• No results found

NAAR EUROPA

In document Me ovo (pagina 36-68)

Naar Europa .... Naar het koele Noorden ....

Dat zij daar heen gingen gevoelden de jongens al heel goed toen zij pas Port-8aïd achter den rug hadden, want nauwelijks bevond de "Prinses Juliana" zich in de Middellandsche zee, of de temperatuur daalde aanzienlijk.

Daar de jongens in Port-Said niet naar bed geweest waren, gebruikten zij den morgen na Port·Said - eerst hadden ze natuurlijk goed ontbeten --< om de verloren slaap weer in te halen. Toen zij tegen de lunch weer aan dek kwamen, wisten zij niet wat ze gevoelden. Een koele, zelfs kille wind woei uit het Noorden, de lucht was grauw, en je voelde je in je Indische pakean (dat zegt men daar voor costuum) niets lekker. Er verschenen dan ook reeds meerdere passagiers in Europeesch costuum aan het dek.

"Nu zullen wij er ook aan moeten gelooven", zei Willem.

"Na de lunch zullen wij onze Europeesche kleeren aantrekken".

Zoo gebeurde het dan ook! Na het middageten begonnen ze aan de verandering van ldeeding. Het was een heele ver-andering. Geen der drie passagiers had vroeger ooit Euro-peesche kleeren gedragen, ze waren zóó aan hun gemakkelijke Indische jasjes gewend, dat die zware, dikke kleeding hen eerst heel moeilijk zat, vooral in de hut, waar het nog benauwd en warm was. Maar toen ze op het dek waren voelden ze, dat ze die kleeren best gebruiken konden. De zee was vrij rustig, maar de wind werd hoe langer hoe kouder en de lucht zag er zoo onheilspellend uit, dat de jongens het dek niets plei-zierig meer vonden.

Ze bleven gedurende de reis in de Middellandsche Zee wat meer in de conversatiezaal of het salon. Een enkele maal, als er iets bijzonders te zien was, gingen ze naar buiten. Ze ge-bruikten den velen vrijen tijd dien ze hadden om hun brieven te schrijven. Willem natuurlijk in het Hollandsch, Way en 68

Wongso alleen in die taal, als Willem's vader een brief van ze kreeg. Anders schreef Wongso aan zijn fa,m.ilie in het Ja-vaansch en Way in het Maleiseh.

Ook bemoeiden ze zich nu wat meer met Ke('S, die ze in den laatsten tijd, nu er zooveel interessants te zien was ge-weest, wel wat vergeten hadden. Kees werd weer geregeld iederen dag uit zijn hok gehaald en mocht dan een poosje in de salon huizen. De aap was veel kalmer geworden - misschien door zijn geregelde opsluiting. Dit feit zou dan den gevangenis-bewaarder in het gelijk stellen, die opsluiten héél nuttig vond.

Maar het kan ook zijn, dat Kees niet zoo tierig Wa8, omdat hij zich niet lekker voelde in het meer Europeesch wordend klimaat. Ja, de tropische dieren moeten het in Holland met hun Oostersche kleeding doen.

Hoe het kwam, wist niemand, maar de aap had thans vriendschap geslo-ten met den stillen onderwijzer. Als die rustig zat te schrij-ven, sprong de aap

op zijn schrijftafel,

---= ==== ===;;;;;;;;;;J

ging rustig in een hoekje zitten en keek met aandacht

naar den arbeid van den stillen man. Nu Kees wat rustiger was, mocht zijn verblijf tusschen de menschen dan ook wat langer duren. Iedereen vond het goed, behalve dan de telefoon-juffrouwen de gevangenbewaarder. Maar niemand mocht di~

twee menschen graag, en daarom werd van hun bezwaar wei-nig notitie genomen. Zoo naderde het schip langzamerhand de ltaliaansche kust. De "Prinses Juliana" zou Genua aandoen, en de jongens waren heel nieuwsgierig naar hun kennismaking met een Europeesche stad. Ze hadden in Indi~ zooveel van Europa gehoord, natuurlijk in de eerste plaats Willem, dat

69

zij zeer verlangend waren thans eens met eigen oogen te zien hoe het er daar in Europa nu eigenlijk uitzag.

De boot ging vlak langs Sicilië en de Zuidkust van Italië.

Hier vonden zij de natuur heel mooi. Prachtige, grootsche berglandschappen wisselden af met liefelijk gelegen sinaas-appel- en citroentuinen. Hier was het ook niet koud; de Zuid-kust van Italië en dus ook de zee ligt dicht onder de Zuid-kust, beschermd tegen de Noordenwind en daarom kunnen de Zuidvruchten hier zoo heerlijk welig tieren.

Toen het schip in de buurt van Napels kwam, konden de jongens duidelijk den vuurspuwenden berg "Vesuvius" onder-scheiden. De vulkaan werkte maar zéér licht, slechts een flauwe rookzuil duidde aan, dat het in de ingewanden der aarde nog niet rustig was.

Vrij spoedig had de boot Genua bereikt en natuurlijk gin-gen de jongin-gens zoo spoedig mogelijk aan wal. Nu, de stad viel hun in het eerst niet mede. Zij hadden gevraagd zich bij een clubje reizigers te mogen aansluiten, omdat zij zich niet alleen in zoo'n vreemde Ellropeesche stad vertrouwden en óók om op die manier iets meer te weten te komen van alles wat er te zien was. Ze vonden de stad niet zoo mooi, en ze vertelden dit ook ronduit aan zendeling Blommers.

"Een beetje rommelig, een beetje rommelig ... 't is een havenstad moet je denken, maar ik beloof je dat je straks wat moois ziet, tenminste ik denk wel dat julI i e het mooi zult vinden".

"Wat is dat dan?" vroeg Willem.

"Het beroemde kerkhof Campo Santo met marmeren graf-tombes en schitterende gedenkteekens".

Het duurde niet lang of de begraafplaats was bereikt, en inderdaad de jongens stonden verbaasd over de geweldige pracht en luxe, daar bij de begraving van dooden ten toon ge-spreid. Willem en Way vonden de graftomben en gedenktee-kens mooi, Wongso niet.

"Vindt jij het niet mooi, Wongso?" vroeg mijnheer Blom-mers.

"Neen mijnheer, niet erg".

"Waarom niet?"

"Weet ik niet, mijnheer!"

"Weet je dat niet? Jij bent zulke mooie begraafplaatsen in Indië niet gewend, hè? Nu, ik vind, jullie Mohamedanen doen het al héél kaaltjes. De inlandsche kerkhoven zien er gewoon-lijk treurig en verwaarloosd uit. Maar dit vind ik ook niet mooi, hoor! 't Lijkt mij veel te druk en te weinig ernstig. Maar anders, kunstig is het wel". En ondanks zich zeI ven en zijn rede-neering bleef de zendeling toch meermalen in bewondering staan voor een der uit marmer gehouwen kunstwerken. Het gezelschap vertoefde vrij lang op deze begraafplaats en keerde toen naar boord terug. Op den wal voor het schip stonden een paar Italianen te zingen. Begeleid door mandoline en guitaar zongen ze tweestemmig het bekende Italiaansche liedje S anc t a L u c i a,

en hoewel Genua geen Napels is, werd door hen in dit lied op vurige wij het schoone van de stad Napels bezon-gen:

,,0 dolce Napoli

o

suol beato"

klonk het. Het lied werd goed en zuiver gezongen, de stem-men waren mooi van klank, en dus werd het concert wél gewaardeerd door de reizigers.

Men was dus niet

karig met het geven van fooien.

Nu vertrok de "Prinses Juliana" van Genua en zou de boot

regelrecht koers zetten naar Amsterdam. Op de uitreis wordt Tanger en Algiers nog aangedaan, maar op de thuisreis ge-schiedt dat niet. De reizigers hadden dus nog een "flink stuk zee" voor de boeg. Doch ... tegen de verwachting van alle rei-zigers in deed de boot om de een of andere bijzondere reden ook Gibraltar aan.

Gibraltar is reeds van verre uit zee te zien. Eigenlijk ziet men in den beginne niets dan een groot, sterk, ver in zee voor-uitgeschoven rotsgevaarte. Langzamerhand kan men echter vestingwerken onderscheiden, en ook de grootste leek op het

- "- "

gebied van krijgs-kunde kan begrij-pen dat Gibraltar een. onneembaar sterk punt is, en dat de Engelschen best geweten hebben wat zij deden toen zij zich hier nestelden. "Als krabben" zeggen de Spanjaarden.

De reizigers hadden gelegenheid voor een vluchtige bezich-tiging van deze half Engelsche, half Spaansche stad, die geheel tegen de rotsen gebouwd is. Te Gibraltar kwamen ook koop-lieden met aardbeien aan boord. Wongso en Way hadden deze vruchten nog nimmer geproefd. Willem proefde ze eens toen hij met zijn ouders in Lembang bij Bandoeng, hoog in de bergen gelegen, logeerde. Toen vond hij deze vruchten reeds lekker, maar de Europeesche aardbeien stonden hem nog veel meer aan. Ook Wongso en Way vonden deze Europeesche vruchten lekker. "Als alles zoo goed smaakt, zal het wel gaan", meende Way.

De "Prinses Juliana" had nu Gibraltar achter zich en ging thans direct door naar Holland. De jongens zagen Holland met belangstelling tegemoet. Het eenige, waarvoor zij bang waren, was het koude weer. Want na het vertrek van Gibraltar was het door den kouden golfstroom uit het Noorden weer flink frisch geworden. En. nu moesten ze nog zooveel noordeliJ'ker!

72

xm.

NAAR HOLLAND.

De "Prinses Juliana" voer van de Zuidkust van Spanje langs Portugal en zette koers naar Kaap Finisterre. Juist was het schip den vuurtoren van deze kaap gepasseerd, toen er een radio-telegram voor Willem kwam. Het was kort, maar be-vatte een voor de jongens geruststellende mededeeling, en luid-de als volgt:

"Willem van Suchtelen, aan boord "Prinses Juliana" • Komen te Amsterdam afhalen.

VAN BUREN".

Nu behoefden de jongens zich er tenminste niet ongerutlt over te maken hoe zij van Amsterdam naar Baarn zouden komen. Want mijnheer Van Buren was de heer, die in Baarn het pension voor Indische kinderen had. Die zou hen dus komen afhalen, en veilig naar Baarn brengen.

"Weet je wat we wel eens doen konden", zei op een morgen Willem, "we konden wel eens aan den marconist vragen de kamer voor draadlooze telegrafie te zien. Dat is wel interes-sant". De jongens hadden er geen bezwaar tegen en zoo klau-terden ze naar boven en tikten heel beleefd aan de deur van de kamer van den marconist. Eerst kregen ze geen antwoord, en ze dachten al dat deze niet in zijn kamer was, toen ze bin-nen beweging hoorden. "Hij is er toch", zei Way, "nog maar eens kloppen". Ze klopten nog eens, en nu wat harder en een zware mannenstem riep: .. binnen". De marconist keek eens naar zijn bezoekers en zei toen: "jullie begrijpt ik kan slecht hooren met dit apparaat om mijn hoofd, maar vertel eens, wat komen jullie doen 1"

"We wilden graag de inrichting voor draadlooze telegrafie zien", verklaarde Willem.

"Nu, kijken kunnen jelui zooveel je maar wilt!'·

"En we zouden ook zoo graag luisteren", zei Way.

13

"Kan ook gebeuren, maar dan zal de telefoon je wel het meest interesseeren, bij draadlooze telegrafie hoor je niets dan het tikken der gewone telegraafteekens. Maar ik zal eens zoeken of ik een mooi station vinden kan. 'k Zal eens probeeren op Madrid. We zitten nogal in de buurt van dat station. De marconist draaide een poosje en verklaarde eindelijk ,,'t is in orde hoor, 'k heb Madrid, luister maar".

De jongens luis-terden één voor één en ja hoor, daar klonk mooie muziek en heel. dui-delijk konden ze hooren wat er ge-speeld werd. Geen der drie jongens had nog ooit "ra-dio" gehoord.·) Ze vonden het verba-zend interressant, maar begrepen van de werking van de draadlooze telegra-fie niet veel. De marconist probeer-de het hen uit te leggen, doch de jon-gens begrepen er maar een heel klein beetje van. Ze bedankten den marconist beleefden en daalden weer af naar 't passagiers-verblijf.

"VVe moesten nu maar meteen wat lager dalen", vond Way,

"ik: zou graag eens de machinekamer en de stookplaatsen zien".

"Daar moet je eerst verlof voor hebben", antwoordde Willem.

*) De jongens kwamen uit Indië I

Zij vroegen verlof aan den eersten machinist en kregen den derden machinist mede, om hen alles uit te leggen. Zoo zagen zij de machinekamer, de pompen, de ele.ctrische ~entrale, de ijsmachine, in het kort heel dat samenstel van ingeWlkkel?,e ma-chines, die het schip voortbewegen en andere noodzakelIjke en nuttige functies aan boord verrichten. Toen daalden ze ~og verder af naar de stookplaatsen. Daar stonden voor reusachtIge vuren groote zwarte

mannen met ont-bloote borst en rug, die geregeld eten gaven aan de nooit verzadigde schrok-halzen voor hen, die maar steeds hun mond open hielden om meer eten: meer zwarte steenkool.

"Wat is het hier warm", vond Way.

"Toch beter dan in de vrieskamers en koelkelders", zei-de Wongso.

De jongens barst-ten in schaterend

gelach uit. Want in ..

de Roode Zee had Willem schertsend gezegd op een vreesellJke heeten dag: ,,'k Zou best een half uurtje in de koelkamer wil-len zitten". "Een keldermeester had dit gehoord, en tegen de jongens gezegd, dat ze wel een half uurtje met hem mee mo~h­

ten, als ze dit zoo graag wilden. Ze hadden toen een oude dik-ke jas aangekregen en waren mee naar beneden gegaan; eerst in de koelcellen en daarna in de vrieskamers, waar het enkele graden onder nul was. Eerst hadden ze het daar w~l lekker gevonden, maar toen ze een twintig minuten in de vrIeskamer

hadden doorgebracht, waren ze knapjes koud geworden. Wong-so had gevraagd, of het in Holland ook steeds zoo koud was, want dan voelde hij er niet veel voor, zei hij. De jongens waren blij geweest, toen ze weer aan dek konden verschijnen.

De herinnering aan de kou in de vrieskamers verzoende de jongens met de warmte op de stookplaatsen, hoewel zij het leven der stokers weinig aantrekkelijk vonden.

"Ja, een gezond leven is het niet", zei de machinist. "Er zijn heel veel stokers, die het niet uithouden, maar de mannen zijn ook wel eens onvoorzichtig. Het komt b.v. voor, dat zij z66, warm van de stookplaats, zich in de open lucht begeven. En dan zijn de gevolgen natuurlijk vaak schrikkelijk".

Toen de jongens weer aan dek kwamen, bleek het, dat de zee wat onrustig was. "Dat is niet zoo verwonderlijk", zei de machinist: "we zitten nu in de Golf van Biscaje, en die wordt niet voor niets het zeemansgraf genoemd".

Toch hield de zee zich vrij rustig, en kwamen de jongens er met een klein beetje onpleizierig gevoel in de maag af. En dat is al heel wat voor een reis door de Golf van Biscaje.

Langs de kust van Frankrijk voer de Juliana tot het schip in het Engelsche kanaal kwam. Daar was het - zooals gewoon-lijk - heel mistig. "Kanaal-damp" zeggen de zeelieden, maar 't is gewoonlijk zoo'n dikke damp, dat je even buiten boord al niets meer onderscheiden kunt. Van de Fransche en van de Engelsche kust viel niets te onderscheiden. De misthoorn klonk als waarschuwend signaal tegen aanvaringen en dit signaal werd van andere schepen beantwoord. Ook kwam in 't kanaal 'n loods aan boord, die het schip naar Ijmuiden zou brengen. Toen de "Prinses Juliana" het nauw van Calais 's nachts gepas-seerd was, klaarde het weer wat op, nu kon men van boord duidelijk de Fransche en Engelsche kust zien. Hoewel het koud was, en de jongens, die dit klimaat niet gewoon waren, stonden te rillen, bleven zij toch aan dek, om niets te missen.. 't Zonnetje scheen, en al was dat nog niet in staat de natuur te verwarmen, opvroolijken. kon het zonnetje zeker. En dat deed het ook ferm! Nu kwamen de Belgische badplaatsen in zicht. De hofmeester 16

die naast de jongens stond noemde hen die namen op: Ostende, Blankenberghe, Heijst, Knocke en toen ... toen kwamen de Hollandsche kustplaatsen: Domburg, Zoutelande en eindelijk de Zuid-Hollandsche badplaatsen: Scheveningen ... ha, Sche-veningen. Daar hadden Willem en Way wel van gehoord, van Indische kennissen en vriendjes die met ouders of voor studie naar Holland waren geweest. Scheveningen ... dat was de plaats waar je zooveel Indische menschen vond. Maar... de

"Juliana" "liep vlug", heel spoedig was Scheveningen voorbij gevaren. Toen Katwijk en Noordwijk, Zandvoort ... en ten-slotte Ijmuiden. Reeds op zeer grooten afstand zag je :Ie pieren in zee steken. De "Juliana" lag, nadat Zandvoort gepas-seerd was, al heel spoedig voor de sluizen. Langzaam stoomend voer het schip de haven in, en meerde aan de kade.

"Welkom in Holland, jongens", sprak de hofmeester. "Ik hoop dat jelui hier veel geluk mogen beleven en plezier hebben".

Nu kwamen de douanen aan boord en begonnen hun onder-zoek van de bagage der passagiers. Ook de passen werden ge-controleerd. Ondertusschen voer de "Juliana" het Noordzee-kanaal in. De jongens keken met belangstelling naar alle voor hen vreemde dingen. In 't bijzonder troffen hen de brug- en sluisinrichtingen en werden zij geboeid door het gezicht der reeds groenende weiden en. de vroolijke lammetjes en grazende schapen. Zoo vroolijk zagen de velden in Indië er niet uit. Hoe langzaam de "Juliana" ook stoomde, toch duurde de tocht maar enkele uren. Toen het schip "door" de Hembrug gevaren was bevond het zich zóó in het IJ, langs de Houthaven voer de

"Juliana" , daar verrees de breede kap van het Centraal Station, langs het oude Tolhuis ging het en voorbij de oude .. kop" der Handelskade, waar vroeger de booten van de Maatschappij

"Nederland" lagen, en al heel gauw was het duidelijk waar het schip zou moeten meren. Daar stond een groote massa men-schen van welke sommigen reeds druk met den zakdoek wuü-den, zonder dat er nog iets te onderscheiden was. Maar de jongens wuüden terug, ze begrepen dat mijnheer van Buren van 't pension te Baarn hen wel zou komen afhalen.

Hoe-wel. . . . .. ze kenden hem natuurlijk niet, en waren nieuwsgierig naar hun nieuwen vader. De boot verminderde haar toch reeds geringe vaart en schoof langzaam naar den wal. Eindelijk lag het schip geheel stil ... de "Prinses Juliana" had na een ge-lukkige vaart het doel van haar bestemming ~~reikt. ~~ werd de loopbrug uitgelegd en gingen de menschen een voor een van boord. In het Noordzeekanaal had men reeds afscheid van elkander genomen; nu drukten sommigen elkander nog eens de hand. De meesten hadden de jongens heel vriendelijk gedag gezegd, zelfs de telefoonjuffrouwen de onderwijzer hadden even vriendelijk geknikt ... alleen de gevangenbewaarder had ze weer norsch opgenomen en toen het hoofd afgewend. Kees was zenuwachtig van de drukte aan boord. Hij grijnsde tegen iedereen. Dat scheen zijn afscheidsgroet te moeten voorstellen.

Toen de meeste passagiers het schip verlaten hadden -de jongens waren aan boord gebleven - kwam een vriendelijk uitziend heer aan boord, zoo omstreeks veertig jaar oud, die naar alle zijden rondkeek, en, toen hij de drie jongens bemerkte, op hen toestapte.

Willem van Suchtelen", vroeg de heer.

WIDem nam heel beleefd zijn pet af en zei dat hij de

gezoch-te~ ,

"Wel zoo, wel zoo", sprak de heer, "dat ~oet mi~ genoegen' • en te oordeelen naar zijn vriendelijken bhk en licht blozend

"Wel zoo, wel zoo", sprak de heer, "dat ~oet mi~ genoegen' • en te oordeelen naar zijn vriendelijken bhk en licht blozend

In document Me ovo (pagina 36-68)