• No results found

HOOFDSTUK 3. HUIDIGE MOGELIJKHEDEN EN DOELEN VAN HET STRAFRECHT MET BETREKKING TOT

3.3 H ET COMMUNE STRAFRECHT

3.3.2. Mogelijkheden in het commune strafrecht

Om te zien welke mogelijkheden het volwassen, commune, strafrecht geeft moet vooral gekeken worden naar artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht. Hierin heeft de wetgever neergelegd dat de mogelijke straffen voor een meerderjarige, als hoofdstraf, de gevangenisstraf, de hechtenis, de

116 Jörg, Kelk & Klip, 2013

117 Ten Voorde, 2008

118 Groenhuijsen, 2004

119 De Hullu, 2018

120 De Hullu, 2018

121 Schuyt, van Oppenraaij, Vrij en Koudijs, 2017

122 www.dji.nl

taakstraf en de geldboete zijn. Mogelijke bijkomende straffen zijn de verbeurdverklaring, de ontzetting van bepaalde rechten en de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Bovendien is het voor een rechter mogelijk om maatregelen op te leggen. Het onderscheid tussen de straf en de maatregel is volgens Hofstee een onderscheid tussen het vergelden van de daad door middel van de straf, en het beveiligen van de samenleving door middel van een maatregel.123 Hoewel in de literatuur over dat laatste veel discussie is ga ik daar in dit verband niet dieper op in omdat dit onderscheid vanuit historisch perspectief gezien helder is.124 Uit de memorie van toelichting bij het invoeren van de Wet adolescentenstrafrecht blijkt, met betrekking tot de straf, bovendien dat volgens de, toenmalige, minister een straf een vergeldende reactie zou moeten zijn op een strafbaar feit waarin de ernst van dat feit en het verwijt dat de dader daarvan gemaakt kan worden tot uitdrukking komen. Uit diezelfde memorie van toelichting blijkt dat de minister die vertaling in de strafduur en strafhoogte ziet waarbij een straf in eerste plaats proportioneel moet zijn in relatie tot de ernst van het gepleegde feit.125 Maatregelen zijn volgens diezelfde memorie van toelichting algemeen gesteld op het herstel van een rechtmatige toestand, het bewaken van het behoud daarvan of op de veiligheid van de samenleving.126 Om een straf op te leggen moet conform artikel 351 Wetboek van Strafvordering sprake zijn van een bewezenverklaard feit dat strafbaar is en waarbij de dader strafbaar is. Bij maatregelen ligt dit anders.

Ondanks een vrijspraak kan bij bepaalde maatregelen immers onder omstandigheden een maatregel worden opgelegd. Hierbij moet gedacht worden aan de onttrekking aan het verkeer, gedragsbeïnvloedende maatregelen, vrijheidsbeperkende maatregelen maar ook de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en, indien er sprake is van OVAR wegens een geslaagd beroep op ontoerekeningsvatbaarheid, het opleggen van tbs. Bij ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de schadevergoedingsmaatregel zijn wel veroordelingen nodig.

Straffen en bepaalde maatregelen kunnen onvoorwaardelijk maar ook voorwaardelijk worden opgelegd. Indien de bestrafte zich aan de voorwaarden zal houden zullen de voorwaardelijke delen van de rechterlijke uitspraak niet ten uitvoer worden gelegd. Hierbij gelden algemene en bijzondere voorwaarden. De voorwaarden zijn voornamelijk gericht op het beïnvloeden van het gedrag van de bestrafte en hebben dus vooral een speciaal preventieve werking. In artikel 14c lid 2 Wetboek van Strafrecht zijn de bijzondere voorwaarden gecodificeerd. Uit onderzoek blijkt dat in ongeveer de helft van de onderzochte zaken waarin een voorwaardelijke straf opgelegd werd er ook bijzondere voorwaarden door de rechter opgelegd werden.127 Een voorbeeld van een bijzondere voorwaarde is

123 Hofstee, 2021

124 Van der Landen, 1992

125 Kamerstukken II 2012/2013, 33498, 3

126 Kamerstukken II 2012/2013, 33498, 3

127 Harte e.a., 2014

toezicht door de reclassering, een contactverbod of het deelnemen aan een gedragsinterventie.128 Voorwaarden die voor de verstandelijk beperkte interessant kunnen zijn zijn onder meer de meldplicht, het opnemen van de veroordeelde in een zorginstelling, de verplichting zich onder behandeling te stellen van een deskundige of zorginstelling, het deelnemen aan een gedragsinterventie of het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

Indien de rechter van mening is dat die voorwaarden nog niet toereikend genoeg zijn heeft hij de mogelijkheid andere voorwaarden op te leggen die het gedrag van de veroordeelde betreffen.

Hiermee is de rechter dus vrij om passende voorwaarden op te leggen aan de verstandelijk beperkte die mogelijk kunnen leiden tot een verandering van gedrag of besef. Het is zelfs mogelijk om hier een leertraject in te voegen. Rechters lijken echter zeer beperkt op de hoogte te zijn van de inhoud van gedragsinterventies en de effecten daarvan op de dader in het algemeen. Hierdoor is het effect van de Reclassering, en diens adviezen, daarin groot. De rechter wordt door het advies dat de Reclassering geeft in individuele gevallen goed op de hoogte gebracht van de mogelijke interventies maar weten daarmee niet direct wat de interventie inhoudt.129 Hierdoor is een toepassing daarvan door de rechter bij een verstandelijk beperkte lastiger.

In deze paragraaf zal ik de meest voorkomende sanctioneringen die de rechter tot zijn beschikking heeft uitwerken en zal ik daarbij tevens aangeven wat de achterliggende doelen zijn van die straf, of maatregel, en of die specifiek gericht is, of kan zijn, op een verstandelijk beperkte verdachte.

Hoofdstraffen

In artikel 9 Wetboek van Strafrecht heeft de wetgever als hoofdstraf de gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf en boete aangemerkt. De gevangenisstraf is daarbij de zwaarste straf die de rechter in Nederland op kan leggen en duurt conform artikel 10 lid 1 juncto artikel 9 Wetboek van Strafrecht levenslang130 of tijdelijk. Op dit moment kent de Nederlandse wet geen verdere strafminima, hiervoor zijn wel meerdere wetsvoorstellen gedaan.131 De gevangenisstraf dient een aantal doelen. Het eerste doel van de gevangenisstraf is het vergelden van het gepleegde feit en dient op die manier ook leed toe te voegen aan de dader door diens meest kostbare bezit, diens vrijheid, van hem af te nemen. Ook heeft de gevangenisstraf een generaal preventieve en speciaal preventieve werking die ervoor zorgt dat anderen en de bestrafte zelf, eenzelfde, feit niet gaan plegen. De gevangenisstraf bevat hierbij dus alle straftheorieën die ons strafrechtssysteem kent. Het opsluiten van de bestrafte is al een straf op

128 Schuyt, van Oppenraaij, Vrij en Koudijs, 2017

129 Boone e.a., 2008

130 Met betrekking tot de levenslange gevangenisstraf is zeer veel discussie, nationaal en internationaal. Voor meer daarover zie onder andere het Besluit Adviescollege Levenslanggestraften, in werking getreden op 1 maart 2017, Staatscourant. 206,65365

131 Kamerstukken II 2012/13, 33151, 10

zich zoals blijkt uit het beginsel van minimale beperkingen. De opsluiting is de leedtoevoeging en de omstandigheden binnen detentie mogen geen aanvullende leedtoevoegende elementen bevatten.132 Hierbij is het mogelijk dat binnen detentie andere voorzieningen voor verstandelijk beperkte worden gecreëerd waarover meer in paragraaf 4.4.

De taakstraf is een volledig zelfstandige hoofdstraf133 waarbij de bestrafte doorgaans werkzaamheden moet verrichten die de samenleving ten goede komen. Tot 1 april 2012 omvatte de taakstraf zowel de werkstraf als de leerstraf. Per die datum is de leerstraf echter alleen mogelijk als een bijzondere voorwaarde, zoals neergelegd in artikel 14c Wetboek van Strafrecht, en bestaat de straf slechts uit het verrichten van onbetaalde werkzaamheden.134 De inhoud van de taakstraf wordt bepaald door de Reclassering die tracht om een passende werkstraf bij het gepleegde feit te verzorgen, al kan de rechter daar ook een uitspraak op voorhand over doen. Op die manier kan de gestrafte boete doen voor het gepleegde misdrijf, als vergelding van de straf, maar doordat hij in contact blijft met de samenleving verkleint dit de kans dat hij opnieuw de fout in gaat. Dat laatste is een duidelijk voorbeeld van de speciaal preventieve werking van de taakstraf. De taakstraf kan voor maximaal 240 uren worden opgelegd door de rechter conform artikel 22c lid 2 Wetboek van Strafrecht en dit maximum kan niet worden overschreden bij samenloop.135 De straf is uitgesloten bij bepaalde misdrijven. Het gaat hierbij om het taakstrafverbod zoals dat is neergelegd in artikel 22b Wetboek van Strafrecht. Op dit moment ligt er een voorstel van wet, dat reeds in de Tweede Kamer is aangenomen, bij de Eerste Kamer om dit taakstrafverbod verder uit te breiden bij geweld tegen personen met een publieke taak.136 Uit de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod blijkt ook dat in de ogen van de toenmalig minister de sanctiedoelen vergelding en preventie, naar diens oordeel, onvoldoende gediend zijn met een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.137 Wel kan van dit taakstrafverbod worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. Voor verstandelijk beperkte is het van groot belang dat een taakstraf bij hen op maat wordt gemaakt. Een beperkte kan immers niet alle werkzaamheden uitvoeren die een normaal begaafd persoon wel kan uitvoeren. In de uitvoering van een taakstraf dient de reclassering bij verstandelijk beperkten dus maatwerk te leveren.138

132 Kelk & de Jong, 2019

133 stb. 2000, 365

134 Schuyt, 2021

135 HR 28 november 2006

136 Kamerstukken II 2019/2020, 35528, 3

137 Kamerstukken II 2019/2020, 35528, 3

138 Schuyt, van Oppenraaij, Vrij en Koudijs, 2017

De hechtenis is in beginsel een vrijheidsbenemende hoofdstraf voor overtredingen. Omdat in dit onderzoek specifiek gericht wordt op misdrijven zal de hechtenis niet meegenomen worden in dit hoofdstuk. Echter kan de hechtenis wel bij een misdrijf worden opgelegd indien een taakstraf niet wordt uitgevoerd of geldboete niet betaald wordt of in geval van bijvoorbeeld artikel 368 lid 2 en artikel 413 lid 2 Wetboek van Strafrecht. Het gaat daarbij om een subsidiaire hechtenis conform artikel 22d respectievelijk 24c Wetboek van Strafrecht of een principale hechtenis. De hechtenis komt qua doelen overeen met de gevangenisstraf. Verschillen daartussen zijn echter dat de hechtenis voor maximaal een jaar kan worden opgelegd, bij samenloop maximaal een jaar en vier maanden, conform artikel 18 Wetboek van Strafrecht en dat de hechtenis in een huis van bewaring onder een sober regime plaatsvindt waar, gezien de korte duur van de straf, nauwelijks gewerkt wordt aan resocialisering van de bestrafte.

Doelstellingen uit het strafrecht zoals resocialisatie en bescherming zijn moeilijk te rijmen met het opleggen van de geldboete. Om die reden is Schuyt van mening dat het opleggen van de geldboete, conform artikel 23 juncto artikel 9 lid in onder a sub 4 Wetboek van Strafrecht, daarom in de eerste plaats vergeldend is.139 Bij de invoering van het huidige systeem van geldboetes en bijbehorende categorieën heeft de wetgever daar tevens bij stilgestaan. Daarbij werd als doel van de geldboete onder meer het beïnvloeden van menselijk gedrag genoemd. Dat zou duiden op een meer preventief doel van de geldboete.140 In datzelfde stuk werd zelfs geïmpliceerd om de gedragsbeïnvloeding te combineren met het draagkrachtbeginsel.141 Dat is in het huidige strafrecht niet meer aan de orde. Wel is artikel 24 Wetboek van Strafrecht nog steeds geldend en zal hierbij rekening gehouden moeten worden met de draagkracht van de veroordeelde. Andere doelen van de geldboete zijn in de huidige werking daarvan niet te benoemen. Voor een verstandelijk beperkte zal het belangrijkste bij een opgelegde geldboete het draagkrachtbeginsel zijn. De straf is immers vooral vergeldend van aard en de verstandelijk beperkte heeft het, over het algemeen, moeilijk op de arbeidsmarkt waardoor het inkomen beperkt is.142

Bijkomende straffen

De term bijkomende straf kan misleidend zijn. Artikel 9 lid 5 Wetboek van Strafrecht geeft immers aan dat de bijkomende straf, in de gevallen waarin de wet haar oplegging toelaat, zowel afzonderlijk als tezamen met hoofdstraffen en met andere bijkomende straffen kan worden opgelegd. Dit is een uiting

139 Schuyt, 2009

140 Kamerstukken II 1977/1978, 15 012, nrs. 1-3, p. 19

141 Kamerstukken II 1977/1978, 15 012, nrs. 1-3, p. 27

142 Schuyt, van Oppenraaij, Vrij en Koudijs, 2017

van de bijna onbegrensde straftoemetingsvrijheid van de rechter. Volgens de memorie van toelichting bij de Wet Vermogenssancties houdt deze ingevoerde verruiming immers rechtstreeks verband met het rechterlijk pardon uit artikel 9a Wetboek van Strafrecht waarin de rechter de mogelijkheid is geboden om in verband met de geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit begaan is, dan wel die zich nadien hebben voorgedaan, kan bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Immers: ‘wanneer de rechter bevoegd wordt geheel af te zien van de oplegging van straf, ligt het in de rede hem ook de bevoegdheid te geven met oplegging van een bijkomende straf te volstaan’.143 Desalniettemin is het mogelijk voor de rechter om als bijkomende straf de verbeurdverklaring, openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak of de ontzetting van bepaalde rechten uit te spreken. Daar zal ik in de komende alinea’s dieper op in gaan.

Conform artikel 28 Wetboek van Strafrecht is het mogelijk om een schuldige bij rechterlijke uitspraak te ontzetten van zijn recht op het bekleden van ambten, dienen bij de gewapende macht, het algemeen en passief kiesrecht te ontnemen, het zijn van raadsman of gerechtelijk bewindvoerder of de uitoefening van bepaalde beroepen. Het doel van deze wet is het voorkomen van recidive door een persoon te verbieden een bepaald beroep of functie uit te oefenen. Tevens is het doel de bescherming van de maatschappij doordat de bestrafte zich niet meer als zodanig kan profileren.

De verbeurdverklaring van voorwerpen en rechten is mogelijk bij een veroordeling ter zake van elk strafbaar feit conform artikel 33 Wetboek van Strafrecht indien er een relatie is tussen datgene dat verbeurd verklaard wordt en het delict. De verbeurdverklaring is een vermogensstraf waardoor de oplegging beoogt om de bestrafte in diens vermogen te treffen.144 Dit blijkt ook uit de verruiming van de mogelijke ter verbeurdverklaring vatbare goederen in 1993 waarbij er getracht is op die manier de doelmatigheid van overheidsoptreden te bevorderen tegen personen die beschikken over, door criminele activiteiten verworden, vermogens.145 Bescherming van de maatschappij is geen doel van de verbeurdverklaring. Die bescherming kan namelijk worden bereikt met de maatregel onttrekking aan het verkeer conform artikel 36b Wetboek van Strafrecht. De verbeurdverklaring kan slechts worden uitgesproken indien er sprake is van een veroordeling. Bij OVAR, heeft de Hoge Raad bepaald, is het niet mogelijk om een verbeurdverklaring op te leggen.146 Bovendien moet er sprake zijn van voorwerpen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring zoals genoemd in artikel 33a Wetboek van Strafrecht.

143 Kamerstukken II 1977/78, 15012, 3, p.39

144 Schuyt, 2021

145 Kamerstukken II 1989/90, 21504, B, p. 17

146 HR 25 januari 2005

De openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, conform artikel 36 Wetboek van Strafrecht, is een straf die zeer zelden wordt toegepast en voornamelijk gebruikt wordt in zaken waarbij er, door middel van de publicatie, een waarschuwing gegeven moet worden aan het publiek voor de handelswijze van beroepsbeoefenaren.147 De openbaarmaking geldt dus voornamelijk als vergelding, immers wordt de uitspraak niet geanonimiseerd gepubliceerd waardoor een bestrafte letterlijk aan de schandpaal wordt genageld, maar ook heeft de straf daardoor een generaal preventief doel.

Maatregelen

Zoals reeds eerder aangegeven blijkt uit de memorie van toelichting bij de invoering van de Wet adolescentenstrafrecht dat de maatregel in zijn algemeenheid gericht is op het herstel van een rechtmatige toestand, het bewaken van het behoud daarvan of op de veiligheid van de samenleving.148 Wanneer er gevaar uitgaat van de dader moet de maatregel eraan bijdragen dat de maatschappij daartegen beschermd wordt. Indien er een stoornis aan ten grondslag ligt dan strekt de maatregel er toe om die weg te nemen. Hierbij zijn de manier waarop de maatregel wordt ingevuld en de duur daarvan nauw verbonden. Wanneer het doel van de maatregel immers is verwezenlijkt, kan de maatregel ophouden te bestaan.149 Hierdoor verschillen de vrijheidsbenemende straffen en maatregelen materieel van elkaar. De duur van een straf of de uiteindelijke duur van een maatregel staan niet met elkaar in verband maar juist het oplossende en hulpverlenende component van de maatregel in de ontstane situatie kan zorgen voor een langer durende maatregel dan een vrijheidsbeperkende straf.150 Tot 1 januari 2020 was het mogelijk om conform artikel 37 Wetboek van Strafrecht een ontoerekeningsvatbare dader voor een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.

Dit artikel is echter vervallen en daarvoor in de plaats is artikel 2.3 Wet Forensische Zorg gekomen.151 Door dit artikel is het mogelijk om de strafrechter een civiele machtiging tot onvrijwillige zorg op te leggen voor de duur van 6 maanden die vervolgens door de civiele rechter verlengd kan worden.

Doordat het hier gaat om een civielrechtelijke maatregel zal ik die maatregel niet in dit onderzoek behandelen.

Titel II A Wetboek van Strafrecht betreffende de maatregelen is onderverdeeld in vier afdelingen.

Afdeling één is een afdeling volledig geschreven op vermogenssancties en bestaat uit onttrekking van het verkeer, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de schadevergoedingsmaatregel.

De tweede afdeling is gericht op de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, reeds vervallen, en de

147 Bleichrodt en Vegter, 2020

148 Kamerstukken II 2012/2013, 33498, 3

149 Kamerstukken II 2012/2013, 33498, 3

150 Kamerstukken II 2012/2013, 33498, 3

151 Stb. 2018, 38

terbeschikkingstelling. De derde afdeling is gericht op de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en de vierde afdeling is specifiek gericht op gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen. In dit hoofdstuk zal ik mij, gezien de relevantie voor dit onderzoek, voornamelijk richten op de tweede, derde en vierde afdeling.

Terbeschikkingstelling

In paragraaf 3.2 is reeds een toelichting met betrekking tot de vrijheidsontnemende tbs-maatregel en diens mogelijkheden gegeven. Aanvullend hierop is van belang dat tbs mogelijk is in twee varianten.

De tbs met voorwaarden waarbij er geen sprake is van dwangverpleging, en de tbs met dwangverpleging. De tbs met voorwaarden is een beveiligingsmaatregel waarbij het recidivegevaar van de dader nog steeds aanvaardbaar gezien wordt waardoor een dwangopname niet nodig geacht wordt. Wel is het mogelijk om bij deze variant een doorlopend toezicht, ambulante gedragsbeïnvloeding, gerichte hulp of steunverlening aan de dader te bieden.152 Deze vorm is echter voorbehouden aan personen die niet te gevaarlijk zijn, een niet te ernstig misdrijf hebben begaan en een betrouwbare bereidheid tot medewerking tonen.153 Het niet naleven van een voorwaarde kan hierbij direct leiden tot omzetting in een tbs met dwangverpleging conform artikel 38 en 38a Wetboek van Strafrecht. De tbs met dwangverpleging is de meest vergaande variant met als primair doel de samenleving tegen het ernstige recidivegevaar van de dader te beschermen. Die beveiliging wordt gerealiseerd door verpleging van de dader waardoor op de korte en langere termijn recidive wordt voorkomen.154 Een laatste verschil tussen de terbeschikkingstelling met dwangverpleging en die onder voorwaarde is dat de tbs met dwangverpleging conform artikel 38d en e Wetboek van Strafrecht bij een geweldsmisdrijf of misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen telkens kan worden verlengd totdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen die verlenging niet meer vereist. Dat kan in de praktijk inhouden dat de verlenging tot aan de dood van de dader kan plaatsvinden. De tbs met voorwaarden heeft echter een maximale duur van 9 jaar conform artikel 38e lid 2 Wetboek van Strafrecht. Bovendien is het onderscheid te maken tussen dwangverpleging en dwangbehandeling. Het onderscheid ziet daarbij op de implicatie van een actieve medische en psychiatrische beïnvloeding van het gedrag bij de behandeling terwijl het bij verpleging een meer passieve verzorging betreft volgens artikel 1 onderdeel v Beginselenwet TBS. Het opleggen van een tbs-maatregel is mogelijk in combinatie met een straf. Wel is daarbij de beperking opgelegd dat de tbs met voorwaarden slechts kan worden opgelegd in combinatie met een vrijheidsstraf van ten hoogste vijf jaar conform artikel 38 lid 3 Wetboek van

152 Bijlsma, 2016

153 Ministerie van Justitie, 1991

154 Hofstee, 2021

Strafrecht. Verder komen alle straffen uit artikel 9 Wetboek van Strafrecht in aanmerking voor een combinatie met de tbs-maatregel met uitzondering van de levenslange gevangenisstraf. Een lange

Strafrecht. Verder komen alle straffen uit artikel 9 Wetboek van Strafrecht in aanmerking voor een combinatie met de tbs-maatregel met uitzondering van de levenslange gevangenisstraf. Een lange