• No results found

Portfoliobeoordeling in de praktijk van de lerarenopleiding

In document Het authentieke portfolio (pagina 8-11)

1. Introductie

1.3 Portfoliobeoordeling in de praktijk van de lerarenopleiding

In deze paragraaf wordt een beknopte samenvatting gegeven van de opzet en opbrengsten van het onderzoeksproject: “Van wie is dit portfolio? De beoordeling beoordeeld. In bijlage 1 kan een overzicht van de opzet worden gevonden. Het onderzoek bestond uit drie delen. Een veldonderzoek

9/104

naar portfoliogebruik in de lerarenopleiding en voornamelijk kwalitatieve onderzoeken naar de percepties van betrokkenen over authenticiteit in relatie tot ‘echtheid’ en ‘eigenheid’.

In een veldonderzoek van Diepen, Bots, Putter en Kenter (2014) onder 25 lerarenopleidingen in Nederland blijkt dat er een grote variatie waarneembaar is in de wijze waarop portfolio’s momenteel worden ingezet in de lerarenopleiding. In de praktijk bestaan er tal van portfolio’s die elk een eigen aard, invulling en omvang kennen. Op grond van een nadere analyse van de gegevens en de

uitgevoerde casestudies blijkt dat het gebruik en de inrichting van de portfoliosystematiek voor een groot deel te verklaren is op basis van een aantal inhoudelijke keuzes die worden gemaakt op het gebied van:

1. Eigenaarschap: Dit betreft de mate waarin het portfolio gestuurd wordt door

opleidingskaders of er sprake is van ruimte die aan de student wordt geboden om aan te sluiten bij zijn eigen leervragen uit de praktijk?

2. Doelen: Dit betreft de mate waarin er sprake van een formatief dan wel summatief toetsingskarakter.

3. Inhoud: dit betreft de mate waarin het portfolio zich richt op theorie versus praktijk, op competenties (als ondeelbaar geheel) of op afzonderlijke onderdelen. De mate waarin het beoordelingskader is opgesplitst in eenheden, met afzonderlijke puntentoekenning, geeft in de regel een goed beeld hiervan.

4. Reflectie: dit betreft de mate waarin het portfoliosysteem zich kenmerkt door een proces- (met reflectie direct op actie) of productgebaseerd karakter (met reflectie vaak achteraf).

Zoals uit het onderstaande figuur blijkt, hangen de keuzes voor een groot deel met elkaar samen.

Afhankelijk van de keuzes die men maakt, leveren de hieruit resulterende portfolio’s een compleet ander gezicht op.

Figuur 2 Balancing the two faces of portfolio (Barret, 2009)

10/104

In het tweede deel van het onderzoek is gekeken naar de verschillende percepties die studenten, mentoren en beoordelaars hebben op het beoordelen van een portfolio middels een

beoordelingskader (Van Diepen, e.a., 2014). Ondanks de variatie aan inhoudelijke voorkeuren was een opvallende constatering dat de verschillende doelgroepen bij voorkeur criteria hanteren die direct gerelateerd zijn aan onderwijscompetenties in de groep (m.n. pedagogisch, didactisch) en het niveau daarvan (vermogen om daarop te kunnen generaliseren, reflecteren, etc.). Opvallend is dat studenten de enige groep vormen die daarnaast productgerelateerde criteria (zoals omvang, aantal, e.d.) een hoge prioriteit toekennen. Alle groepen zijn per opleiding ook redelijk eensgezind in de voorkeuren die zij hebben voor een semi-gestructureerd beoordelingskader. Daarbij spreken de meesten een voorkeur uit voor een rubric opzet met maximaal zo’n 5 tot 7 criteria. Opvallend detail daarbij was dat assessoren of beoordelaars een voorkeur hebben voor minder detail dan studenten en mentoren. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat zij dit hebben ontwikkeld tot een vast onderdeel van de praktijk en studenten en mentoren vooral op zoek zijn naar houvast.

In het derde onderzoeksdeel van Van Diepen e.a. (2014) zijn ook diepte-interviews uitgevoerd met studenten (en de beoordelaar). Studenten werden hierin gevraagd om via een ‘hardop-denk

protocol’ inzicht te geven in de overwegingen waardoor zij zich laten leiden bij het samenstellen van het portfolio. Hierbij was men op zoek naar factoren die van invloed zijn op de portfoliobeoordeling.

De top vijf factoren die in dit opzicht genoemd zijn hadden te maken met:

- Vermogen tot zelfsturing / planningsvaardigheden

- taal-/schrijfvaardigheid (en in mindere mate mediavaardigheid), - reflecteren op eigen identiteit en een authentiek bewustzijn / zelfkennis - holistisch kunnen denken en kunnen generaliseren

- Krijgen en geven van authentieke feedback (door de beoordelaar)

Het laatste en vierde deel van het onderzoek naar de bestaande praktijk heeft zich gericht op het onderzoeken van de samenhang tussen (onderdelen van) portfoliobeoordeling en

persoonskenmerken en vaardigheden van studenten. Hierbij is o.a. gekeken naar verschillen tussen jongens-meisjes en de taal- en rekenvaardigheid. Uit het onderzoek bleek dat portfoliobeoordeling alleen een significante samenhang vertoont op diverse onderdelen van taalvaardigheid. Deze resultaten bevestigen het belang van taal. Voor het samenstellen van een portfolio moet de student immers beschikken over verschillende taalvaardigheden zoals: doel- en lezergericht schrijven, goed formuleren, juiste woorden en grammatica gebruiken en de tekst als geheel kritisch kunnen beschouwen. Daarnaast doet het gesprek ook nog een groot beroep op de mondelinge taalvaardigheid van de student.

Dit doet sommige critici ook wel de vraag stellen van wat men nu daadwerkelijk meet in een portfolio. Is dat de daadwerkelijke leerkrachtcompetentie van de student of het vermogen om de beoordelaar naar de mond te praten (Meus, e.a., 2005)?. De vraag leidt tot een welhaast oneindige discussie aangezien taalvaardigheid ook een wezenlijk onderdeel is van de effectiviteit van het leerkracht zijn. Zo blijkt uit onderzoek onder andere een direct en significant verband tussen enerzijds de scores die docenten zelf halen op taalvaardigheidstoetsen en anderzijds de

leerprestaties van hun leerlingen (Van Gennip en Vrieze, 2008). Wat het antwoord op de vraag ook mag zijn; duidelijk is dat het beoordelen van portfolio’s een complexe aangelegenheid betreft waarin

11/104

veel factoren met elkaar samenhangen. Dat maakt het immers ook tot het competentiegericht instrument (zie par. 1.2) waar het voor bedoeld is.

In document Het authentieke portfolio (pagina 8-11)