Een overzicht van de uitkomsten is te vinden in bijlage 4: analyse demografische data. Vervolgens is per dorp een overzicht gemaakt van totale bevolkingsontwikkeling, het migratiesaldo en de natuurlijke aanwas. Bij het migratiesaldo is daarnaast gedifferentieerd naar verschillende leeftijdscategorieën. Dit waren jongeren tot en met 25 jaar, de categorie 25 tot en met 39 jaar en de 65-plussers. Daarnaast is de ontwikkeling in relatief aandeel van de jongeren en de ouderen (ook wel ontgroening en vergrijzing genoemd) meegenomen in de analyse.

Tevens is er gekeken naar selectieve migratie, wat volgens de literatuurstudie een belangrijke motor achter krimp is (Johansson, et al., 2014). Selectieve migratie is ook te omschrijven als de oververtegenwoordiging van een bepaalde (leeftijds-)groep in de vertrekstromen. In deze clusteranalyse is vooral gefocust op de groep tot 25 jaar. Hiervoor is het aandeel van het aantal vertrekbewegingen van personen tot 25 jaar op het totale aantal vertrekbewegingen van de betreffende kern berekend. Hoe hoger dit percentage, hoe groter het aandeel personen tot 25 jaar in de groep vertrekkende mensen. Vrijwel alle dorpen kenden dit probleem in een zekere mate. Onderstaande schaal bepaalde uiteindelijk in welke mate een dorp te maken had met selectief vertrek.

Aandeel vertrekkende <25 jaar van totale vertrekbeweging

>40 % 30 – 40% 20 – 30 % < 20 %

Mate van selectief

vertrek Hoog Gemiddeld Licht Niet

De analyse resulteerde uiteindelijk in een overzicht per dorp voor wat betreft bevolkingstrends. De overzichten per dorp zijn vervolgens gerangschikt op overeenkomsten en op basis hiervan zijn de verschillende typen dorpen gevormd. De volgende sectie gaat hier dieper op in.

Eerst zal er kort aandacht besteed worden aan algemene trends in de gemeente Borger-Odoorn. Hiermee wordt ook antwoord gegeven het schuingedrukte deel van deelvraag 3: Welke demografische veranderingen hebben de Oost-Drentse dorpen de afgelopen jaren ondergaan en zijn hierin typen dorpen te onderscheiden? bijlage 4: analyse demografische data bevat alle resultaten van de analyse. Opvallend is dat vrijwel elk dorp, op één na, te maken heeft met een negatieve bevolkingsontwikkeling. Ook worden alle dorpen ouder: het percentage ouderen is gegroeid in de periode 2006 – 2014. Hoewel vaak gedacht wordt dat jongeren veel vertrekken uit een krimpgebied en dit ook wordt bevestigd door de migratiecijfers, vertaalt dit zich niet in alle gevallen door in een kleiner worden aandeel van jongeren van 15 tot 25 jaar. In een wezenlijk aantal dorpen groeide dit aandeel zelfs. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat jongeren

36 die eerst niet in deze groep hoorden ouder zijn geworden en in deze leeftijdscategorie eindigden. Het aandeel personen 25 tot 29 kromp namelijk wel in alle dorpen, enkele uitzonderingen daargelaten. Zoals eerder vertelt is deze groep erg belangrijk voor een dorp, aangezien het voornamelijk deze groep is die zich voortplant. Het vertrekken van deze groep kan alleen maar extra bevolkingsdaling in de hand spelen, zoals Johansson et al. (2014) heeft uitgelegd. Toch was in het overgrote deel van de dorpen het cijfer voor natuurlijke aanwas nog positief. Wel kenden vele van de dorpen een negatief migratiesaldo. Naast deze overeenkomsten tussen dorpen, zijn er ook verschillen waar te nemen. Deze verschillen vormen de basis voor de onderscheiden dorpen in de volgende paragraaf.

4.2 Vijf typen dorpen in Borger-Odoorn

Het resultaat van de clusteranalyse is dat er vijf typen dorpen geformuleerd zijn. Hieronder worden de typen dorpen beschreven en wordt ingegaan op de karakteristieken die het type onderscheidt van andere typen. Daarnaast wordt vermeld welk dorp bij welk type past. Deze sectie wil daarmee antwoord geven op het schuingedrukte deel van deelvraag 3: Welke demografische veranderingen hebben de Oost-Drentse dorpen de afgelopen jaren ondergaan en zijn hierin typen dorpen te onderscheiden?

Grijze dorpen

Er zijn twee grijze dorpen te vinden in Borger-Odoorn. Deze dorpen zijn die erg in trek bij de oudere bewoners van de gemeente. Dit vertaalt zich in een positief migratiesaldo voor de groep 65+, terwijl alle andere dorpen een negatief migratiesaldo voor deze bevolkingsgroep kenden. Daarnaast hebben de dorpen een sterk negatief cijfer voor natuurlijke aanwas. Een verklaring hiervoor is te vinden in de hiervoor beschreven migratietrend, namelijk de aanwezigheid van veel 65+’ers. Hierdoor is het aannemelijk dat het sterftecijfer vele malen hoger ligt dan het geboortecijfer. Dit negatieve cijfer voor natuurlijke aanwas was zo sterk, dat het uiteindelijk resulteerde in een negatieve overall bevolkingsontwikkeling voor de dorpen in deze groep.

Dorpen in dit type: Borger en Odoorn.

Krimpdorpen

Het tweede type dorp dat onderscheiden is, is het krimpdorp. Het krimpdorp laat eigenlijk de ontwikkeling zien die verwacht wordt wanneer er aan het concept ‘krimp’ gedacht wordt: een negatieve overall bevolkingsontwikkeling en een negatief migratiesaldo voor alle leeftijdsgroepen in dat dorp. Daarnaast kampen deze dorpen met nog een ander, in de literatuurstudie reeds aangestipt, probleem: selectieve migratie. Er vertrekken relatief gezien veel meer jongeren dan er zich vestigen.

Dorpen in dit type: Drouwen, Ellertshaar, Exloo, Odoornerveen en Valthe

Jonge krimpdorpen

De dorpen in de derde groep worden jonge krimpdorpen genoemd. Zij laten een negatief migratiesaldo en een negatieve totale bevolkingsontwikkeling zien. Maar, daarnaast worden er nog wel veel kinderen geboren en hebben deze dorpen een positief cijfer voor natuurlijke aanwas. De groep heeft de naam ‘jonge krimpdorpen’ gekregen, omdat dit ook wel gezien wordt als het voorstadium van krimp. De mensen zijn al aan het wegtrekken, vandaar het negatieve migratiesaldo, maar er worden nog wel voldoende kinderen geboren. Als uiteindelijk door de migratie het aantal personen in de leeftijdscategorie welke zich kan voortplanten afneemt, zal ook het aantal geboorten afnemen en zal het cijfer voor natuurlijke aanwas negatief worden zoals Johansson et al. (2014) al opmerkte.

Dorpen in dit type: Drouwenermond, Eerste Exloërmond, Tweede Exloërmond, Klijndijk, Nieuw-Buinen en Valthermond/Zandberg

37

Stabiele dorpen

Daarna hebben we nog stabiele dorpen. Deze dorpen laten een bevolkingsontwikkeling zien rond de 0% en daarnaast is het verschil tussen het migratiesaldo en de natuurlijke aanwas nihil. Dit betekent dus dat zij redelijk stabiel zijn voor wat betreft het aantal inwoners. Wel merken deze dorpen, net als ander dorpen, dat hun bevolking ouder wordt. Dit is een meer algemene trend, zoals ook al in de literatuur beschreven is.

Dorpen in dit type: Buinen, Buinerveen, Bronneger/-veen, Eeserveen, Eesergroen en Exloërveen

Kleine groeiers

De laatste, maar daarom niet minder interessante groep heeft de naam ‘kleine groeiers’ gekregen. Hoewel het type maar één dorp bevat, liet dit dorp zulke afwijkende cijfers zien dat het haar eigen categorie verdiende. Het betreft een dorp met een positieve bevolkingsontwikkeling, een positief migratiesaldo en een positief cijfer voor natuurlijke aanwas. Onderdeel van de natuurlijke aanwas, is het relatief hoge aantal geboorten dat over de periode 2006 tot en met 2014 in dit kleine dorp hebben plaatsgevonden.

Dorpen in dit type: Drouwenerveen

Restdorpen

Hoewel er geprobeerd is typen te formuleren waaronder elk dorp geschaard kan worden, zijn er toch twee dorpen overgebleven welke bij geen één van de typen past. Zij hebben van elk type een paar karakteristieken. De beide dorpen Ees en Westdorp zijn erg klein, waardoor de verhuisbeweging van één persoon een groot gevolg kan hebben voor de demografische opbouw van het dorp. Ook Tweede Valthermond is aan deze groep toegevoegd. Voor dit dorp waren geen migratiegegevens bijgehouden, waardoor het niet geanalyseerd en gecategoriseerd kon worden. Het dorp heeft daarom haar plek gevonden bij de restdorpen.

38

Een overzicht

In Figuur 6 worden de vijf onderscheiden dorpen grafisch weergegeven. Omdat de restdorpen geen overeenkomende variabalen hebben, is het onmogelijk om hier een grafische weergave van te maken. Deze zijn dan ook uit onderstaand figuur gelaten.

4.3 Ruimtelijke 0verklaringen

Nu er typen opgesteld zijn is het belangrijk om proberen te verklaren waarom deze dorpen eenzelfde demografische ontwikkeling laten zien. Figuur 9 laat de ruimtelijke spreiding zien van de typen dorpen in Borger-Odoorn. Het laat ook zien hoeveel inwoners de dorpen hebben, waarbij opvalt dat de jonge krimpdorpen relatief grote dorpen zijn. Ook de twee grijze dorpen, Borger en Odoorn, zijn relatief groot. De kleinste dorpen van de gemeente zijn vaak aangemerkt als stabiele dorpen. Qua spreiding lijkt er geen verschil te zitten tussen dichtbij de stad of ver van de stad. Oftewel: het is niet hoe verder van de stad Groningen, hoe ‘slechter’ het met het dorp gaat. De nabijheid van een stap lijkt dus geen invloed te hebben op de typering. Opvallend is wel dat de jonge krimpdorpen zich voornamelijk concentreren in de oostelijke zijde van de gemeente. Daartegenover zijn de grijze dorpen te vinden aan de westkant van de gemeente. Krimpdorpen zijn meer zichtbaar is de zuidwestelijke hoek van de gemeente. De overige typen zijn verspreid over het grondgebied van de gemeente, wat resulteert aan een kleurrijk palet aan typen. Figuur 8 geeft al een voorzet voor een eventuele verklaring van de oostelijke concentratie van de jonge krimpdorpen.

39

Figuur 9: ruimtelijke spreiding typen dorpen in

Borger-Odoorn (bron: auteur) Figuur 8: relatie type dorp en landschapstype (bron: auteur)

Figuur 10: mate van aantrekkelijkheid van het landschap (bron: CLO, 2018)

Figuur 7: score Leefbarometer in Borger-Odoorn (bron: auteur)

40

De ‘veen-Drent’ versus de ‘zand-Drent’

Figuur 8 laat zien dat de oostelijke kant van de gemeente een veenkoloniaal landschap kent. Vervolgens laat Figuur 10 zien dat dit landschapstype minder goed beoordeeld wordt dan het esdorpenlandschap. Daarnaast toont Figuur 7 aan dat deze gebieden naast minder gewaardeerd, ook minder hoog scoren op de Leefbarometer, een maatstaaf voor leefbaarheid. Er lijkt hier dus een relatie te liggen tussen landschapstype en de waardering ervan en het dorpstype. Hiermee worden de bevindingen van Elshof (2017) en Bijker et al. (2012) bevestigd: de veendorpen zijn minder aantrekkelijke dorpen om te wonen.

Hoewel dit een plausibele verklaring lijkt, wordt aan de hand hiervan slecht deels verklaart waarom de jonge krimpdorpen gelokaliseerd zijn aan de oostelijke veenkant van de gemeente. De vraag die nog openblijft, is waarom dorpen in deze minder gewaardeerde gebieden dan niet getypeerd zijn als krimpdorp maar als jongkrimpdorp, terwijl de krimpdorpen juist in het hoger gewaardeerde esdorpenlandschap liggen? De demografische analyse heeft al aangetoond dat alle dorpen te maken hebben met bevolkingskrimp. Daarnaast is de bevolking in veendorpen vele malen jonger dan in zanddorpen (zie hiervoor bijlage 4: analyse demografische data). Het verschil tussen jonge krimpdorpen en oude krimpdorpen was het feit dat de jonge krimpdorpen nog relatief veel geboorten zagen. Wanneer er in de volgende sectie naar de woningmarkt wordt gekeken, wordt al snel duidelijk waardoor deze verschillen verklaart kunnen worden.

De woningmarkt

Bijlage 5: data over woningmarkt bevat een tabel met extra informatie over de woningmarkt binnen de gemeente Borger-Odoorn, waaronder de gemiddelde WOZ-waarde in een dorp, de verhouding tussen huur- en koopwoningen en het aantal goedkope huurwoningen. Gesorteerd op gemiddelde WOZ-waarde (van laag naar hoog) laat het zien dat de jonge krimpdorpen bovenaan staan. De oorzaak hiervan kan liggen in het feit dat deze dorpen minder aantrekkelijk zijn voor mensen om te wonen omdat het landschap minder hooggewaardeerd wordt, zoals hiervoor uitgelegd. Ook zijn er in deze dorpen veel huurwoningen te vinden, welke de gemiddelde WOZ-waarde naar beneden kunnen brengen. Zoals eerder gezegd, hebben de veenkoloniale dorpen een jongere bevolkingssamenstelling dan de dorpen in het esdorpenlandschap.

Er zijn relatief weinig huurwoningen in de gemeente Borger-Odoorn: gemiddeld 29% tegenover het Nederlandse gemiddelde van 43%. Opvallend is dat de dorpen die op dit gemeentelijk gemiddelde of erboven zitten allen jonge krimpdorpen of grijze dorpen zijn: Nieuw-Buinen, Borger, Tweede Exloërmond, Valthermond/Zandberg en Odoorn. Bij de twee grijze dorpen ligt de verklaring voornamelijk in het aantal zorgappartementen voor ouderen wat daar aangeboden wordt.

Dit in combinatie met de aantrekkelijkheid van het landschap kan het verschil tussen jonge krimpdorpen en krimpdorpen verklaren. Jonge krimpdorpen bevinden zich namelijk in een minder aantrekkelijk gebied. Dit minder aantrekkelijke gebied zorgt ervoor dat de woningprijzen daar lager liggen dan in het esdorpenlandschap. Daarnaast kennen de jonge krimpdorpen een relatief hoog aandeel huurwoningen. Starters hebben over het algemeen niet veel financiële middelen (Mulder & Hooimeijer, 2002), waardoor een woning kopen binnen het gewilde esdorpenlandschap misschien niet haalbaar is. Dus trekken zij naar een goedkoper gebied. Daarnaast zijn zij eerder geneigd om een huurwoning te betrekken. Hiermee wordt het onderzoeksresultaat van Elshof (2017) ook hier gevonden en wordt de conclusie van Bijker et al. (2012) wederom bevestigd: minder populaire gebieden trekken vooral jongere mensen aan. Het feit dat dit gebied dus aantrekkelijk is voor starters, vertaalt zich door in het relatief hoge aantal kinderen dat er geboren worden.

41 Verder kennen de stabiele dorpen de meeste koopwoningen: geen enkel stabiel dorp heeft minder dan 83% koopwoningen. Uit het literatuuronderzoek is al gebleken dat woningeigenaren minder snel geneigd zijn om te verhuizen (zie bijv.: Clark & Dieleman, 1996; Speare, et al., 1975; van Leuvensteijn & Koning, 2000; Helderman et al., 2006) en bouwen daarnaast meer social capital op dan huurders wat ze nog sterker verbindt aan het drop. De relatieve stabiliteit van deze dorpen kan dus (deels) te wijden zijn aan het hoge percentage koopwoningen in die dorpen.

Onderwijs

De aanwezigheid van mogelijkheden tot (primair) onderwijs wordt vaak gezien als een belangrijke voorziening van een dorp. Het sluiten van een basisschool, welke veroorzaakt wordt door een teruglopend leerlingaantal, wordt geacht krimp in de hand te werken. In die lijn van gedachte zou bij het dorpstype ‘krimpdorp’ of ‘jong krimpdorp’ dus geen basisscholen verwacht worden, of zouden hier in het verleden basisscholen gesloten moeten zijn. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de aanwezige en de in de laatste decennia gesloten basisscholen.

Dorp Type Basisschool

Borger Grijsdorp

Odoorn Grijsdorp

Valthe Krimpdorp

Exloo Krimpdorp

Drouwen Krimpdorp

Valthermond/Zandberg Jong krimpdorp

Nieuw-Buinen Jong krimpdorp

Tweede Exloërmond Jong krimpdorp

Ees Restdorp

Tabel 4: overzicht van de aanwezige basisscholen in de gemeente Borger-Odoorn

Tabel 5: overzicht van in gemeente Borger-Odoorn gesloten scholen in de afgelopen decennia (bronnen: NPO Radio 1, 2010; Dagblad van het Noorden, 2010; RTV Drente, 2010; RTV Drenthe, 2013; Eeserveen, 2018)

Er zijn geen basisscholen te vinden in Ellertshaar en Odoornerveen (krimpdorpen), alle stabiele dorpen, Eerste Exloërmond, Drouwenermond en Klijndijk (jonge krimpdorpen), Drouwenerveen (kleine groeier) en Westdorp (restdorp). Zoals Tabel 5 laat zien hebben enkele dorpen wel een basisschool gekend. Beide tabellen laten geen duidelijke relatie zien tussen het dorpstype en de aanwezigheid, afwezigheid of het sluiten van een basisschool. Hoewel er in de media en dorpsgemeenschappen angstig gereageerd wordt op het sluiten van een basisschool en de eventuele gevolgen ervan (zie NPO Radio 1, 2010; Dagblad van het Noorden, 2010; RTV

Dorp Type Jaartal sluiting

Eeserveen Stabiel dorp 1993

Odoornerveen Krimpdorp Omstreeks 2000

Drouwenerveen Kleine groeier 2005

Drouwenermond Jong krimpdorp 2011

Eerste Exloërmond Jong krimpdorp 2011

Buinen Stabiel dorp 2013

42 Drente, 2010; RTV Drenthe, 2013; Eeserveen, 2018), wist de toenmalige wethouder in 2010 al tegen NPO Radio 1 te vertellen dat dit in Borger-Odoorn wel mee valt:

‘Ik constateer dat het voor jonge gezinnen geen belemmering is geweest om zich in Drouwenerveen te vestigen, waar in 2005 een school verdwenen is. Of in Odoornerveen waar 10 jaar geleden een school verdwenen is. (…) En als je daar een huis wilt kopen, dan moet je toch nog een aardig bedrag betalen. Dus kennelijk

valt de liefhebberij nog wel erg mee.’

Dit is in de lijn van de bevindingen van Elshof (2017), die ook geen relatie vond tussen het vestigen van gezinnen met kinderen in een dorp en de aanwezigheid, afwezigheid of een zojuist gesloten basisschool. De aanwezigheid van primair onderwijs geeft dus geen verklaring voor de verschillen in dorpstypen.

In tegenstelling tot primair onderwijs, is vervolgonderwijs niet binnen de gemeente te genieten. Voor een mbo-opleiding kunnen jongeren redelijk dichtbij terecht; in Emmen, Assen, Stadskanaal en Veendam. Voor een Hbo of universitaire opleiding moeten jongeren al snel naar Groningen, met uitzondering voor enkele specifieke richtingen in Emmen en Assen daargelaten. bijlage 6: overzichtskaart vervolgonderwijs nabij Borger-Odoorn laat zien waar welke onderwijsinstelling gevestigd is en hoe zich dit (ruimtelijk) verhoudt tot het dorpstype. Ook hier lijkt wederom geen relatie te zijn tussen het dorpstype en de afstand tot MBO, Hbo of universitaire opleidingsmogelijkheden.

Triple A-voorzieningen

Zoals in voorgaande sectie te lezen is, is er alleen in het type ‘grijze dorpen’ een positief migratiesaldo voor 65-plussers te zien. Een verklaring hiervoor kan de aanwezigheid zijn van door ouderen gewenste voorzieningen in die specifieke dorpen (Gardner, 2011; Merkens, 2015; Elshof, 2017). Hieronder is daarom een overzicht te zien van dorpen die minimaal één van de Triple A-voorzieningen bezitten, waarbij het aantal pictogrammen correspondeert met het aantal aanwezige faciliteiten in dat dorp.

Dorp Type Arts Apotheek Aldi

(supermarkt) Borger Grijsdorp Odoorn Grijsdorp Exloo Krimpdorp Nieuw-Buinen Jong krimpdorp Valthermond/Zandberg Jong krimpdorp Tweede Exloërmond Jong

krimpdorp

Ees Restdorp

Tabel 6: overzicht aanwezige Triple A-voorzieningen in de gemeente Borger-Odoorn

Zoals Tabel 6 laat zien, zijn in de twee grijze dorpen (Borger en Odoorn) inderdaad de Triple A-voorzieningen aanwezig. Daarnaast zijn er nog twee dorpen, Exloo en Nieuw-Buinen, die ook beide alle Triple A-voorzieningen bezitten. Maar, deze dorpen laten geen positief migratiesaldo voor 65-plussers. Verder kennen de kernen Borger, Odoorn en Exloo een concentratie van aanbod in wonen, welzijn en (intensieve) zorg (Gemeente Borger-Odoorn,

43 2016), waarin de verklaring ligt waarom Exloo geen grijsdorp is. Een nadere uiteenzetting waarom juist Borger en Odoorn grijze dorpen zijn wordt gegeven in de volgende sectie.

Leefgebieden

In 2012 publiceert de gemeente Borger-Odoorn de Nota Leefgebieden 1 – van zes hoofdkernen naar vier leefgebieden (Gemeente Borger-Odoorn, 2012) op basis van een eerder door STAMM CMO uitgevoerd leefbaarheidsonderzoek (STAMM CMO, 2010). In dit leefbaarheidsonderzoek is gekeken naar waar men naar toe ging voor bepaalde voorzieningen. Hieruit bleek dat niet alle inwoners van de gemeente gericht waren op de gemeente zelf. Op basis hiervan zijn vier leefgebieden opgesteld. Leefgebied 1 is sterk gericht op Stadskanaal, leefgebied 2 is gericht op eigen voorzieningen en sterk gericht op Musselkanaal, leefgebied 3 is gericht op eigen voorzieningen waarbij Odoorn een belangrijke kern is en voor een deel op Emmen en leefgebied 4 is voornamelijk gericht op Borger en in veel mindere mate op kernen buiten de gemeente. Figuur 11 laat deze relaties zien. De dikte van de pijl laat de sterkte van de relatie zien. Een pijl de terugkeert naar het nummer staat symbool voor het gebruik van voorzieningen in eigen dorp.

Figuur 11: de leefgebieden binnen de gemeente Odoorn in kaart gebracht (bron: Gemeente

GERELATEERDE DOCUMENTEN