Ik hoop, dat sommigen van u zich nu mijn ouden vriend, den Mottige, nog zullen h r-inneren, en dan zult ge ook weten, dat de ::\Iottige of, zooals hij officieel te boek loopt, de matroos I~te kl. Jozef Janus Rechtsom in de laatste jaren een kind had waarvoor hij den kost verdiende en dat hij heelemaal beschouwde alsof het van hem was. Toch, zooals wij weten, was dit niet zoo, want het kleine juffertje, dat hij langzamerhand op zijn manier beg-on op te voeden, was een kind van de gewezèn vrouw van bootsman Blom, di weggeloopen was van haar man, terwijl d z naar Indië was en eindelijk bijna van honger en gebrek was om-gekomen, omdat. ... ze niet was zooals de anderen van haar soort.
"Kijk", zei de Tottige,,, toen ik voor 't eerst bij haar kwam en ze lag te krimp 'n van de pijn en toen ze mij zooveel te kennen wou geven, als dat ze .... enfin dat ze was, zooals ze was, toen zei ik dadelijk tegen haar: .. mensch,
I:
i
,
I
HOE DE :.roTTIGE ZORGDE VOOR KLEINE LEEN. 4S
je hoef je eicren voor mij niet klein te maken want ik ben zelf ook maar en smerige kerel ... Hou j gedekt ... maakt niks uit ... ; ik weet er alles van" . " Maar daar heb ik later wel eens berouw van gehad, dat ik dat zoo zei, want ze was eigenlijk veel beter dan ik· dat kon je aan alles merken, want ze wou bijv.
nooit wat hebben, als ik tegen haar zei: "Drink eens een hapje; dat zal je goed doen ... " l. een, daar wou ze nooit wat van weten, en altoos maar jammeren over haar schaap van een kind, waar dat blijven zou en dat die naderhand zou booren, dat zij haar eigen zoo slecht ge-houJen had ... "
.. Dat's nu heelemaal niks," zei ik teg n haar,
"die zal er nooit wat van te weten komen' daar zal ik wel voor zorcren, als jij er niet meer bent." 'AT ant zie je, ik begreep wel, dat ze wel gauw op de zolder zou liggen; en dat begreep' ze zelf ook wel; maar ik zei maar altoos tegen haar: "daar moet je je eigen nou maar niks van aantr kken, en van Onze Lieven Heer, daar zal je ook geen last van hebben.
Als het waar is, wat ze in de kerk van hem vertellen, dan zal die je er niet zoo leelijk om aankijken, als de heeren en de dames hier be-neden, want die weet beter hoe de vork aan de steel zit in zoo'n geval, dan wij, en dat er een heele boel zijn, die geen haar beter bennen dan jij; al zijn ze van buiten ook fatsoenlijk en van engepolitoerde fieselemie, want, zi je, al er bijv. en jonge meid met een leelijke ouw kerel trouwt, omdat h ij dubbeltjes heft en zij
niet, dan zeg ik, dat dat ook miserabel smerig is; dat z 'g ik. " die, 'k zeI je groeten, hoor!"
oor al die soort van redeneeringen had de Mottige het lijden van Lena weten te ver-zachten, zooclat zij zacht en kalm was g storven ; met h t bewu tzijn, dat de 10ttige voor haar kindj zou zorgen, als zij er niet meer was. -En dat had hij gedaan ook.
:Mottige begon en ger geld huishouden aan dcn wal op te zetten; hij had er eerst zelfs over gedacht, of hij misschien, ter wille van het kind, zich ook in het huwelijk zou b ge en; maar van dat idee kwam hij al heel gauw terug.
". 1een", zei hij bij zi h zelf, "dat loopt toch faliekant uit; dat's erst allemaal mooi weêr, maar later, dan zouden ze kleine Le 'n mis-schien met d n nek aankijken."
Hij begon dus met een oude vrouw te huren, die het kleine wurmpje groot moest brengen n zorg 'n moest, dat ze behoorlijk haar voedsel kreeg; niet te veel en niet te weinig.
"Als ik je atterpeer, clat je staat te kletsen, in plaats van dat je voor het kind zorgt, dan zal het niet frisch m t je afloopen, ouwe tante.
Oppassen, hoor! en dan zal je 't goed bij mij h bb n, maar anders, zul je eens zien, hoe gauw of je de deur uit bent ... "
Maar het ging allemaal goed, d oude vrouw zorgde uitst kend voor kleine Leen, en het kind groeide als een kool.
Het duurde niet lang, of Janus, zoo heette immer' de Mottig ,moest weer naar zee. Onder
H E DE ~fOTTIGE ZORGDE vo R KLEl~E LEE '. 47 d hevigste bedreigingen nam hij afscheid van de oude vrouw.
"Als ik terug kom," zei Janus, "uit de ost, dan neem ik een v rgiftigde chineesche po i r mee n als er wat m t het kind niet in orde is, clan mogen ze mij villen, als ik jou die poei r niet op laat drinken, zonder uat j zelf er i ts van merkt, voor en aleer als dat j dood bent."
l)e oude vrouw kende Janus al een be tje n maakte zich niet bijzonder bang voor dit oost-indisch vergif. Trouwens, het vergif was ook niet noodig, want toen Janus eenige jar 'n later terug kwam, was alles in orde en de ecnige mo ielijkheid bestond, zooals we weten in de jaloerschheid van den ouden scheep hond Kokk 'rt, die werkelijk ' n paar keer een be-weging maakte, alsof hij kleine L <:>n wou bijten;
maar ook dit liep goed af, want Kokkert was in zijn hart een groot kindervri nel en nam weldra met het grootste genoegen deel aan de verschillende vermakelijkheden, die 's avonds in het kleine woonkam rtje werden uitgevoerd n waarbij de Mottige zich versi 'rCle met ele dolste kleedingstukken, di hij maar bij elkaar kon halen.
Zoo had hij bijv. een allerzonderlingst, half chineesch, half indis h kostuum, dat hij op zijn laatste reizen stuksgewijze verzameld had en waarin hij cr zoo zonderling uitzag, dat Kokkert begon t grommen en te blaffen, als hij m t zijn" komedie-vertoon ing", zooals h ij het no mde, het kamertje binnenkwam; want de Mottige
4 HOE DE MOTTIGE ZORGDE '-OOR r LEINE LEE. -_
had dc: gewoont , zich voor d rgelijke vertoo-ning 11 boven op het zoldertje aan te kleeden en dan, in gezelschap van zijn vriend "De Koperen", die op een harmonica spe Ide, binn n te treden.
Het was de b kende harmonica van den botteli -rsmaat van de
n'011lp,
die bij deze op-tochten in h l muzikale gedeelte voorzag. e eigenaar van het instrument was in den beginn001- door den MottitTe uitgenoodigd en ont-vangen, doch werd later geweerd, m t het oog op zijn ongelukkige eigenschap, an dadelijk nadat hij den vasten wal betrad, dronken t worden en, ofschoon Janus anders op dit gebied nog- al meegaande was, was hij toch bij zijn huiselijke feesten op dit punt zeer gevoelig.
Zelfs werd zijn beste en beproefde vriend "De Koperen" eens door hem de deur uitgezet, omdat hij kl ine Leen, werkel ijk uit pure goed-hartigheid, een beetje jenever met suiker had laten p~oeven.
"Jou leelijke jeneverketel," zei Janus, "wou je dat schaap nou net zoo gemeen maken als wij met z'n b iden al zIJn? Er uit, hoor, en j komt er van avond niet weer in_"
Toch werd de Koperen de volgende avonden weder tocg laten, want de Mottige kon niet best buiten hem. Zij met hun beiden en Kokkert, vormden een onafscheidelijk klaverblad, en ook in de verdere opvoeding van kl ine Leen v r-deelden zij den arbeid onder hun drieën_ - Ue Koperen bijv. muntte vooral uit in het maken van allerhande poppen en speelgoed, terwijl
-
...-HOE DE;\I TTIGE ZORGDE VOOR KLEINE LEEN_ 49 Kokkert zich vernederde om, indien zulks ge-wenscht werd, het kleine meisje op zijn rug te dra<Ten. De J\lottige echter was meer speciaal d ~hef van de geheeIe beweging en bepaalde bijv. het ooo-enblik waarop de ude vrouw gelast werd "haat kooi klaar te maken", of, zooals wij zouden zeggen, kleine Leen naar haar bedj t<; brengen.
Z was nu langzamerhand al een jaar of vijf, zes geworden en b gon sprekend op haar moeder te gelijken.
Er b gon nu voor Janus een lastige tijd aan te breken, want hij wist niet wat hij zeggen zou, als ze straks wat grooter werd en ze van andere menschen wel zou hooren, dat cl oud wouw, die haar tot dusverre verzorgd had, niet haar moeder was.
Doch de omstandigheden wez n in dezen den weg-. De oude vrouw, die al een hoogen leeftijd had bereikt, b gOIl te sukkelen en het was t voorzien, dat zij wel niet meer in leven zou zijn, aIr; Janus, die eerstdaags weer naar zee moest, over een j:lar of wat, of langer, uit Indi'
LOlt terug komen.
1\Iet het oog hierop, besloot hij naar een goed kosthuis uit te zien voor zijn pleegdoch-tertje en hij vond dit bij een muzikant van het wachtschip, dien hij vroeger als matroos 3de kJ.
aan boord van de Tromp had gekend. Daar aan boord had de aspirant-musicus niet uit-gemunt door groote bekwaamheid in het z e-mansvak, maar wel door kennelijken aanleg voor de muzi<::k. Dit bezorgde hem eene plaatsing
DE MOTTIGE.
50 HOE DE :MOTTIGE ZORGDE V OR KLEINE LEEN.
bij de stafmuziek van de marine erst al leer-ling en later, steeds opklimmende, als stafmu-zikant. Nu echter had hij b sloten de stafmuziek van de marine vaarwel te zeggen en zijn heil in het particuliere te beproeven en wel in een kleinen schouwburg te Amsterdam, waar hij een plaats in het orkest had w t n te verkrijgen, terwijl hij tevens met Ie. geven en andere zaken er nog een mooi duitje bij zou kunnen verdienen.
In het gezin van dezen musicus werd kleine Leen opgenomen en met hen vertrok zij naar Amsterdam, kort nadat Janu en de twee andere leden van het klaverblad weer naar zee ver-trokken waren, om daar in ie overzee ch ge-westen weer een rij van nieuwe lotgevallen en a onturen te gemoet te gaan.
Wij zullen JlU maar in eens een groot aantal jaren overslaan en ons dan verplaatsen naar Amsterdam en wel in de kleine komedie of schouwburg, waar de ex-marine-musicus, nu al
en man op leeftijd, de 2 de klarinet bespeelt.
Het is er van avond erg druk, in de kleine komediezaal, want r wordt een stuk g-e1yeven, dat gewoonlijk veel menschen trekt. Het is de ges hiedenis van eene heldhaftige figuur, die en rij van akeli heden doorleeft en altoos op het punt i van in beteren doen te geraken, juist als hij het en of ander gedaan heeft, dat den heelen boedel weer in de war stuurt.
In het eerste tafer el bijv. wordt hij voorge-steld te midden van een verbazende hoeveel-heid boeken (die er allen even geleerd uitzien),
llOE DE ;lIOTTIGE ZORGDE VOOR KLEINE LEEN. 5 I
een groote wereldglobe, een passer van zoo groote afmetingen, dat zelfs het publiek achter in de zaal dit instrument duidelijk kan zien liggen, n bovendien, tegen den wand, een groote hoeveelheid stopflesschen, lazen en pot-ten; die echter alleen in geschilderden to stand bestaan, op de coulissen en het achterdo k van h t toon el-decoratief.
it alles <Teeft echter den indruk van diepe studi en geleerdheid. Het slachto~ r, dat op den voorgron I aan een bouwvallig tafeltje zit, ziet er dan ook akelig bleek en ontdaan uit en heeft blijkbaar bijzonder weinig lev nslust.
Terwijl hij het hoofd met de hand ondersteunt,
ZLI 'ht hij hoorbaar.
De acteur, die deze rol vervult, is vooral in cl ze richting sterk en heft over het geh el een bijzonder talent, om in zijn uiterlijk en in de trekken van zijn gelaat, dat anders nog al vol en rond is, iets te leggen wat van diepe levens-smart getuigt.
,,~lijn God!" roept hij uit, "zal dan nooit voor mij de ure aanbreken, dat ik mijne moeder n mijne zuster zal kunnen verzorgen ?"
p en van de banken achter in de zaal wordt op dit g-ezegde de opmerking gemaakt:
"dat hij e rst voor zijn eigen wel een hapje mocht nem n."
"Die ker I ziet er uit, alsof hij twaalf jaar voor domenie gespeuld heeft op een afgebrand dorp," z gt een ander; die niemand anders is dan onz vriend de Mottige, die h denavond, met zijn pleegkind en zijn vriend, den Kop ren,
52 HOE DE ~[OTTIGE ZORGDE VOOR KLFlNE LEE.'.
deze voorstelling bijwoont op een vrijkaart van de tweede klarinet.
Janus is en dag of wat geleden van het Ni uwe Dier met verlof overgekomen.
De Mottio-e ziet er heel wat ouder uit, en ook de Koperen is niet meer wat hij vro ger was.
Onzen vriend Kokkert zien we niet m er. ok zou hij hier ni t worden toeg laten, want al is de ntrée niet m er dan zestig cents, waarvan nog een g-edeelte in vertering, toch wordt de hand aan het fatsoen gehouden en is het zelf.., eenigszins gevaarlijk, wat al te luidruchtig zijn g voelen' t, uiten.
De Koperen is al een paar keer schuins aan-gek ken door een oude juffrouw, die met haar neef uit is en die zich er aan ergert, "dat men zoo kan spotten met dat wat den mens h toch het heiligste moet wezen", en ook haar neef.
een bI ek jongmens h, kijkt in de richting van den Koper n, doch kijkt dadelijk weer vMr zich, als hij ziet, h e de Koperen b zig is zijn mouwen op te stroopen en al vast een van zijn handen op de leuning- zet om naar hem toe te komen.
"Koperen, hou je bedaard," zegt de ~Iottige,
"we zijn van avond in de fatsoenlijkheid. Zulk' mensch n w ten niet beter en hebben nog nooit van hun leven rwte.n met spek gegeten j daar krijtr je e n anti 're natuur van. ic kerel op het tooneel moesten ze ook zijn buik eens ,roed vol laten ten, dan zou hij wel wat frisscher uit zijn oogen kijken ... Wacht eens even, daar krijgt hij wat - dat zal hem goed deen."
Op dit oogenblik namelijk wordt het
slacht-HOE DE ~IOTTlGE Z RGDE V R KLEINE LEEN. 53 offer op het tooneel in zijne sombere ove:-denkino-cn crestoord door en ouel vrouw, die een mcrnd ~et eten brengt en zwijgend op d n achtercrrond van het tooneel en kleine tafel b <Tint te dekken. Het sla htoner wil er eerst ni ts van w ten, maar b sluit toch eindelijk een vorkje mee te pikken, en al hij ind 'lijk bezig is, gaat hij zoo onrustbarend t~ werk, d~t
de Koperen h \11 toero pt: '" ch I toch Uit, ker I, we zien w I dat je hong r hebt", want d Koperen ziet maar al te goed, dat het allemaal komedie en oogenschijnlijk is, de he I, boel, al wat r op tafel staat; en vooral w::tt h tv1oeibare ged elte betreft, de wijn die
\Iitgeelronken wordt.
Op dit gebied heft de I op r n t gor ote ervarenh id, om niet, z If., op g-rooten afstand, te kunnen zien, hoeveel er nog in e n flesch is en hij gcvoelt zich min of m er beleedigd, dat men hem op dit gebied tracht voor den gek te houden.
Toch wordt hij door het sp I meegesleept, als cr zich straks een verschrikkelijk sc n ontwikkelt, waarin het miskende genie, dat nu geheel verzadigd is, hericht ontvangt dat zijn zu ·ter ongelukkig gemaakt is door een zeker iemand die straks met vleiende woorden bin-nenkomt en blijkbaar een zeer vals eh n huichel-achtig heerschap schijnt te zijn.
\\' Idra wordt nu op het toon cl gevochte., in tegenwoordigheid van e n derden p~rsoo~,
die ook alles b halve te vertrouwen IS. Dit blijkt namelijk ooral later, in den verderen
54 HOE DE MOTTIGE ZORGDE VOOR KLEIXE LEE.
loop van het stuk; want ziet, wat gebeurt!
e man, die de zu ter verleid heeft, wordt door het geni~, dat n u geheel woedend is, doodgestoken 111 een tweegevecht. Het O'enie dat ~~:ders een goedhartige natuur heeft, krijat dadelijk berouw, knielt bij het lijk en houdt een toespraak vol weemoed, doch terwijl hij daarmee bezig i, wordt er op de deur O'e·
klopt. b
~'at te d<:>.en? De derde persoon, die iemand schijnt te zIJn van .. een ze r vroolijke natuur,
doc~1 met een leehJken al hen tr k in zijn
gezlc~.t, g dt het verdrukte genie den raad om h t hJk onder de tafel te stoppen, waarover een groen kleed ligt; dat zoo ver naar beneden
op
den vloer hangt, dat men onwillekeurig bij zich zelf zegt, dat het al van te voren voor dit doel bestemd is, namelijk om het lijk an den valschen vriend er onder te stoppen. Er wordt ondertusschcn voortdurend en hevig op de deur geklopt· zoo hard, dat men het geheele achterdoek en twee van de couli 'sen onrust-barend heen en weer ziel gaan.Het publi k in de zaal is ;'cnuwachtigcll blijk-baar veel meer beancyst dan hct <r ni' en de
d d . b l">
er eper oon, dlc mct hun beiden het lijk onder de tafel stoppen, zonder zich daarbij mecr te haaste.n dan. noodig is, terwijl daarcntcO'en het publtek dUizend angsten uitstaat, dat de deur open zal gaan, vóór dat de doode onder de tafel lig t.
Do h CYeen nood, de deur gaat niet open, voor dat de v r lagen ridder < yehcel onder het O'ro b ne
HOE OE MOTTI .E Z R DE VOOR KLEI:-;E LEE". 55 taf, lkleed verbor en is, of hoon de Koperen zachtjes t gen de Mottig z gt: "Ik zie de kerel z'n vo ten; ze zullen hem toch nog snappen."
Doch neen, niets van dat. e meneer, die binnen komt, is niemand and rs dan de e rste minister van het land, waarin hct stuk speelt;
die dad lijk met zijn rug t gen de tafel gaat
~taan en begint te vertellen, dat de koning van het miskende genie gehoord heeft en dat er een betrckking voor h m klaar is met eenige duizen-den ponduizen-den sterling in het jaar en ecn stuk of wat ridderordes en tal \'an lidmaatschappen van allerhande geleerd genootschappen; die hem te gelijkertijd ook juist nu in de gaten hebben gekregen.
D· ers te minister verwondert zich er over, dat het genie niet pleizieriger kijkt op deze h ugelijke tijding, uo h de derde persoon zegt, dat het komt van de groote vreugdc, die hem in het hart geslagen is. Dat's zeker het slacht-offer ziet cr in dit oogenblik miserabel ak lig uit - hij woelt met zijn hand in de borst, veegt zich hct klamme zw ct van het voorhoofd en zegt akelig somber en naar:
"En ik ... een moordenaar!! !" Hetgordijn valt, doch eerst hoort en ziet men nog den derden p rsoon, Jie met een akeligen grijns achter zijn rug zegt:
"Ik heb zijn geheim .... Ik zal daarvan gebruik
"Ik heb zijn geheim .... Ik zal daarvan gebruik