• No results found

Reflectie op het proces van monitoring

Totale flexibele plastic verpakking in Plastic Pact NL

Hoofddoelstelling 4: 95% Sortering en 70% Recycling

6 Discussie en reflectie

6.2 Reflectie op het proces van monitoring

Naast het inhoudelijk opzetten van de monitoring, was er voor deze nulmeting ook veel aandacht voor het proces van het opzetten van de monitoring, voor het consulteren van de verschillende partijen en voor samenwerking met de stuurgroep, de voortgangscommissie en het secretariaat (zie bijlage 2 voor meer detail). De vele partijen en experts die hebben meegedacht en feedback hebben gegeven, hebben de monitoring en het proces verbeterd en kunnen als koplopers gezien worden in het Pact.

Monitoring van de voortgang en nulmeting van het Plastic Pact vormen een leerproces dat tot stand komt in een samenwerking tussen de deelnemende partijen, de experts en de voortgangscommissie. Deze constructieve interactie is onmisbaar voor het tot stand brengen van deze monitoring en voor het testen van de opzet, zoals de aansluiting bij bestaande manieren van monitoren en tegelijkertijd de doelen van het Pact kunnen monitoren. Daarbij moet het ook aansluiten bij de grote diversiteit aan partijen vertegenwoordigd in het Pact: van primaire plasticproducenten, converters van granulaat tot flakes, en van producenten van verpakkingen, toepassers van verpakkingen, en inzamelaars tot recyclers.

In het proces zijn zowel sterke punten als verbeterpunten te vinden. Zo moest er voor alle partijen een balans worden gevonden tussen het niet overvragen van partijen, maar wel alle benodigde data uitvragen. De sterke punten waren dit jaar feedback van partijen, de rapportage en tijdsinvestering van een tiental partijen per indicator om data inzichtelijk te maken of om aan te geven waar knelpunten voor het aanleveren van data lagen. De verbeterpunten waren om de feedback op tijd te delen en

moeilijkheden bij het aanleveren, op tijd te signaleren. De motivaties voor het wel of niet aanleveren van data worden hieronder toegelicht en geduid.

6.2.1 Aangegeven motivaties voor wel of niet aanleveren van data

Er is voor het niet aanleveren van data door een aantal partijen een reden gegeven. Zij gaven aan dat dit kwam door praktische redenen, of doordat data (nog) niet beschikbaar waren maar volgend jaar wel beschikbaar zullen zijn. Niet alle partijen gaven een reden op wanneer zij geen data hadden aangeleverd. Voor een verdere discussie over de redenen zie paragraaf 4.6.

Aansluiting bij het Plastic Pact geeft duurzame ambities aan en tegelijkertijd vergt het ook een tijdsinvestering om deze ambities

zichtbaar te maken in de vorm de voortgang van de hoofddoelstellingen. Er moet een balans worden gevonden tussen aansluiten op bestaande manieren en systemen voor monitoring van de kunststoffenstroom, de geschiktheid om hiermee de voortgang van de doelstellingen te volgen en de tijdsinvestering die het ophalen van de data vraagt. Een aantal partijen heeft geïnvesteerd om de data op te halen en schattingen te maken op basis van aannames waar nodig en mogelijk. Drie partijen, die op tijd aangaven niet alle data op tijd te kunnen aanleveren, werd een prioritering meegegeven van welke data in elk geval nodig waren voor een eerste nulmeting.

Een andere groep partijen die de data nu niet kon aanleveren gaf dit op tijd aan en gaf aan wel gemotiveerd te zijn de monitoring te verbeteren en volgend jaar aan te sluiten. Een aantal gaf duidelijke redenen waarom het voor hen niet haalbaar was dit jaar. Hoewel op de lange termijn dergelijke data wel nodig zijn om de monitoring te kunnen uitvoeren, gaven deze redenen voor de nulmeting meer inzicht in wat er als

makkelijk en lastiger ervaren wordt. Voor dit jaar is de strategie gekozen om partijen vooral te bemoedigen om data aan te leveren en om de opzet van de monitoring te zien als leerproces. Voor komende jaren, als steeds meer partijen middelen en tijd gaan stoppen in het monitoren, zal de stuurgroep moeten bedenken hoe om te gaan met partijen die wel willen deelnemen aan het Pact maar geen data aanleveren. Het inzichtelijk maken van de vooruitgang op de doelstellingen is onmogelijk als er geen goede en voldoende data worden aangeleverd door de partijen.

Ongeacht de redenen die partijen gaven voor het aanleveren van data: de respons moet voor de volgende monitoring aanzienlijk worden verhoogd. Deelname aan het Pact is vrijwillig, maar de monitoring is in het Pact belegd en is daarmee niet vrijblijvend. De stuurgroep kan maatregelen treffen om de respons volgend jaar te verhogen.

6.2.2 Manieren van rapporteren en geschiktheid

Een deel van de feedback op de indicatoren en manier van uitvragen, kwam dit jaar pas bij het aanleveren van de data op de deadline, en niet tijdens de daarvoor ingerichte consultatieperiode. Daarom kon dit deel niet worden gebruikt om de huidige nulmeting te verbeteren. Deze feedback kan in de volgende uitvraag worden meegenomen.

Een andere verbetering in het proces betreft de manier van aanleveren van de data. Een sjabloon in Excel voldeed voor het eerste jaar, omdat het een grote flexibiliteit toestaat in de uitvraag. Partijen moesten dit eerste jaar het format leren kennen en hielden zich niet altijd aan de manier waarop data zijn uitgevraagd. Zo werd databetrouwbaarheid niet alleen ingevuld op een schaal van 0-3, maar bijvoorbeeld ook als 95% of 100%. Ook werden uitgesplitste cijfers opgeteld tot totalen. Volgend jaar zal de sjabloon verder worden ontwikkeld om dit te vergemakkelijken. Verder werd een deel van de benodigde informatie (zoals kwalitatieve toelichtingen) in losse e-mails gerapporteerd in plaats van via de template. Dit is onoverzichtelijk en data kunnen op die manier verloren gaan. Voor volgend jaar kunnen alleen data of toelichting in het

template aangeleverd worden meegenomen.

6.2.3 Aansluiting nationale en internationale monitoring

Tot slot heeft de meerderheid van de partijen aangegeven het belangrijk te vinden dat de monitoring aansluit op internationale manieren van monitoring. Het RIVM vindt dit eveneens belangrijk en denkt ook met de monitoring van het Pact een bijdrage te kunnen leveren aan het

opzetten van de internationale monitoring.

Naast dat het belangrijk is internationaal af te stemmen en aan te sluiten, vooral gezien de grote groep multinationals die in meerdere landen een soortgelijk Plastic Pact heeft ondertekend, ziet het RIVM ook het nut van een nationale rapportage. Deze kan aansluiten op de Nederlandse werkelijkheid en kan oplossingen op deze schaal inzichtelijk maken. Ook kunnen geleerde lessen en manieren zo per land met elkaar worden vergelijken en kan de beste worden gekozen.

Dit jaar is er met verschillende partijen, zoals WRAP UK en de Ellen MacArthur Foundation, overleg geweest. En er is dit jaar een start gemaakt met het leggen van contact met het Global Reporting Initiative (GRI) zoals genoemd in artikel 9 van het Pact (Min IenW 2019d). Volgend jaar zal de mogelijkheid wordt verkend om ook de aansluiting te bekijken van standaarden die zijn aangedragen door partijen zelf, zoals de B- Corporation certificering en GS1-standaard voor het vastleggen en delen van gegevens (GS1 2019; B Lab 2019).