• No results found

Materiële liefde en armoede

In document Di mi ta di bo (pagina 66-70)

6. Matrifocaliteit & Seksualiteit in de Curaçaose samenleving

6.7 Materiële liefde en armoede

Terborg geeft aan dat de arbeidsdeling naar sekse in het Caribisch gebied van oudsher wordt gekenmerkt door een dubbele rol voor vrouwen; een traditionele rol van huisvrouw en moeder en daarnaast ook nog een rol als kostwinner en hoofd van het huishouden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vrouwen het belangrijk vinden economisch zelfstandig te zijn. Vaak werd mij tijdens interviews verteld dat vrouwen ernaar streven niet (te) afhankelijk te zijn van hun man of partner. In de praktijk bleek dit ideaal echter niet altijd te realiseren en is de

economische ondersteuning van de partner, naast de manier waarop hij haar behandelt, voor veel vrouwen van groot belang.

Shainisa: Het eerste waar ik dus naar kijk is zijn manier (of hij haar goed behandelt) en het tweede is het uiterlijk.

Wendele: Hij moet mooi zijn.. En moet hij werk hebben?

Shainisa: Ja, want ik zit zonder werk en als hij ook geen werk heeft gaat het niet… Maar ik wil ook werken, want ik ga niet alles aan hem vragen. Daar hou ik niet van. Ik dan, ik vind dat niet goed. Ik ga niet op een man leven, zodat ik bij alles moet denken, kan ik dit wel kopen. Ik wil ook zelf mijn dingen kunnen kopen. Zulke mannen ook, als ze dan boos worden, dan kunnen ze ook zeggen; “Ik koop altijd die dingen voor jou, dus wat zeur je nou?” En dat is niet lekker.

Op het moment werkt Shainisa niet en woont ze nog bij haar ouders, alhoewel dit ook te maken heeft met haar slechte gezondheid. Ze geeft wel aan volgend jaar een kindje te willen met haar vriend. In hoeverre haar wens economisch onafhankelijk te zijn overeen gaat komen met de praktijk, is de vraag. Grace geeft aan dat werken belangrijk voor haar is geweest in haar voorgaande relaties, omdat ze dan de beschikking had over haar eigen geld.

Grace: Ja hoor, kiko! Ja, weet je, ik kreeg geld bij die vriend van me, maar toch, je wilt wat kopen en dan zegt hij “Nee, dat geld wilde ik gebruiken voor..”. Het geld van de vriend is voor huis of andere dingen. Het geld voor mij (dat ze zelf verdiende) is voor andere dingen,

cadeautje maken of kleren.

Wendele: En bijvoorbeeld dat de kinderen naar school gaan? Betaalde de vader van het kind dat of jijzelf?

Grace: Als de kinderen iets moeten hebben en de vader heeft het niet, dan betaal ik. Want daarom zeg ik, mijn geld dat spaar ik en dan heb ik iets om te betalen. Maar normaal

gesproken ik koop niets. Ik krijg mijn huisgeld, mijn vriend koopt alles in huis plus betaalt de dingen voor de kinderen, ik doe niets. Daarom had ik vroeger een mooi leven, maar ja, zodra er een andere vrouw komt.. Mijn nieuwe vriend koopt ook kleren voor Anne May (haar dochter), doet alles. Ik krijg zakgeld.

Wendele: Van wie dan?

Grace: Van mijn vriend. Daarom zeg ik je, ik heb respect voor deze man. Als de vader van Anne May zegt hier heb je geld voor Anne May dan zeg ik, nee, ik wil het, maar ik ga het niet vragen.

Wendele: Daar ben je te trots voor.

Grace: Ja.

Grace heeft geen vaste baan, maar verdient soms wat bij door werk in de huishouding te verrichten. Tijdens het interview is er een kleine spraakverwarring; omdat Grace geen vaste baan heeft noemt ze het werk in de huishouding dit niet haar werk, maar een job.

Wendele: Want qua werk? Je werkt bij Margo soms toch?

Grace: Ik werk niet. Dat is een job. (…) Maar ik blijf bij Margo, want dan krijg je toch wat. Hier (van haar vriend) krijg ik 500 gulden per maand. Je weet het, ik hoef niet te betalen, ik hoef niets te kopen. Maar soms zie je iets leuks, je wilt trakteren..

De job van Grace is dus niet vast en ze verdient hier niet veel mee per maand. Toch vindt ze dit geld wel belangrijk om zo nu en dan te kunnen trakteren. Haar geld gaat voornamelijk op aan kleding en cadeautjes. Dit komt overeen met de beschrijving van Van San en andere auteurs (Römer 1975, De Jong en Ten Apel 1988; Van Ditzhuijzen 1996) dat de hang naar uiterlijk vertoon groot is op Curaçao (Van San, 1998: 76). Ze beschrijft dit onder andere aan de hand van de viering van Kerst. Voor die gelegenheid moet ieder huis opnieuw worden geschilderd terwijl de bewoners zichzelf in nieuwe kleren steken. Hoewel men vaak financieel niet in staat is om grote feesten te organiseren voelt men zich daartoe toch verplicht. Enerzijds omdat het traditie is en anderzijds omdat men zich op die manier status verschaft (Van San, 1998: 75). Sansone beschrijft de voorkeur voor uiterlijke pracht en praal als een

overlevingsstrategie. Hij duidt hiermee op de manier waarop mensen vanuit hun

achterstandspositie reageren. Volgens Sansone gebruiken ze daarbij allerlei middelen die naar hun idee kunnen bijdragen tot verbetering van hun positie (Van San, 1988: 76). Het streven naar status is soms echter in strijd met economische vooruitgang. Men levert vaak kleine, economische voordelen in voor meer status, bijvoorbeeld in de vorm van mooie kleren (Van San, 1998: 75).

Zoals in hoofdstuk vijf al naar voren kwam zorgt economische afhankelijkheid van de partner voor veel vrouwen voor minder onderhandelingsmogelijkheden als het gaat om veilige seks (Jewkes 2003, Schoepf 1995). De slechte onderhandelingsmogelijkheden in combinatie met de culturele acceptatie van bysides en het verband tussen status en uiterlijk vertoon, plaatsen Curaçaose vrouwen uit de lagere sociale klasse in een moeilijke positie waarin het

waarschijnlijk is dat hun seksuele gezondheid in het gedrang komt.

6.8 Homoseksualiteit

In de Westerse context impliceert homoseksualiteit een identiteit, terwijl dit in andere landen niet altijd het geval is. In de Westerse visie op geaardheid is er sprake van een dichotomie van seksueel gedrag. Niet zelden wordt er exclusiviteit in de oriëntatie op één geslacht toegekend, waarbij er tevens een identiteit aan het seksuele gedrag wordt verbonden. Homoseksualiteit, zoals men dat in het Westen kent, is vaak een taboe in niet-Westerse landen. Dat wil echter niet zeggen dat er in niet-Westerse landen geen mensen zijn die seksueel contact hebben met iemand van hetzelfde geslacht. Hekma, docent homostudies aan de het Sociologisch Instituut

van de Universiteit van Amsterdam, zei op 26 maart 2008 in de Volkskrant dat

homoseksualiteit in de Arabische wereld niet bestaat. Hij wees er echter op, dat tachtig procent van de mannen wel seksueel contact met een andere man heeft gehad. Dit illustreert dat homoseksualiteit als identiteit in bepaalde gevallen een Westers construct is. Het hebben van seksueel contact met een persoon van dezelfde sekse is in niet-Westerse landen een gedrag en niet per definitie een identiteit.

Rigid categories, such as ´heterosexual´, ´homosexual´, and even ´bisexual´ take sexual activity and sexual identity out of time and place. The use of these categories makes it impossible to identify and map changes in concepts of self over the course of an individual’s life spam or to locate an ever-emergent self within social, cultural, and economic institutions that are themselves dynamic in character (Clatts, 1995: 246).

Ook in Curaçao, waar seksualiteit gecentreerd is rond het mannelijke, is homoseksualiteit een taboe. Dit taboe heeft echter betrekking op de Westerse invulling van homoseksualiteit, de identiteit. Er is wel degelijk seksueel contact tussen mensen van hetzelfde geslacht. Het is cruciaal om in ogenschouw te nemen dat de fundamentele mannelijke identiteit gekenmerkt wordt door mannelijke seksuele activiteit versus vrouwelijke seksuele passiviteit; het mannelijke nemen versus het vrouwelijke geven (Cáceres, 2002: s28).

Seksuele contacten met een andere man worden gezien als niet meer dan een anale variant op de coïtus, zolang er maar sprake is van een actieve en een passieve partner (Alberts, 1992: 22).

Alberts beschrijft dat bij een man die seksueel contact heeft met vrouwen en daarnaast ook kinderen verwekt, homoseksuele contacten niet afdoen aan zijn mannelijkheid. Het ‘nemen’

van mannen kan zijn mannelijkheid zelfs vergroten. Het is dus van belang te concluderen dat de mannelijke identiteit wordt ontleend aan de actieve, dominerende seksuele rol van de man en niet aan de sekse van de partner.

Homoseksueel contact bij mannen die ook heteroseksuele relaties onderhouden is één van de risico’s als het gaat om de verspreiding van HIV op Curaçao. Het seksuele netwerk wordt vergroot en door het taboe dat op homoseksualiteit heerst, is de bespreekbaarheid hiervan klein. Dit brengt zowel mannen als vrouwen in een kwetsbare positie.

Over vrouwelijke homoseksualiteit op Curaçao is nauwelijks iets geschreven. Rudolf van Lier, een Surinaamse socioloog, heeft in de jaren ’70 onderzoek gedaan naar vrouwelijke homoseksualiteit in Suriname. Hij sluit echter niet uit dat vrouwelijke homoseksualiteit ook op Curaçao een grote rol speelt. Van Lier geeft echter aan dat er, in tegenstelling tot

Suriname, na de Eerste Wereldoorlog niet meer over geschreven is. Van Lier bespreekt wel een zekere Brusse, die eind 19e eeuw melding deed van kambrada: Curaçaose meisjes of vrouwen die een vriendin kiezen waarmee zij een homoseksuele relatie aangaan. Dit gebeurde volgens Brusse voornamelijk tussen vrouwen met een ongelijke sociale status (Van Lier, 1986: 23). Dat vrouwelijke Curaçaose homoseksualiteit vóór 1920 een bekend verschijnsel was, beargumenteert Van Lier met het feit dat het Tweede Kamerlid Van Kol in 1904 melding maakt van het voorkomen van kambradas, nadat hij de Nederlandse Antillen bezocht had (Van Lier, 1986: 24). In relatie tot de verspreiding van HIV/AIDS en seksuele gezondheid is vrouwelijke homoseksualiteit niet zo relevant, aangezien de kans op overdracht gering is vanwege de lage concentratie van HIV in vaginaal vocht.

In document Di mi ta di bo (pagina 66-70)