• No results found

CULTUURHISTORISCHE CONTEXT

V. Ontwakend gevoel: Romantiek en Réveil

V. Ontwakend gevoel: Romantiek en Réveil

Hoe sterk de geest van de Verlichting ook doordrong op alle levensterreinen, toch bleven be-wegingen die zich verzetten tegen (aspecten van) het Verlichtingsdenken niet uit, namelijk: de Romantiek en het Réveil.

1. De Romantiek

De Romantiek kan worden omschreven als een Europese cultuurstroming die aan het einde van de achttiende eeuw ontstond en die zich in haar beginperiode vooral in Duitsland vertoon-de. Van een afgerond systeem kan bij de Romantiek niet gesproken worden, maar veeleer van een geestelijke stroming die in een grote verscheidenheid van vormen op alle levensgebieden een diepgaande en blijvende invloed heeft uitgeoefend. Kenmerkend voor de Romantiek is een sterke zin voor het irrationele. Enerzijds komt dit irrationele element tot uiting als reactie op het Classicisme van de achttiende eeuw met zijn statisch ideaal van de klassieke Oudheid en op het rationalisme van de Verlichting. Anderzijds betekent dit element de doorbraak van het individu tot subjectieve vrijheid, de bevrijding van de krachten van het gevoel en de fanta-sie uit de banden van de rationaliteit218.

De poëzie van de Réveildichter Isaac da Costa bijvoorbeeld vertoont onmiskenbaar bovenstaande romantische kenmerken. Hij komt op voor de vrijheid van het gevoel en de fan-tasie in de dichtkunst. In zijn dichtwerk “De Gaaf der Poëzy” uit hij zich daarover als volgt:

214

J. van der Linden van Spranckhuysen, “Redevoering, ten betooge dat de Verlichting van onze dagen, onder behoorlijke bepaling, eenen voordeeligen invloed heeft op de beschaving der zeden van onze eeuw”, in:

Gronin-ger Maandschrift, 1816, 225-242, 231.

215 Cf. N. Schotsman, Eere-zuil, ter Gedachtenis van de voor twee hondert Jaren te Dordrecht gehoudene

Natio-nale Synode, Leyden 1819, 53-54. Zie hoofdstuk 3.

216

Cf. P.N. Holtrop, Tussen Piëtisme en Réveil. Het “Deutsche Christentumsgesellschaft” in Nederland,

1784-1833, Amsterdam 1975, 10 (Tussen Piëtisme en Réveil).

217

Cf. M. Elisabeth Kluit, Het Réveil, 58.

218 Cf. K. Lankheit et al., “Romantik”, in: Die Religion in Geschichte und Gegenwart, 3. Aufl., 5. Band, Tübin-gen 1961, 1166-1181, sp. 1167, 1177; M. Elisabeth Kluit, Het Réveil, 11-12.

Gevoel, Verbeelding, Heldenmoed, Tot ééne ondeelbre kracht verbonden, Te zaam gesmolten tot één gloed, En door den boezem uitgezonden Op vleugelen van melody219.

Het gevoel kan bij de romantici een religieuze inhoud krijgen en door sommigen van hen zelfs worden gebruikt als synoniem van “geloof”. Dat is het geval bij Da Costa in het gedicht “Ge-voel”, waarin hij het gevoel, opgevat als geloof, ook stelt tegenover het rationalisme (rede) van de Verlichting:

Gy, zijt mijn oorsprong en mijn doel! Gy zijt de bron mijns levens!

Maar, overweldigend gevoel! Die van mijn sterven tevens!

Gy zijt, ’t geen my verbindt met Hem Voor wien de Serafs knielen!

Gy zijt de weêrgalm van Zijn stem In onze doffe zielen!

Maar als Gy onze stappen leidt, Gevoel, van God gegeven! Zoo snellen wy ter zaligheid, Door ’t stormen heen van ’t leven!

’k Wil op mijn Rede, zwak en koel, Mijns levens hoop niet bouwen! Mijn krachtig, brandend zielsgevoel! Op u wil ik vertrouwen!220.

Een ander kenmerk van de Romantiek is het gevoel van onvrede aangaande de eigen tijd (Weltschmerz), gecombineerd met een bijzondere aandacht voor de geschiedenis en voor de toekomst. Verheerlijking van en heimwee naar het grootse verleden werd één van de belang-rijkste categorieën van het romantische denken. Typerend is de volgende gedachte van de Duitse romanticus August Wilhelm Schlegel (1767-1853), waarin hij als volgt zijn visie weer-geeft op de mens in diens relatie tot de tijd: “Als sinnliche Erscheinung ist der Mensch in der Zeit, aber als selbstthätiges Wesen trägt er sie in sich, und da kann er historisch leben, und sein geistiges Daseyn aufschlagen wo er will”221.

De geschiedschrijving van de Romantiek heeft een autobiografisch karakter; dat wil zeggen: het leven van de historiograaf en dat van de gemeenschap waarin hij staat, versmelten met elkaar. De geschiedschrijving in deze zin is een algemeen romantische verschijnings-vorm. Opvallend daarin is dat enerzijds een verhoging wordt gedemonstreerd van de

219 Isaac da Costa, “De Gaaf der Poëzy”, in: Isaac da Costa, Poëzy, twee delen, Leyden 1821-1822, deel II, Ley-den 1822, 119-124, 119; zie ook: Isaac da Costa, Kompleete Dichtwerken. Uitgegeven door J.P. Hasebroek, drie delen, Leiden s.a., deel I, 8e dr., 197-199, 197 (Kompleete Dichtwerken).

220

Isaac da Costa, “Gevoel”, in: Isaac da Costa, Poëzy, deel I, Leiden 1821, 144-147, 144, 145, 146; zie voor een licht gewijzigde versie van het gedicht “Gevoel”: I. da Costa, Kompleete Dichtwerken, deel I, 184-185.

221 A.W. Schlegel, Vorlesungen über schöne Litteratur und Kunst, drei Bände, Heilbronn 1884, 2. Band, (1802-1803), Geschichte der klassischen Litteratur, 45.

dualiteit die haar ware betekenis ontdekt in de relatie tot het algemene, en anderzijds dat dit algemene zich concretiseert in het individu. Da Costa bijvoorbeeld heeft als historiograaf in zijn Israël en de Volken222 de geschiedenis van het verstrooide Israël beschreven. In dit his-torisch overzicht identificeert de romanticus Da Costa zijn persoonlijke levensgeschiedenis met de historie van Israël223.

Een belangrijk kenmerk is ook de voorkeur van de romantici voor het organisch ge-groeide in staat, maatschappij en kerk. Dit in tegenstelling tot de voorliefde van de achttiende-eeuwse rationalisten voor het kunstmatige. De romantische hang naar orthodoxie en confes-sionalisme heeft hier één van haar wortels. Ook de strijd van verschillende romantici tegen revolutionaire, liberale en kritische tendensen vindt in deze gezindheid voor het historisch-organisch gewordene mede zijn oorsprong224.

Een andere karakteristiek van het romantische levensgevoel is het heimwee naar een ander, ver gelegen land. Uit dit verlangen en de belangstelling voor het historisch gewordene moet de voorliefde voor de in tijd en plaats verwijderde culturen verklaard worden, zoals bij-voorbeeld de Middeleeuwen of het exotische Indië. “Maar de drang naar het afgelegene is in de kern iets diepers dan alleen belangstelling voor het exotische; in dien drang beweegt de romanticus zich uit deze hatelijke wereld toe naar een betere. Het heimwee naar de verte is de eschatologie der Romantiek”225, aldus de godsdiensthistoricus Gerardus van der Leeuw (1890-1950) in zijn bloemlezing uit de geschriften van de romanticus bij uitstek Novalis (pseudoniem van Friedrich Leopold von Hardenberg (1772-1801). Van der Leeuw wijst erop dat de romanticus zowel achterwaarts als om zich heen ziet, maar ook voor zich uit naar de toekomst. Zo ontdekt de romanticus dat de “eerwaardige voortijd” het “verloren paradijs” blijkt te zijn, het heden “een droevig schouwspel” is, “waarin de lage machten heerschen”; de toekomst is “het gehoopte en verwachte herstel, de verlossing, die de vrijheid en de heer-schappij van de liefde brengt”226. In deze romantische geschiedbeschouwing is in grote trek-ken die van de apocalyptiek te hertrek-kennen.

Andere kenmerken van de Romantiek zijn de waardering voor de natuur en de natuur-beleving, het geloof in de kracht van ideeën en idealen, een verlangen naar het goddelijke en de behoefte aan heldenverering die zich onder andere uitte in het weven van mythen rond be-paalde persoonlijkheden (Napoleon, Laurens Janszoon Koster).

De Romantiek is voor een belangrijk deel te verklaren vanuit de grote politieke en maatschappelijke veranderingen van die tijd. De Verlichting en vooral de Franse Revolutie brachten vele tradities die eeuwenlang hoog en heilig werden gehouden aan het wankelen. Allerlei zekerheden in godsdienst, moraal, staatkunde en maatschappelijk leven vielen weg, waardoor de mens zich bewust werd van zijn “historiciteit” en “individualiteit”. Vanwege de volksaard was de Nederlandse Romantiek realistischer van karakter dan elders. De Romantiek als cultuurhistorische stroming kwam in ons land onder meer tot uiting in de Réveilbeweging, die het religieuze gevoelsleven sterk accentueerde als reactie op het rationalistisch supranatu-ralisme in de heersende theologie.

De Romantiek als tegenbeweging heeft zich voornamelijk verzet tegen het vooruit-gangsoptimisme en het rationalisme van de Verlichting. Maar deze verzetsbeweging heeft de Verlichting niet wezenlijk kunnen overwinnen, omdat ze daartoe de innerlijke kracht miste. De oorzaak van die machteloosheid lag in het feit dat de Romantiek meer door de geest van

222

Isaac da Costa, Israël en de Volken; een overzicht van de geschiedenis der Joden tot op onzen tijd, Haarlem 1849.

223

Cf. Jaap Meijer, Martelgang of Cirkelgang. Isaac da Costa als Joods romanticus, Paramaribo 5715/1954; W.J. Aalders gebruikt de term “identiteitsphilosophie”, zie: W.J. Aalders, “Novalis”, in: W.J. Aalders, Groote

Mystieken, twee delen, Baarn 1913-1914, deel II, Baarn 1914, 241-288, 270.

224

Cf. K. Lankheit et al., “Romantik” , in: Die Religion in Geschichte und Gegenwart, 5. Band, 1177.

225 G. van der Leeuw, Uren met Novalis, Baarn s.a., 15.

226

de Verlichting was bepaald dan zij zelf besefte227. De achttiende eeuw had de relativiteit van de moraal onderstreept en haar losgeweekt van de christelijke geloofswaarden. Daardoor ont-stond er als consequentie daarvan in de periode van de Romantiek de tendens om in de indivi-duele mens het criterium voor de morele waarden te zoeken. De ontwikkeling van deze opti-mistische visie op de mens, die haar wortels heeft in het Humanisme en in de Verlichting nog werd versterkt, liep in de Romantiek bij een aantal schrijvers dat ook in Nederland werd gele-zen, zoals Jean Jacques Rousseau (1712-1778), Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), Lord Byron (1788-1824) uit op een cultus van het ego, waardoor de autonomie van de mens werd benadrukt en hij in het middelpunt van de theologische aandacht werd geplaatst228. An-dere elementen uit de Verlichting die continïteit vonden in de Romantiek waren onder anAn-dere het sentimentele subjectivisme, een gematigd rationalisme229 en de fysico-theologie die in de schoonheid van natuur en kosmos de bewijzen zag van de goedheid, wijsheid en rechtvaar-digheid van God230.

2. Het Réveil

Het Réveil als Europees verschijnsel kan gedefinieerd worden als een godsdienstige opleving gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw, vooral binnen het protestantisme231. Ver-schillende vertegenwoordigers van de Romantiek in ons land waren betrokken bij deze geestelijke opwekkingsbeweging. Voor de Nederlandse situatie kan het Réveil nauwkeuriger worden gedateerd: het begin rond 1815 en het eind omstreeks 1865232. Vrijwel gelijktijdig manifesteerden zich in verschillende Europese landen geestelijke opwekkingsbewegingen. Maar de ontstaansgeschiedenis en het karakter van die bewegingen waren van land tot land verschillend. Factoren die daarin een voorname rol hebben gespeeld, waren: de politieke ver-houdingen, de kerkelijke toestanden, de nationale geschiedenis. Ondanks deze verschillen wa-ren er ook vele punten van overeenkomst, die voor een deel te verklawa-ren zijn vanuit de open-heid voor onderlinge beïnvloeding233.

In velerlei opzicht was het Réveil een voortzetting van het protestantse Piëtisme van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw. Tot de directe voorgeschiedenis van het Réveil dienen onder andere gerekend te worden de geschiedenis van de Moravische Broeders en de Herrnhutters, Johann Kaspar Lavater (1741-1801) en zijn correspondentiekring, het

227 Cf. G.C. van Niftrik, De vooruitgang der mensheid, Nijkerk 1966, 83-121.

228

Cf. H.G. Schenk, De geest van de Romantiek, Bilthoven 1966, 117-142.

229

Cf. O. Noordenbos, “De Verlichting. Rationalisme en sentimentaliteit”, in: Jan en Annie Romein, De Lage

Landen bij de zee. Een geschiedenis van het Nederlandse volk, 8e dr., Amsterdam 1979, 394-407, 400-406 (De

Lage Landen bij de zee).

230 Cf. J.A.B. Jongeneel, Het redelijk geloof in Jezus Christus. Een studie over de wijsbegeerte van de

Verlich-ting, Wageningen 1971, 218-219.

231 Cf. E.G. Rusch, “Réveil”, in: Die Religion in Geschichte und Gegenwart, 5. Band, 1077-1078; M. Elisabeth Kluit, Het Réveil; Armand Fiolet, Een kerk in onrust om haar belijdenis, 97-121; O. Noordenbos, “Romantiek en Réveil”, in: Jan en Annie Romein, De Lage Landen bij de zee, 454-469; A.J. Rasker, De Nederlandse

Her-vormde Kerk vanaf 1795, 71-88; K.H. Roessingh, Verzamelde Werken, deel I, 43-60; B. Reymond, “Coup d’oeil

sur la presse protestante de Paris, 1819-1834”, in: Bulletin de la Société de l’Histoire du Protestantisme Français 129, Paris 1983, 369-402; H. Homann, “Kulturprotestantismus – Zum Problem moderner Religion”, in: J. Berg-mann u.a. (Hg.), Religion und Kultur, Opladen 1993, 169-190; H. LehBerg-mann, “Neupietismus und Säkularisierung. Beobachtungen zum sozialen Umfeld und politischen Hintergrund von Erweckungsbewegung und Gemein-schaftsbewegung”, in: H. Lehmann (Hg.), Protestantische Weltsichten. Transformationen seit dem 17.

Jahrhun-dert, Göttingen 1998, 81-104.

232 Cf. M. Elisabeth Kluit, Het Réveil, 8.

233

werk van de Deutsche Christentumsgesellschaft234. Eén van de voornaamste wortels van het Réveil is het Methodisme, dat in de achttiende eeuw door de invloed van de gebroeders John (1703-1791) en Charles (1707-1788) Wesley en George Whitefield (1714-1770) in Engeland opkwam als reactie op en protest tegen de daar heersende religieuze en morele verslapping, de formalistische kerkelijkheid binnen de Anglicaanse Kerk en de toenemende ontkerkelijking. De Engelse industrieel Richard Wilcox, een methodist uit de school van Whitefield, de Schot Robert Haldane (1764-1842), een baptist en de Schot Henry Drummond (1786-1868), ook een methodist, kwamen vanaf begin 1816 kort na elkaar als evangelist te Genève. Daar hadden zij grote invloed op een aantal theologiestudenten, zoals Henri Abraham César Malan (1787-1864), Paul Ami Isaac David Bost (1790-1874), Louis Gaussen (1790-1863), Jean Henri Merle d’Aubigné (1794-1872), de gebroeders Frédéric (1794-1863) en Adolphe (1802-1856) Monod. Drie jaar eerder had Madame de Krüdener (Barbara Juliana von Krüdener-Von Vie-tinghoff) (1764-1824)235 nieuw leven ingeblazen in een bijbelkring van theologiestudenten te Genève, die onder invloed van het herrnhutter Piëtisme was ontstaan236. Later kwamen bij de genoemde groep studenten nog Jean Charles Isaac Secrétan en Alexandre Rodolphe Vinet (1797-1847).

De centrale dogmata in de theologische opvattingen van het Zwitserse Réveil waren: de godheid van Christus, de rechtvaardiging door het geloof alleen, de verzoening door vol-doening, de predestinatie237 en de goddelijke inspiratie van de Heilige Schrift; vooral op de laatste twee werd de nadruk gelegd238. Vanuit Zwitserland met als kernen Lausanne, Neu-châtel en in het bijzonder Genève, verbreidde het Réveil zich over Frankrijk (door de gebroe-ders Frédéric en Adolphe Monod) en Nederland239.

Hoewel de Duitse Erweckung op zichzelf niet sterk internationaal georiënteerd was, hadden het Deutsche Christentumsgesellschaft en de Evangelische Broedergemeente (herrn-hutters), die beide op het ontstaan en de verdere ontwikkeling van de Erweckung veel invloed hadden, wel allerlei contacten in het buitenland. De Erweckung stond zodoende toch in con-tact met de Europese Réveilbeweging. In de Rijnstreken met inbegrip van Württemberg en een invloedssfeer tot in Bremen werd de Erweckung gekenmerkt door de oude piëtistische vroomheid. In de Frankische, Markische en Pommerse streken had de Erweckung het karakter van een kerkelijke orthodoxe opleving. In Zuid-Duitsland, met name in Beieren, had de Er-weckung zowel een protestantse als een katholieke zijde240.

Het Zwitserse of Geneefse Réveil heeft op Nederland aanzienlijke invloed uitgeoe-fend. Het was in die tijd gebruikelijk dat het deel van de Nederlandse aristocratie dat gods-dienstige stichting zocht, zich daartoe bediende van Frans-Zwitserse Réveilliteratuur. Ten be-hoeve van degenen die de Franse taal niet machtig waren, werden verschillende van die stich-telijke geschriften in het Nederlands vertaald. De eerste kennismaking langs deze weg van Nederland met het Zwitserse Réveil dateert van 1821, toen in Leiden de Nederlandse ver-taling werd uitgegeven van een brochure van Ami Bost, getiteld: Genève religieuse en mars

234

Zie: P.N. Holtrop, Tussen Piëtisme en Réveil. Het “Deutsche Christentumsgesellschaft” in Nederland,

1784-1833, Amsterdam 1975.

235

Zie: Everard Gewin, Piëtistische Portretten, Utrecht 1922, 7-78.

236

Zie over de geschiedenis van het Frans-Zwitserse Réveil: A. Bost, Mémoires pouvant servir à l’ histoire du

Réveil religieux des Églises protestantes de la Suisse et de la France, et à l’ intelligence des principales ques-tions théologiques et ecclésiastiques du jour, trois tomes, Paris 1854-1855; W. van der Zwaag, César Malan (1787-1864). Prediker van het Frans-Zwitserse Réveil, Utrecht 1997.

237

Cf. J.N. Bakhuizen van den Brink en W.F. Dankbaar, Handboek der kerkgeschiedenis, deel IV, 162; H. Ba-vinck, Gereformeerde Dogmatiek, deel I, 169.

238

Cf. H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, deel I, 169.

239

Cf. A.M. Brouwer, “De oorsprong van het Réveil in Nederland”, in: Stemmen voor waarheid en vrede, 1912, jg. 49, 38-40.

240

1819. De Nederlandse uitgave is voorzien van een uitgebreid voorwoord van de Leidse

pre-dikant Nicolaas Schotsman (1754-1822)241. Op deze manier werd in ons land de aandacht op het Zwitserse Réveil gevestigd. Er is nog een andere weg geweest, waarlangs het Zwitserse Réveil invloed in Nederland heeft uitgeoefend. Die weg liep via de Réveilpredikant Jean Henri Merle d’Aubigné, die van 1823 tot 1830 te Brussel hofpredikant van koning Willem I is geweest en met wie daar in 1828 de secretaris van het Kabinet des Konings Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) in aanraking kwam.

Afb. 8. Johann Kaspar Lavater. Afb. 9. César Malan.

Kenmerkend voor het Europese Réveil was de nadrukkelijke afkeer van en het prin-cipiële verzet tegen de Verlichting en haar uitvloeisels, waarvan de invloed juist in het begin van de negentiende eeuw sterk voelbaar was. Het Réveil was een reactie op de tanende in-vloed van de godsdienst op het maatschappelijke leven, op het rationalisme en liberalisme van de Verlichting met haar optimistische mens- en geschiedbeschouwing en verder op vele zaken die met de Verlichting samenhingen, zoals: deïsme, atheïsme, de theorieën over de vrijheid en gelijkheid van alle mensen, autonomie, het maatschappelijk verdrag, de revolutiegeest, de Ne-ologie en de scheiding van kerk en staat. Tegenover de “geest der eeuw” predikte het vroege Réveil het herstel van het gereformeerde leven met zijn nadruk op de soevereiniteit van God, de godheid van Christus, de zondigheid van de mens, de oproep tot bekering, de verzoening alleen door het bloed van Christus, de theopneustie van de Heilige Schrift. Tegelijkertijd

241

zette het Réveil zich ook tegen een formalistisch Christendom242. Het Réveil bracht een her-oriëntering op de Bijbel met zich mee, zodat deze van domineesboek weer tot huisboek werd. Met de herontdekking van de Bijbel en de bijbelse boodschap kreeg het vroege Réveil ook be-langstelling voor het Joodse volk, waaruit de Messias is voortgekomen. Deze interesse voor het Jodendom uitte zich in het bedrijven van zending onder de Joden243. Binnen het kader van de heroriëntering op de Bijbel is ook de herleving van het biblicisme244 in het Réveil te ver-klaren. De biblicistische lijn die loopt van Reformatie naar Piëtisme wordt daarmee doorge-trokken. De hernieuwde oriëntatie op de Bijbel betekende voor het Réveil niet in de eerste plaats een herleving van de theologie, maar vooral een persoonlijke herbeleving van de bijbel-se waarheden. Aangezien er binnen deze kringen ook een ontwaken was van de belangstelling voor de laatste dingen, kan worden gesteld dat het Réveil eschatologisch gericht was245. Als gevolg van die eschatologische belangstelling waren in het Réveil het ventileren van chilias-tische denkbeelden en het hanteren van apocalypchilias-tische voorstellingen en getallensymboliek zeer levendig. De chiliastische geschriften van Johann Albrecht Bengel (1687-1752) en vooral van de Schotse predikant Edward Irving (1792-1834) trokken sterk de aandacht van het inter-nationale Réveil, ook van het Nederlandse Réveil246. In de bijzondere belangstelling voor de geschiedenis, het accent op het gevoelsleven en de godsdienstige ervaring, de eschatologische gerichtheid, de subjectieve aanvaarding van een verinnerlijkt geloof, liggen de aanrakingspun-ten tussen de Romantiek en het Réveil.

Het Réveil in Nederland is niet alleen door beïnvloeding vanuit het buitenland ont-staan, maar was ook een vrucht van eigen bodem. Tot de directe voorgeschiedenis van het Réveil in Nederland behoort de publicatie van een tweetal gedachtenispreken, die in de zomer van 1819 gehouden zijn door de al eerder genoemde Leidse hervormde predikant Nicolaas Schotsman, onder de titel: Eere-zuil, ter Gedachtenis van de voor twee hondert Jaren te

Dor-drecht gehoudene Nationale Synode247. In dit tweetal preken waarin hij de Nationale Synode te Dordrecht van 1618-1619 herdenkt, spreekt Schotsman de wens uit dat het geloofsbeginsel van het Calvinisme weer tot levensbeginsel van het Nederlandse volk zal worden verheven, zowel in het particuliere als in het publieke leven. Schotsman was een predikant die vooral het