• No results found

Een argument vóór belastingcompetitie is dat het tot efficiënte uitkomsten kan leiden omdat het overheden scherp houdt. Waar eerder Bolkestein al liet weten dat belastingcompetitie geen negatieve gevolgen hoeft te hebben, zolang de belastingen maar zoveel mogelijk op dezelfde manier worden geheven, herhaalt fiscalist Leo Stevens dit argument. Hij stelt dat belastingconcurrentie overheden scherp, flexibel en dienstbaar houdt, en voorkomt dat ze gemakzuchtig worden. Deze competitie moet volgens Stevens echter wel binnen bepaalde kaders blijven, om machtsmisbruik te voorkomen.136

Diana Maria Rus is ook van mening dat belastingcompetitie niet direct negatieve gevolgen hoeft te hebben. Zo is het gevolg van lage vennootschapsbelastingen dat bedrijven hun winsten zien stijgen, waardoor ze meer kunnen investeren. Ook aandeelhouders zullen profiteren van hogere

130 C.A. de Kam, ea., Belastingrecht in hoofdlijnen, Deventer: Kluwer 2011, p. 40. 131 Onderzoek uit 1998, waarbij ze de periode 1980-1994 geanalyseerd hebben. 132 Onderzoek uit 2007, waarbij ze de periode 1996-2003 geanalyseerd hebben. 133 Onderzoek uit 2008, waarbij ze de periode 2004-2007 geanalyseerd hebben.

134 G. Nicodème, ‘Corporate income tax and economic distortions’, Taxation papers, (2009), pp. 11-12. 135 J.K. Brueckner, ‘Fiscal decentralization with distortionary taxation: Tiebout vs. tax competition’,

International tax and public finance, nr. 11 (2004), p. 134.

136 Voorstellen transparanter belastingverkeer sterker met scheidsrechter (FD 4 september 2013), http://fd.nl/economie-politiek/192904-1309/voorstellen-transparanter-belastingverkeer-sterker-met- scheidsrechter, geraadpleegd op 4 september 2013.

47

winsten in de vorm van een hoger dividend. Verder stelt Rus, op basis van de public choice theory,137

vragen bij de aanname dat hogere belastinginkomsten zullen leiden tot betere algemene voorzieningen.138

Alfred Boss heeft onderzocht of de laatste jaren ook daadwerkelijk sprake is van een race to the bottom. Volgens hem spreken de cijfers deze kwalificatie tegen: hoewel de vennootschapsbelasting tussen 1985 en 1992 daalde, is deze daling volgens hem niet dramatisch te noemen en kan het zeker geen race to the bottom genoemd worden. Boss komt met cijfers om zijn verhaal kracht bij te zetten: het aandeel van de vennootschapsbelasting in de totale belastingopbrengsten is in de periode 1980 – 1996 niet afgenomen, maar zelfs toegenomen van 5,8 procent naar 7,5 procent. Deze trend – hoewel die een lichte terugval kende tussen 2008 en 2009 – heeft zich tot 2010 voortgezet.139

Daarnaast komt Boss met cijfers om aan te tonen dat de opbrengsten van de vennootschapsbelasting, uitgedrukt in een percentages van het BBP, tussen 1980 en 1996 is toegenomen.140 Onderstaande grafiek van de OECD bevestigt dit beeld en laat zien dat deze

ontwikkeling zich tot 2005 heeft doorgezet. Wanneer de cijfers van de OECD van 2004 tot en met 2011 er op na worden geslagen, is te zien dat deze trend ten einde is. Bij vrijwel alle Europese landen – die ook lid zijn van de OECD – is een dalende trend waarneembaar van het aandeel van de vennootschapsbelasting in het BBP. Het zou interessant zijn om te onderzoeken welke rol de financiële crisis hierbij speelt.141

137 De school van de public choice theory stelt dat ambtenaren en politici voor eigen gewin streven naar een zo groot mogelijk budget. Meer bestedingsruimte, betekent meer macht, omdat deze gelden kunnen worden

aangewend om hun machtsbasis te behouden.

http://www.econlib.org/library/Enc1/PublicChoiceTheory.html, geraadpleegd op 5 september 2013. 138 D.M. Rus, ‘Tax competition: race to the bottom or race to the top?’, Inclusion and Exclusion in Contemporary

European Societies Edition 2008, p. 6-11.

139 http://www.oecd.org/ctp/tax-policy/revenuestatisticstaxstructures.htm, geraadpleegd op 2 september 2013.

140 A. Boss, ‘Do we need tax harmonization in the EU?’, ECONSTOR: Kiel working papers, no. 916 (1999), pp. 10-17.

141 http://www.oecd-ilibrary.org/taxation/taxes-on-corporate-income_20758510-table5, geraadpleegd op 2 september 2013.

48

Figuur 5: Vennootschapsbelasting als percentage van het BBP in 1982, 1994 en 2005

142

Krugman en Baldwin hebben ook onderzoek gedaan naar de vraag of belastingcompetitie leidt tot een race to the bottom. In tegenstelling tot Boss richten zij hun onderzoek enkel op de Europese landen. Zij hebben hierbij gekeken naar de link tussen de toegenomen economische integratie en de mate van belastingcompetitie. Om deze vergelijking te maken, hebben ze Europa onderverdeeld in twee gebieden: het centrum en de periferie. Het centrum profiteert van de voordelen die verstedelijking met zich meebrengt. Dit voordeel komt voort uit het feit dat bedrijven zich graag bij elkaar in de buurt willen vestigen. Hierdoor hebben de gebieden met meer economische activiteit een voordeel ten opzichte van de minder ontwikkelde gebieden, omdat de hoge mate van economische activiteit nieuwe bedrijvigheid trekt. Deze wetenschap biedt overheden in het centrum de mogelijkheid om hogere belastingen te vragen dan in de periferie. Duitsland, de Benelux, Frankrijk en Italië vormen het centrum, Griekenland, Portugal, Spanje en Ierland vormen de periferie.

Figuur 6: Gemiddeld vennootschapstarief in het centrum en de periferie

143

142 OECD revenue statistics 1965-2006 (2007).

143 M.P. Devereux, e.a., ‘Can international tax competition explain corporate income tax reforms?’, Economic policy, nr. 17 (2002), p. 35.

49

De eerste conclusie die volgens de auteurs getrokken kan worden, is dat de totale opbrengsten van de vennootschapsbelasting, gemeten als een percentage van het BBP, niet gekarakteriseerd kunnen worden als een race to the bottom. De toegenomen economische integratie leidde tot aan 1980 niet tot naar elkaar toe bewegende belastingtarieven. De tarieven hebben in het centrum altijd hoger gelegen dan in de periferie. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw is het verschil kleiner geworden, wat voornamelijk te maken had met een opwaartse trend van de perifere landen. De conclusie die de auteurs hieruit trekken, is dat eerder gesproken kan worden van een race to the top, dan van een race to the bottom.144

2.6 Verschilt belastingcompetitie binnen de Europese Unie van mondiale belastingcompetitie?