• No results found

DE NIEUWE KIM.

Wie al het bitter heeft geproefd dat 's levens diepste diepten geven die kan - al wilde hij - zegt men niet meer naar gouden hoogten streven.

Wie door de dalen is gegaan

van 's levens diepste, roode zonden heeft, klimmend, grijpend naar een kim een nieuw, verreind geluk gevonden.

En in het vreemde, witte licht van dat geluk heft hij 't gezicht.

Hij vouwt de handen en hij vraagt

- God - Zeus - wie 't zij - zoo 't U behaagt laat dit geluk, uit leed geboren,

aan mij behooren.

59

ZIJ·

Eerbiedig achtend .... tollenaar of hoer"

Wel hèn, die gij. in watten fraai verpakt

STABAT MATER DOLOROSA.

Met het koortsheet hoofd gebogen

Saamgebracht in laatste uren:

Moeder Gods en Zoon des Menschen, toen Zijn moewe menschenlichaam lijden niet meer kon verduren.

42

Lokkend hen, die zij niet mint staat zij in een eenzaam straatje.

Bij haar bed daar hangt een kruishout.

- Jezus Ch ristus - zie Uw kind.

Jezus Christus - zie uw volkl Hoeren .... dieven .... tollenaren!

Tusschen Christus en de wereld staan de eeuwen als een wolk!

SOMS KAN IK NAAR U VERLANGEN.

Soms kan ik naar U verlangen zooals de morgen naar het licht, zooals rivieren naar de zee, verlangen gaat met tranen mee z66 kan ik naar U verlangen Soms ken ik U in de donkering waarin de stille weemoed zingt.

Soms ken ik U in de fluistering

van den nachtwind of in de schemering of in der sterren flonkering.

Soms ken ik U in het duister geluid van bandjir in kali of somberheid van een stormnacht; of in de zon

van den tropendag of muziek van een bron in een bloem of een lied of een heel ver gefluit.

Ik kèn U, 0 Grootc .... en 'k ken u niet, soms verlang ik oneindig naar U.

Gij zijt zoo héél ver van mij weggegaan, gij zijt zoo hêél ver van mij vandaan ....

versta dit gebedene lied.

43

INTERMEZZO

M eder, moeder ....

verre einders gaan

vçrd~r weg nu ik je roep.

Nieuwe einder went'Ien aan.

't Leven wenkt

met zijn goud n handen nu je kind herdenkt.

Was je maar

hij mij met je li f gezicht met je lieve ooge'en haar, o v rcreef,

cl t ik jou verli t,

lt ik zoo ver van je kef.

Moeder, moeder ....

at wij beien

samen ware'en 'k in je armen

eind'lijk uit mocht chreien.

1j7

MOEDER.

ORPLID. Gelijk een 7werver in woestijnen

zijn rijdier drijft tot orooter spoed omdat eèlJ er Wl!g sTralelJd landschap hem eind'lijk rust verwachten doet, zoo drijft de mensch op levens meren zijn verre Orplid tegemoet:

een gouden, Iicht-d') rstraalden tempel, die nieuw verlangen in hem voedt.

Orplid, de droom, die "cr-weg stralend aan een verloren meer-rand blinkt.

Die over 't tilie, glanzend wijde schijnt, of een kerl"klok "èr-weg klinkt.

En dar, wanneer de moede, blijde dichtbij komt ....

in de golven zinkt.

HET SIERAAD VAN DEN NACHT.

Het tralend sieraad van den nacht wordt aan den hemel opgehangen

l!1l spiegelt - ijdel - zich in zee,

di fluist rt van verlangen.

De stilte staat nu sferen diep hoog over zee en wouden ....

de terren glanzen in den nacht, den diep-doorzichtia-gouden

KROEGJE.

I-lier zitten God-verJoren, bleekc lieden ....

de ioli speelt i t als VI.:I' geween.

0, zoet geheim, waarin 'k ben ingewijd:

voor ons ging 'n nieuwe moroen open, héél vol van wijde heerlijkheid

zoo vól van geven en zoo rijk aan hopen, van licht doorstraald en vól van eerlijkheid.

DE LAATSTEN

LAAT MIJ DE LAATSTE ZIJN. De mannen in jouw leven tel je bij

do-zijnen, want jij hebt sex-appeal, je weet wel wat dat is!

Lang houdt je 't niet - eens zal het wel verdwijnen.

Maar -- kind - geen sex-appeal, dat is toch geen gemis?

J

ij kunt, als jij dat wilt, ons aan je voeten krijgen, jouw mond is kussensmoe, jouw hart het minnen vreemd!

J

ij kent ons in ons bidden, smeeken, kla-gen, dreigen, jij vrààgt niet eens - jij wilt - jij plukt - jij neemt!

En toch hou ik van jou, toch kan ik jou niet missen, geef mij een beetje van wat jij verspilt!

Jij hebt de mannen, lieve kind, bij rissen, neem mij er bij, mijn kind, als jij dat wilt.

En later als je ouder bent geworden,

JOUW NAAM.

Ik kan jouw lieven naam wel schreien als een gebed - als een gedicht.

Ik zie - als was het lang geleden weer jouw bemind gezicht.

Ik zie jouw zachter handen teer bewegen en heel de vrede van jouw stillen gang.

Jouw wit gebaar en al die innigheden als één zacht lied, als een gezàng.

Als er een God, is, moet die stellig weten kind, dat ik jou niet missen kan.

De wereld is zoo star en onbewogen en ziet me vragend, klagend 'an.

Jouw hoofd nu aan mijn hart gelegen, jouw armen, wàrm, dicht om mij heen.

Dan kan ik .... och, misschien .... ver-geten wat al voldragen scheen.

LACH.

Ach .... jij en ik .... wij beiden weten dat dit niet duren kan of mag.

Wij weten dat - maar deze dag is een, die nooit meer wordt vergeten.

Ik leefde in jouw oogen en jouw lach.

Wij konden - wat toch komen zou -niet weten.

terwijl jij mij, ik jou, als een'ge zag.

Een dag, dien wij niet meer vergeten.

Geluk duurt kort .... en liefde - ach liefde is dood - en wat geluk

van een'ge bittere minuten leeft nog in je nà als àl in stuk

vergaat - en slechts nog beeft

diep in mijn ziel jouw onbegrepen lach.

GOD EN

JIJ.

Mijn ziel heb ik aan God gegeven:

mijn hart geef ik aan jou.

Aan jou bied ik mijn gansche leven ....

God zoek ik nog .... jou ben ik trouw.

Ik zoek naar God met aarz'lend beven of die mij - och! - wat helpen wou, omdat ik dan misschien begrijpen zou het doel van heel veel vruchtloos streven.

Maar God blijft zwijgen in zijn wolk, hij weet niet, dat ik bidden wil,

hij weet niet dat ik hem wil zien.

Eens - mèt jou - vind ik hem misschien dan buigen wij - tesamen - stil

als kind're' in 't midden van zijn volk.

LAAT TE WAKE.

Al mijn weten en mijn willen, en mijn denken en verlangen en mijn hopen en verwachten kind, zijn nu niet meer te tillen, zijn in JOu om J 11 gevanaen al mijn dagen n mijn nachten.

Kind, mijn tillc, mocwe denken kan - al wilde 't - JOU niet mis'cn.

Blijft om jOll in jou verblijven. And're leven mo en wenk en, ni ts i nu nof? uit te wi ·schen. 'k Moet me door jou laten drijven.

Blijf dalJ, kind, in mIJn qeJachl\.:ll, vul mijn daglIl, al die lange,

'ul mijn nach en. al die stIlle ....

Jij, mijn ,\-'cten en mijn willen,

jij, mijn hopen en mijn vachten, jij, mijn denken en verlangen.

62

ZAVZJEM GOROZJÖ.

Jouw oogen dragen de geheimenissen van een verloren, droeve jeugd.

Voor jou vas lotsbeoin geen vrcugd:

jij moest, °at and'ren 're en, missen.

.louw mond c\raa:.t zachte lijden lijnen, jouw teer gezicht is stil en wit.

Jij bent de vrouw, die wa ht en bidt en wàt je wacht, steeds ziet verdwijnen.

Jij zit daar s avonds in die kroeg en wih I weeot je kl 'ne kansen.

Daar is geen man. di nu wil dan. en, J'hebt moroen - Maya - !liet genoe 'n Danstick t kc t gecn kapitaal ....

Vf or jou is 't deel va 1 't a sleven.

o niemand heeft jou een geoeven;

en .... morgen hcb je weer geen maal.

Tzjornia klièb in den morgen,

champanski 's avonds .... met een lach.

't 1 leed en zorgen overdag

en' avond .... lachen en ook zorgen.

VlIOr Milva Vtlikanoff

Als 't vier uur slaat is 't dansen afgeloopen, Je riksha wacht. Jouw bleeke lach

ziet 't ween en van den bleeken dag.

Daar 's wet!f een avond omgekropen

"Zavzjem Gorozjö" fluister jij ....

één levensdag L weer voorbij

63

"Zavzjcm GOrOI)Ö" \i 'crd gedrukt op de persen der N. V. Koninklijke Bo khandel

cn DrukkerIj n G. Kolff en Co.

oerabaja

GERELATEERDE DOCUMENTEN