• No results found

Vraag 23

Welke kredietvormen ken je?

Antwoord vraag 23

Goederenkrediet.

Geldkrediet.

Aflopend krediet.

Doorlopend krediet.

Vast krediet.

Debetstand op betaalrekening.

Rekeningcourant krediet.

Pandkrediet.

Effectenkrediet.

Belenen van een levensverzekering.

Verzekerd krediet.

Hypothecair krediet.

Overbruggingskrediet.

Lease.

Crowdfunding.

Studentenkrediet.

Flitskrediet.

Verzendhuiskrediet.

Telecomkrediet.

Toetsterm 1h.3

Interessanter om te beoordelen hoeveel soorten krediet je kent, is de vraag: ken je ook de belangrijkste kenmerken van de kredietsoorten en welk krediet adviseer je in welke situatie? Loop bovenstaande opsomming eens langs en stel jezelf steeds deze twee vragen.

Vraag 24

Welke kredietvorm, hoogte en aflostermijn adviseer je aan Ralph en Mariëlle en waarom?

Antwoord vraag 24

Ze willen een vaste maandlast en maximaal €500 uitgeven per maand. Dat mag ook minder zijn! Ze willen het krediet binnen 8 jaar hebben afgelost. De waarde van de boot neemt af naar mate hij ouder wordt. Gezien bovenstaande is een aflopend krediet van €34.000 met een looptijd van 96 maanden (8 jaar) een goed advies.

Mocht blijken uit de lasten berekening dat de lasten hoger zijn €500 per maand, dan kun je er in overleg met de klanten altijd voor kiezen om de looptijd te verlengen.

Vraag 25

Stel dat Ralph en Mariëlle de lening niet in zijn geheel willen afbetalen en rekening willen houden met de

restwaarde van €10.000 die de boot over acht jaar heeft. Welke kredietvorm zou je dan ook kunnen adviseren? Wat houdt dat in?

Antwoord vraag 25

Een persoonlijke lening met een slottermijn van €10.000. Dit houdt in dat de slottermijn aan het einde van de looptijd in 1 keer moet worden terug betaald. Dit zou kunnen uit de verkoopopbrengst van de boot.

Toetsterm 1h.3

Vraag 26

Waarom heeft de ene kredietsoort een hogere rente dan de andere kredietsoort?

Ook bij deze vraag is overzicht erg belangrijk. Om de vraag te beantwoorden moet je weten wat de wensen en doelstellingen zijn van Ralph en Mariëlle. Lees hiervoor de casus nog eens door en bekijk wat hierover is geschreven. Het kan je helpen om deze wensen op te schrijven. Vervolgens beoordeel je welke kredietvorm aan al deze wensen voldoet. Het klantbelang staat centraal dus het heeft de voorkeur een kredietvorm te kiezen die aansluit bij alle wensen van de klant. Alleen wanneer je belangrijke redenen hebt om hier in het klantbelang van af te wijken, is dit toegestaan.

Een slottermijn kan een goed advies zijn als het aan te schaffen product een restwaarde heeft. Belangrijk is de vraag waarvoor de klant deze restwaarde wil gebruiken. Als hij deze wil gebruiken om een nieuwere boot aan te schaffen, is het onverstandig om een lening met een slottermijn te adviseren, aangezien de restantwaarde van de boot dan wordt gebruikt om een nieuwe boot van te kopen.

Antwoord vraag 26

Een grote invloed op de rente heeft de zekerheid die de kredietverstrekker heeft. Bij een blanco krediet staat er geen zekerheid tegenover de lening. Terwijl bij een hypothecair krediet de kredietverstrekker wel veel zekerheid heeft. Als de klant de lening niet betaalt, dan kan de kredietverstrekker de woning verkopen. Ook kredieten als het effectenkrediet of een pandkrediet geven de kredietverstrekker extra zekerheid. De rente zal bij deze kredieten dus lager zijn dan bij een blanco krediet. Ook het type rente heeft invloed op de hoogte van de rente. Is de rente vast of variabel en hoe lang staat deze rentestand vast?

Toetsterm 1h.6 1.2.5 Risico’s

Vraag 27

Ralph en Mariëlle willen graag weten welke verzekering ze het beste voor hun boot kunnen afsluiten en wat dit kost. Hoe ga je als adviseur Consumptief krediet om met deze vraag?

Antwoord vraag 27

Je legt Ralph en Mariëlle uit dat jouw expertise consumptief krediet is en dat je hen doorverwijst naar je collega met de expertise schadeverzekeringen particulier.

Toetsterm 4a.3

Vraag 28

Op papier kunnen Ralph en Mariëlle het gewenste kredietbedrag lenen. Waarop dien je Ralph en Mariëlle nog te wijzen met betrekking tot eventuele overkreditering?

Antwoord vraag 28

Ondanks dat het eventueel mogelijk is om het krediet aan te gaan binnen de leennormen, moeten zij de maandverplichting wel kunnen dragen, rekening houdende met hun uitgavenpatroon.

Wanneer het gaat om het beoordelen welk product het beste is in een specifieke klantsituatie, spreken we van adviseren. Een adviseur Consumptief krediet mag adviseren in consumptieve kredieten en bijpassende verzekeringen (bijvoorbeeld een arbeidsongeschiktheidsverzekering om

de lasten van het krediet op te vangen bij arbeidsongeschiktheid). Een verzekering voor de boot valt hier niet onder, een doorverwijzing is dus noodzakelijk. Maar verwijs niet te snel door. Je moet wel zeker weten of doorverwijzen zinvol is en naar wie je het beste kunt doorverwijzen. Daarom zal je wel altijd de precieze klantvraag moeten inventariseren.

Toetsterm 1c.2

Vraag 29

Over welke risico’s moet je nog in gesprek met Ralph en Mariëlle zodat je hiermee rekening kunt houden in je advies?

Antwoord vraag 29

Echtscheidingsrisico, arbeidsongeschiktheidsrisico, overlijdensrisico, en werkloosheidsrisico. Het krediet is afgelost voordat Ralph en Mariëlle de pensioengerechtigde leeftijd behalen. Het is dan ook niet verplicht om het inkomen bij pensionering te bepalen.

Toetsterm 1d.2

Vraag 30

Op welke wijze kunnen Ralph en Mariëlle deze risico’s beter beheersbaar maken?

Antwoord vraag 30

Door deze risico’s voor zover mogelijk af te dekken middels verzekeringen. Daarnaast is het natuurlijk ook mogelijk om te sparen zodat er een buffer wordt opgebouwd. Wanneer de betreffende risico’s zich voordoen kan dan worden ingeteerd op het vermogen. Het gevaar hierbij is echter dat het risico zich voordoet voordat Ralph en Mariëlle voldoende hebben gespaard. Een verzekering biedt dan uitkomst. Overigens kan inkomensverlies als gevolg van echtscheiding niet worden afgedekt via een verzekering.

Toetsterm 1c.1

Vraag 31

Bereken het bruto inkomen dat Ralph en Mariëlle ontvangen als zij minimaal drie maanden werkloos zijn.

In dit voorbeeld kunnen Ralph en Mariëlle ruimschoots voldoende lenen. De kans dat zij de lening door te hoge uitgaven aan andere producten niet kunnen terugbetalen is dus beperkt. Het is echter wel iets dat altijd nagegaan moet worden. Het is fijn dat de klant de lening op papier kan krijgen, maar kunnen ze het daadwerkelijk betalen? En indien dit niet zo is: kan en wil de klant zijn uitgavenpatroon wijzigen? Als dit niet het geval is, is het onverstandig om de lening aan te gaan. Je moet als adviseur Consumptief krediet de klant in bescherming nemen tegen zichzelf. Bij een budgetdiscipline die niet toereikend is en niet aangepast zal worden, wijs je het krediet af.

Wanneer genoemde risico’s zich voordoen kan dat impact hebben op de betaalbaarheid van het krediet. Je moet vaststellen welke risico’s een rol spelen en hoe groot de financiële impact hiervan is. Door je advies over de genoemde risico’s te onderbouwen met cijfers, kan de klant beter inschatten wat voor hem de gevolgen zijn. Dit helpt bij het nemen van beslissingen.

Antwoord vraag 31

Als je werkloos raakt heb je recht op een WW-uitkering. De hoogte van deze uitkering bedraagt de eerste twee maanden 75% van het laatst verdiende inkomen met een maximum van het maximale dagloon. Na twee maanden bedraagt de uitkering 70%. De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden.

Huidige inkomen Inkomen WW Ralph Inkomen WW Mariëlle

Inkomen Ralph €4.000 €4.000 €4.000

Inkomen Mariëlle €3.750 €3.750 €3.750

Inkomen Ralph bij WW €2.800 €2.800

Inkomen Mariëlle bij WW €2.625 €2.625

Totalen €7.750 €6.550 €6.625

Achteruitgang inkomen €1.200 €1.125

Vraag 32

Wanneer heb je recht op een WW-uitkering?

Antwoord vraag 32

-om recht te hebben op een WW-uitkering moet je voldoen aan de volgende criteria:

-betrokkene moet verzekerd zijn;

-er dient sprake te zijn van onvrijwillige werkloosheid;

-de werknemer moet voldoen aan de zogenoemde referte-eis;

-betrokkene is direct beschikbaar voor betaald werk;

-betrokkene verliest minimaal 5 uur per week waarbij geen recht meer bestaat op loon over deze verloren gegane uren;

-er mag geen sprake zijn van een zogeheten uitsluitingsgrond.

Toetsterm 1d.1

Vraag 33

Welk advies zou jij Ralph en Mariëlle geven over het werkloosheidsrisico?

Antwoord vraag 33

De terugval van inkomen is behoorlijk. De mogelijkheid bestaat om dit risico te verzekeren, bijvoorbeeld in combinatie met de arbeidsongeschiktheidsdekking. De vraag of dit een goed advies is, is afhankelijk van de wensen van Ralph en Mariëlle. Hoe zien zij het leven voor zich als ze werkloos worden? Wat verandert er in hun uitgavenpatroon?

In deze vraag heb je aangegeven wat de daling is van het bruto inkomen. Dit wil echter niet zeggen dat dezelfde impact aanwezig is op het netto inkomen. Hierbij spelen ook andere zaken een rol zoals bijvoorbeeld het vervallen van het recht op arbeidskorting.

Toetsterm 2e.1

Omdat Ralph en Mariëlle in de normale situatie ruim voldoende leencapaciteit hebben om de lening te verkrijgen ligt het gevaar op de loer dat je de aanname doet dat werkloosheid geen probleem is. Hoe echt met dit risico moet worden omgegaan is echter afhankelijk van de wensen van de klant.

Klanten die ruim voldoende leencapaciteit hebben willen zich misschien verzekeren omdat ze hun

bestedingspatroon niet willen aanpassen na werkloosheid. En klanten die maar net voldoende leencapaciteit hebben, willen zich misschien niet verzekeren omdat ze bereid zijn te verhuizen naar een goedkopere woning als ze werkloos worden. Zo zie je dat een goed advies niet alleen gebaseerd is op de financiële positie van de klant, maar ook op ‘zachte’ gegevens zoals de wensen en doelstellingen van de klant.

GERELATEERDE DOCUMENTEN