Waar in het vorige hoofdstuk de sportsamenwerking binnen de cases verteld is door de ogen van de respondenten, wordt in dit hoofdstuk kort en bondig beschouwd hoe de cases zich verhouden tot het theoretisch kader en het conceptueel model, alvorens in het volgende hoofdstuk antwoord te geven op de onderzoeksvragen, het bieden van een discussie en het geven van aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
5.1 Cultuur & Identiteit
In het theoretisch kader zijn vier identiteitsconcepten gedefinieerd die van betrekking (kunnen) zijn op sportsamenwerking. Dit waren persoonlijke identiteit, collectieve identiteit, sociale identiteit en plaatsidentiteit.
Persoonlijke identiteit had betrekking op onder andere de karaktereigenschappen, opvattingen, normen en waarden van een individu (Jones & McEwen, 2000). In de besproken samenwerkingsverbanden blijkt dat de houding van één persoon vaak een grote rol speelt in het succes van de samenwerking. Wellicht het meest prominent komt dit naar voren in de mislukte fusie tussen SV Zeester en UVV’70, waar beide verenigingen aangeven dat de toenmalige voorzitter een sleutelpositie innam bij het breken van de fusie. In dit geval was het met name gebrekkige communicatie van deze voorzitter wat parten speelde. Ook de KNVB-projectleider van Skolder an Skolder geeft in het interview nadrukkelijk in op de rol die een individu kan hebben binnen het succes van sportsamenwerking. Hierover geeft hij aan:
“Wat je soms weleens ziet is dat iemand een bestuursfunctie of commissiefunctie neemt, omdat hij graag die verantwoordelijkheid wil dragen, maar dat dan doet alsof het een eenmanszaak is. Terwijl de verenigingsstructuur heel anders is dan de organisatiestructuur van bijvoorbeeld een bedrijf.”
Projectleider Skolder an Skolder, KNVB, citaat uit interview)
Juist het hebben van een bestuurder die naar buiten durft te kijken, stappen durft te nemen om samenwerking aan te gaan, en de vereniging hierin nauw betrekt, is een belangrijk element van het ontstaan het succes van sportsamenwerking, aldus de projectleider van Skolder an Skolder.
Collectieve identiteit had betrekking op de mate waarin een individu zichzelf identificeert met een groep, of de cultuur en identiteit binnen die groep (Melucci, 1995; Snow, 2001; Kuhn, 2014); ‘identify with’. Hier tegenover staat de sociale identiteitstheorie, waarin wordt gedacht in termen van ‘identify against’. Volgens de theorie roept sociale identiteit ‘positief’ gedrag op ten opzichte van de mensen binnen de eigen groepen, en ‘negatief’ en afstandelijk gedrag tegenover mensen in out-groups (Kuhn, 2014; Rees et al. 2015). In de succesvolle cases blijkt dat er soortgelijke stappen zijn gezet om negatief en afstandelijk gedrag te voorkomen, en om de sportverenigingen dichter bij elkaar te brengen. In deze samenwerkingsverbanden zijn de clubkleuren gecombineerd tot een nieuw
50 tenue, en zijn gezamenlijk afspraken gemaakt over het gebruik van accommodaties. In verschillende gesprekken, waaronder die met de voorzitter van VV Eenrum, wordt aangegeven dat het samenwerkingsverband een eigen identiteit heeft verkregen; een gezamenlijke identiteit tussen twee verenigingen. In de mislukte cases lijken groepsidentificatie en afstandelijke gedrag tegenover ‘the other’ niet aanleiding te vormen voor het mislukken van de samenwerking of fusie. Bij de fusie tussen SV Zeester en UVV’70 bleek dat de leden het onderling goed met elkaar konden vinden. Van grote cultuurverschillen tussen de verenigingen of leden was geen sprake. Juist slechte afspraken over het gebruik van accommodaties en de locatiekeuze, gebrekkige communicatie en een gebrek aan draagvlak bleken uiteindelijk de reden tot de breuk. In de mislukte multifunctionele sportaccommodatie was voornamelijk ‘het dorp’ van belang. Dit sluit wellicht beter aan op het concept plaatsidentiteit, dan op collectieve- en sociale identiteit.
Plaatsidentiteit ging over hoe fysieke en symbolische eigenschappen van een plek (bijvoorbeeld een dorp, of sportkantine) bijdragen aan iemand gevoel van identificatie met die betreffende plek (Stedman, 2002; Vanclay, 2008; Devine-Wright, 2009). Dergelijke verenigingen in de plaatsbinding en plaatsidentiteit van mensen (‘place disruption’) gaat vaak samen met negatieve emoties, zoals een gevoel van angst en verlies (Fried, 2000; Devine-Wright, 2009). Juist de angst dat de eigen sportaccommodatie zou verdwijnen, en noodgedwongen verplaatsing zou zijn naar Hallum, leken in Marrum en Ferwerd
aanleiding te vormen voor het gebrekkige draagvlak, waardoor het project geen doorgang kon vinden. Daarnaast geeft de adviseur van Partoer aan dat in de procesvoering fouten gemaakt zijn, door het minimaal betrekken van de dorpen Marrum en Ferwerd.
5.2 Samenwerking & Proces
In het conceptueel model werd aangesloten bij een vijftal succesfactoren voor sportsamenwerking in Nederland, aldus geformuleerd door Rozenveld (2006): Het inrichten van een duidelijke overlegstructuur en taakverdeling, het gebruik maken van professionele expertise om sportverenigingen te ontlasten, het hebben van overeenstemming tussen sportverenigingen in de toekomstverwachtingen, het concreet invullen van de samenwerking, het nemen van veel tijd voor het proces van samenwerking, en het formaliseren van de samenwerking.
Uit de cases blijkt veelvuldig dat goede communicatie en procesvoering voor een groot deel het succes van sportsamenwerking bepaalt. Het vijftal succesfactoren zijn duidelijk te herkennen in de succesvolle samenwerking binnen dit onderzoek. De eerste succesfactor dat er een duidelijke overlegstructuur en taakverdeling aanwezig moet zijn komt prominent terug in alle interviews. Onderlinge communicatie en gelijkwaardigheid daarin staat aan de basis van het gehele proces van samenwerking, en het gebrek daarvan blijkt één van de sleutelfactoren in het mislukte fusietraject tussen SV Zeester en UVV’70. Onderlinge communicatie blijkt vaak aan te sluiten bij de tweede succesfactor dat er overeenstemming moet bestaan over de verwachting
51
met betrekking tot de samenwerking. Dit verband tussen communicatie en overeenstemming komt duidelijk terug in het eerder gebruikte citaten uit het gesprek over de sportsamenwerking in Burgum:
“[..] En ook als dorp moet je streven naar homogeniteit. Dat vindt je wanneer je met elkaar in gesprek blijft. Je moet altijd de dialoog blijven zoeken.”, en: “Je kunt natuurlijk met een kwaad gezicht ergens uit weglopen… Maar blijf die dialoog zoeken ondanks je ergens niet mee eens bent.”
(Voorzitter, BCV Burgum, citaat uit interview)
Het concreet invullen van de samenwerking is iets wat vanzelfsprekend lijkt te zijn in de meeste samenwerkingsverbanden. Bij de succesvolle samenwerkingsverbanden ligt er een duidelijk toekomstvisie op tafel. Hoewel gebrekkige communicatie door de toenmalige voorzitter de druppel op de gloeiende plaats was in het mislukte fusietraject, ontstond door het ontbreken van concrete afspraken over het gebruik van accommodaties de eerste spanningen binnen de nieuwgevormde fusievereniging VVSV’09.
Hoewel tijd nemen voor het proces van samenwerking belangrijk blijkt in het maken van afspraken, het creëren van draagvlak en overeenstemming en helpt in het proces van gewenning, is het in mijn zienswijze geen succesfactor van zichzelf. Het proces van samenwerking kan verkeerd aangepakt wordt, ongeacht of er veel tijd voor het proces uitgetrokken wordt of niet. In de mislukte fusie en het mislukte multifunctionele project in Hallum is het niet het geval dat er minder tijd uitgetrokken is voor het proces van samenwerking. Wel zijn in de beschikbare tijd fouten gemaakt in de procesvoering die uiteindelijke het succes van de samenwerking of het project negatief beïnvloed hebben. Het formaliseren van de samenwerking komt in de interviews niet ter sprake als belangrijke succesfactor, maar lijkt slechts een vanzelfsprekendheid om samenwerking in eerste instantie mogelijk te maken.
52