• No results found

Leerkrachtmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling van leerlingen Uit de interviews en observaties komt naar voren dat leerkrachten op verschillende manieren

5.3 Hoe werken jenaplan freinet en vrijescholen aan identiteitsontwikkeling van leerlingen?

5.3.2 Leerkrachtmanieren om te werken aan identiteitsontwikkeling van leerlingen Uit de interviews en observaties komt naar voren dat leerkrachten op verschillende manieren

aandacht besteden aan identiteitsontwikkeling. Voorwaarde om hier aandacht aan te besteden is volgens vier leerkrachten een veilig klasklimaat: “Ik vind dat het veilig moet zijn in de klas hè, nummer één is veiligheid”. Volgens de leerkrachten voelen leerlingen zich in een veilig klasklimaat meer op hun gemak waardoor ze opener zijn. De leerkrachten noemen 13 manieren om te werken aan identiteitsontwikkeling: betekenisvol leren, in gesprek gaan, uitdagen van leerlingen, delen van ervaringen, geven van verantwoordelijkheid,

kringgesprekken, leren van elkaar, spel, gedrag en omgang, respecteren identiteit, persoonlijk contact, individuele kindgesprekken en individuele leerling portfolio’s.

1. Betekenisvol leren. Uit de observaties en interviews komt naar voren dat alle leerkrachten betekenisvol leren als een manier zien om aandacht te besteden aan

identiteitsontwikkeling. Leren is volgens de leerkrachten onder andere betekenisvol wanneer het geleerde (terug)gekoppeld wordt naar de belevingswereld van de leerlingen. Op die manier zorg je er als leerkracht voor dat het geleerde een persoonlijke betekenis krijgt (zingeving) voor leerlingen. Leerlingen ontwikkelen daaruit persoonlijke motieven, normen en waarden waardoor het geleerde in het dagelijks leven ook een bijdrage levert. Het

ontwikkelen van normen en waarden en motieven benoemt ook vrijeschoolleerkracht 4: “dus ook daar wordt niet alleen het wetenschappelijke stuk en de feiten aan de kinderen

verschillende soorten manieren om betekenisvol te werken: inbedden in breder geheel, vertellen waarom iets zo is en actualiteit.

Inbedden in breder geheel. Alle vrijeschoolleerkrachten geven aan het belangrijk te vinden om het geleerde in te bedden in een breder geheel. Het inbedden in een breder geheel komt op vrijescholen ook al terug in het periodeonderwijs zelf, maar de leerkrachten benadrukken daarbinnen het belang van het aanbieden van leerstof in een inbedding. Zo maakte de vrijeschoolleerkracht 2 tijdens het periodeonderwijs rekenen

bijvoorbeeld gebruik van een ritmespel: “we zijn nu bezig met rekenen en dat ritme heeft veel met rekenen te maken”. Op die manier krijgt het geleerde de kans in te bedden in de

belevingswereld van de leerlingen waardoor zij het geleerde beter eigen kunnen maken en een persoonlijke betekenis eraan kunnen geven. Vrijeschoolleerkrachten 1, 2 en 3 geven als voorbeeld de Engelse taal ook terug te laten komen op andere momenten zoals bij muziek en het uitspreken van de spreuk. Dit komt ook naar voren in de observaties van

vrijeschoolleerkracht 2 waarin Engelse liedjes worden gezongen.

Vertellen waarom iets zo is. Beide jenaplanleerkrachten geven aan het

belangrijk te vinden het geleerde betekenisvol te maken door leerlingen te vertellen waarom bepaalde dingen zo zijn en waarom bepaalde situaties gebeuren: “Dus heel erg benadrukken waarom je iets leert en wat je daar later dus mee kan”. Dit stimuleert de leerlingen volgens de leerkracht zelf over dingen na te denken en daar ook een mening over te vormen. Dit komt ook naar voren in de observatie van jenaplanleerkracht 2 wanneer ze tijdens een les over normen en waarden expliciet benoemt wat de gevolgen zijn van een norm die in haar thuissituatie geldt.

Betrekken actualiteit. De freinetleerkracht geeft aan het belangrijk te vinden om het geleerde betekenisvol te maken door de actualiteit te betrekken, op die manier leeft het meer bij de leerlingen. Tijdens de verkiezingsperiode afgelopen maart heeft de leerkracht bijvoorbeeld samen met de klas een verkiezingsdag nagespeeld. Hiermee kan de leerkracht de leerlingen tevens de mogelijkheid geven te kijken in hoeverre bijkomende identificaties hen zullen passen. Op die manier kunnen leerlingen de kans krijgen na te denken over hun plek in de samenleving en toekomst.

2. In gesprek gaan. Zes leerkrachten geven aan dat het in gesprek gaan met elkaar een manier is om aandacht te besteden aan identiteitsontwikkeling. Vrijeschoolleerkracht 1 en 4 en beide jenaplanleerkrachten geven daarbij aan dat het in gesprek gaan met elkaar ervoor kan zorgen dat leerlingen leren omgaan met verschillen. Het leren omgaan met verschillen zou ertoe kunnen bijdragen dat meningen, normen of waarden van leerlingen over bepaalde

situaties veranderen. Daarnaast kan het leerlingen de mogelijkheid bieden ook met andere opvattingen kennis te maken en verschillende identificaties af te wegen, wat onderdeel is van het proces van identiteitsontwikkeling. Vrijeschoolleerkracht 1 geeft aan in gesprek te gaan door middel van rollenspellen. Vrijeschoolleerkracht 4 maakte tijdens de observatie gebruik van een tekenspel en gaf hierbij expliciet, uit zichzelf, aan in gesprek gaan als een manier te zien om te werken aan identiteitsontwikkeling van leerlingen: “Ik heb dat gedaan met name om gewoon te laten zien en te laten ervaren dat je soms het idee kunt hebben dat je heel duidelijk bent”. Tijdens dit spel kreeg één leerling de opdracht klassikaal een tekening te omschrijven, medeleerlingen tekenden vervolgens wat zij hoorden. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat leerlingen zich bewust worden van andermans visie op iets en biedt het leerlingen de kans kennis te maken met andere opvattingen, zienswijzen of beschouwingen. Beide jenaplanleerkrachten geven aan een kring te organiseren waarin leerlingen met elkaar in gesprek kunnen gaan en op die manier leren omgaan met verschillen. De freinetleerkracht benoemt dat het in gesprek gaan met elkaar ervoor kan zorgen dat leerlingen waaromvragen aan elkaar leren stellen en er daardoor achter komen hoe de dingen zijn en welke verschillen er bestaan. Dit is volgens haar belangrijk om meningsvorming te ontwikkelen.

Vrijeschoolleerkracht 3 geeft aan dat het in gesprek gaan met elkaar een manier is om de veilige sfeer in de klas te behouden.

3. Uitdagen van leerlingen. Zes leerkrachten benoemen het uitdagen van leerlingen op verschillende vlakken als een manier om aandacht te besteden aan identiteitsontwikkeling. Vrijeschoolleerkracht 1 en jenaplanleerkracht 2 geven hierbij aan leerlingen uit te dagen om hun eigen kwaliteiten te ontdekken. Erachter komen waar je kwaliteiten liggen kan leerlingen de mogelijkheid geven deze verder te onderzoeken en van daaruit bepaalde keuzes te maken zowel binnen als buiten de school. Vrijeschoolleerkracht 2 spreekt hierbij over zelf

ontdekkend leren: “Dus kinderen gaan heel erg ontdekken van hè iedereen is verschillend. En ja daar komen ze eigenlijk automatisch door die periode zelf achter zonder dat ik ga zeggen jij bent zo en hoe vind jij hem”. Vrijeschoolleerkracht 4 spreekt over het uitdagen van

leerlingen om jezelf te ontdekken en geeft aan dit als een opdracht te zien voor de school: “Je moet jezelf leren kennen, je moet weten voor je eigen bestwil, wie jij bent en wat je gelukkig maakt en hoe je dat doet maar je doet het met elkaar”. Beide jenaplanleerkrachten en de freinetleerkracht geven aan leerlingen uit te dagen om te reflecteren op het eigen leerproces. Door leerlingen vragen te stellen over het leerproces van een bepaald vak gaan leerlingen nadenken over de ontwikkelingen in dit proces en hun eigen leeridentiteit.

4. Delen van ervaringen. Vier leerkrachten geven aan het delen van ervaringen als een (indirecte) manier te zien om te werken aan identiteitsontwikkeling. Jenaplanleerkracht 1 geeft aan tijdens de ochtendkring leerlingen ervaringen te laten delen door concreet te vragen of iemand graag nog iets wilt delen. Dit doet zij zodat leerlingen opener staan voor elkaar. Op die manier zorgt het delen van ervaringen voor een open klasklimaat. Vrijeschoolleerkracht 1 geeft daarbij aan nare ervaringen ook belangrijk te vinden. Dit komt naar voren in het

interview wanneer de vrijeschoolleerkracht 1 vertelt over het overlijden van een ouder van een leerling: “nou ik vind het belangrijk dat de kinderen er ook iets vanaf weten, dus ik zeg we gaan ook nare ervaringen met elkaar delen”. Vrijeschoolleerkracht 3 geeft aan ervaringen te delen door veel als groep te doen, wat het gevoel van verbondenheid vergroot.

5. Geven van keuzevrijheid. Zes leerkrachten geven aan leerlingen keuzevrijheid te geven door de keuze van onderwerpen voor bepaalde opdrachten aan hen te laten.

Leerkrachten zien dit als een manier om te werken aan identiteitsontwikkeling omdat op die manier interesses worden gewekt en leerlingen vanuit zichzelf bezig zijn. De

jenaplanleerkracht 2 geeft daarbij aan dat de gedachtegang en het proces belangrijker zijn dan de keuze van het onderwerp zelf. Vrijeschoolleerkrachten 2 en 3 en de freinetleerkracht geven aan dat de keuze voor een subonderwerp binnen een gekozen thema open is en dat ze dit doen om leerlingen meer verantwoordelijkheid te geven. Dit staat ook beschreven in de

schoolgidsen van de drie betreffende scholen. Hierbij kan ook de keuze voor de werkvorm aan de leerlingen worden gelaten volgens vrijeschoolleerkrachten 1 en 4. Deze keuzevrijheid zou leerlingen bewust kunnen maken van het feit dat de keuzes die zij maken, en de

identificaties die ze hiermee kiezen, vallen onder hun eigen verantwoordelijkheid. Tot slot geven jenaplanleerkracht 2 en de freinetleerkracht aan leerlingen soms ook een bepaalde richting op te sturen omtrent het kiezen van onderwerpen om leerlingen zo meer

mogelijkheden aan te bieden. Op die manier kunnen leerlingen de kans krijgen andere (onbekende) opties te ontdekken waar ze anders uit zichzelf niet aan gedacht zouden hebben. Het afwegen van verschillende opties en uitproberen van het onbekende is een belangrijk aspect, ook teruggevonden in de literatuur, in de identiteitsontwikkeling van leerlingen.

6. Kringgesprekken. Vijf leerkrachten noemen kringgesprekken als een manier om aandacht te besteden aan identiteitsontwikkeling. Uit de schoolgids van de jenaplanschool blijkt dat kringgesprekken indirect aandacht kunnen besteden aan identiteitsontwikkeling doordat deze zorgen voor een open klasklimaat, respect en begrip. Daarnaast is er tijdens een kringgesprek de mogelijkheid bewust aan identiteitsontwikkeling te werken doordat dit georganiseerd kan worden met een doel, bijvoorbeeld toekomstbeelden van leerlingen

bespreken. Dit benoemt ook vrijeschoolleerkracht 4 maar zij ondervindt hiervan ook nadelen. Kringgesprekken scheppen mogelijkheden om bepaalde onderwerpen uit te lichten maar doordat deze kringgesprekken georganiseerd zijn, hebben ze volgens deze leerkracht ook een bepaalde gekunsteldheid. Daardoor gaat het volgens haar soms voorbij aan het doel, namelijk uitgaan van het verhaal van de leerling. Vrijeschoolleerkracht 3 geeft aan tijdens een

kringgesprek leerlingen daarom uit zichzelf wat te laten vertellen en daardoor aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen. De jenaplanleerkracht 1 is hier tijdens de kring in de dagopening mee bezig door leerlingen te leren om vragen te stellen aan elkaar en zichzelf waarbij de mogelijkheid wordt geboden tot doorvragen. Hierdoor kunnen leerlingen na gaan denken over hun eigen mening, normen en waarden en waar nodig deze bijstellen, onderdeel van het proces van identiteitsontwikkeling. De freinetleerkracht spreekt over georganiseerde vergaderkringen waarin leerlingen leren luisteren, een mening vormen en betrokken leren zijn. Jenaplanleerkracht 2 organiseert een kringgesprek om leerlingen na een opdracht tot een gezamenlijk antwoord te laten komen en op die manier leerlingen te laten beseffen dat

iedereen ergens anders in kan staan.

7. Leren van elkaar. Uit de observaties is naar voren gekomen dat alle leerkrachten aandacht besteden aan identiteitsontwikkeling door leerlingen op verschillende manieren van elkaar te laten leren. Leerkrachten benoemen dat dit verschillende skills bevordert zoals samenwerken, discussiëren, kritisch leren zijn en daarnaast geven sommige leerkrachten aan dat leerlingen makkelijker leren van de uitleg van medeleerlingen in plaats van de uitleg van de leerkracht. Dit omdat er dan meer op kindniveau met elkaar gecommuniceerd wordt. Daarnaast kan van elkaar leren leerlingen de mogelijkheid geven nieuwe opties te ontdekken waar zij zelf niet eerder aan gedacht hebben. Vrijeschoolleerkracht 1 laat leerlingen van elkaar leren door veel klassikaal te werken. Dit komt ook naar voren in de observatie: “Ik wil van een paar kinderen een stukje van Karel de Grote horen, dan kan de rest nog bijschrijven als ze het zelf niet hebben”. Vrijeschoolleerkrachten 2 en 3 en jenaplanleerkracht 1 laten leerlingen van elkaar leren door regelmatig in groepjes te werken. Alle leerkrachten laten leerlingen van elkaar leren door middel van presentaties waarbij leerlingen naast luisteren, elkaar ook beoordelen. Vrijeschool 1 geeft daarnaast aan ook door middel van gastlessen, georganiseerd door ouders, leerlingen van elkaar te laten leren. Volgens beide

vrijeschoolleerkrachten zorgt dit ervoor dat leerlingen kunnen gaan nadenken over baan- en toekomstmogelijkheden. Dit komt ook naar voren in de observatie van vrijeschoolleerkracht 2 waarin hij vertelt aan de leerlingen dat ’s middags een moeder van een leerling komt vertellen over haar werk bij het Wereld Natuur Fonds.

8. Spel. Vrijeschoolleerkrachten 1, 2 en 4 gaven uit zichzelf aan spel te zien als een manier om te werken aan identiteitsontwikkeling, dit kwam ook naar voren tijdens de

observaties. Vrijeschoolleerkracht 1 benoemt dat spel een manier is om te zien hoe betrokken leerlingen zijn. Door de interesse en belangstelling die leerlingen tonen zou de leerkracht kunnen zien of de leerling zich anders gedraagt dan normaal wat kan wijzen op eventuele problemen of veranderingen die bij de leerling spelen en van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van leerlingen. Daarnaast kan spel leerlingen de mogelijkheid bieden zichzelf te ontdekken in relatie met medeleerlingen. Tijdens spel kan worden samengewerkt en wordt elke leerling de mogelijkheid geboden een plek in te nemen om zich zo te identificeren met een bepaalde rol. Het ervaren van verschillende rollen en afwisselen tussen deze rollen kan leerlingen de mogelijkheid geven verschillende identificaties te ontdekken. In de schoolgids van vrijeschool 1 is te lezen dat spel leerlingen de mogelijk biedt zich te verhouden tot andere klasgenoten en daarmee een beroep doet op sociale vaardigheden. Vrijeschoolleerkracht 1 benoemt dat leerlingen zich optimaal ontwikkelen door denken, beleven en doen te

combineren, waarin spel dus een grote rol inneemt. Vrijeschoolleerkracht 2 is het hier mee eens en geeft daarnaast aan dat leerlingen verschillende skills leren door een spel: “En daar ontwikkelen ze zelf heel veel aan, heel enthousiast ergens voor zijn en ik denk dat die

gevoelens en aspecten van mens zijn, dat ze dat van elkaar zien, dat ze daar wat van leren”. Voor vrijeschoolleerkracht 4 is spel een manier om leerlingen met verschillen om te laten gaan.

9. Gedrag en omgang. Uit de interviews komt naar voren dat vier leerkrachten aandacht besteden aan identiteitsontwikkeling meer zien als iets wat verborgen zit in het gedrag en de omgang met elkaar. Vrijeschoolleerkrachten 3, 4 en jenaplanleerkrachten 1 en 2 geven dit tijdens het interview expliciet uit zichzelf aan: “Er zijn vaak zo van die kleine momenten die je echt tot gouden momenten kunt maken in de praktijk” (vrijeschoolleerkracht 4), “Ik denk dat het verweven is met je lesgeven. Ook bijvoorbeeld kleine situaties op de gang, daar wordt dan gedonderd, dat je dat soms met die kinderen bespreekt maar soms ook

gewoon met iedereen in de klas” (jenaplanleerkracht 2). De jenaplanleerkracht gaf aan tijdens deze situaties gebruik te maken van de mogelijkheid om leerlingen bij te brengen wat er van hen verwacht wordt qua gedrag en omgang met elkaar maar ook om in discussie te gaan over hoe leerlingen daar zelf over denken. Op die manier zit het werken aan

identiteitsontwikkeling verborgen in het gedrag en de manier waarop met elkaar wordt omgegaan. Het gedrag van de leerkracht en leerlingen en de omgang daartussen zou daardoor extra van belang kunnen zijn in het aandacht besteden aan identiteitsontwikkeling.

10. Respecteren identiteit. Zes leerkrachten benoemen dat respect hebben voor de identiteit van leerlingen een manier is om te werken aan identiteitsontwikkeling. Dit omdat het hierin uiteindelijk gaat om de intrinsieke ontwikkeling van leerlingen. Leerlingen geven zelf vorm aan hun eigen ontwikkeling en het is van belang voor de leerkrachten om deze ontwikkeling te respecteren. Drie leerkrachten benoemen respect te hebben voor de identiteit van leerlingen door naar leerlingen te luisteren en niet te oordelen. Dit komt ook in de

observatie van vrijeschoolleerkracht 1 naar voren als meerdere situaties zich voordoen waarin de leerkracht een voorstel doet dat uiteindelijk in overleg met de leerlingen worden aangepast. Tijdens de interviews geven drie vrijeschoolleerkrachten expliciet uit zichzelf aan te werken aan identiteitsontwikkeling door de identiteit van leerlingen te respecteren. Twee

vrijeschoolleerkrachten doen dit door in bepaalde situatie specifiek één leerling centraal te stellen: “Nou ik denk dat ze daarin leren om zichzelf te laten zien. Daar heb je een bepaalde daadkracht en zelfverzekerdheid voor nodig”.

11. Persoonlijk contact. Twee leerkrachten geven expliciet uit zichzelf aan dat zij aandacht besteden aan identiteitsontwikkeling door in de les te zoeken naar momenten om persoonlijk contact met leerlingen te maken. Doordat persoonlijk contact tussen leerling en leerkracht mogelijk is kan dit ruimte scheppen om aan identiteitsontwikkeling te werken, op die manier kan persoonlijk contact een voorwaarde zijn om aan identiteitsontwikkeling te werken. Vrijeschoolleerkracht 3 geeft daarbij aan dat zij dit doet om de leerlingen structuur te bieden: “Ze hebben hele duidelijke grenzen nodig, dat gaan ze ook sterker van je vragen”. Jenaplanleerkracht 1 geeft aan leerlingen graag te willen leren dat meningsvorming mag en belangrijk is. Dit zorgt volgens haar voor wederzijds respect en een betere band tussen de leerkracht en de leerling. Wat uiteindelijk zorgt voor een open klasklimaat, een voorwaarde om te werken aan identiteitsontwikkeling ook teruggevonden in de literatuur.

12. Kindgesprekken. Vrijeschoolleerkracht 1 geeft aan individuele kindgesprekken te voeren waarin ze onder andere toekomstbeelden en problemen bespreekt: “En dan had ik het daar wel met ze over van nou heb je al ideeën over later en over wat je wil worden”. Tijdens een kindgesprek staat de persoon van de leerling en diens ontwikkeling centraal waarmee aandacht zou kunnen worden besteed aan identiteitsontwikkeling. Ook zetten deze gesprekken leerlingen tot denken over hun toekomst, onderdeel van de definitie identiteitsontwikkeling gebruikt in dit onderzoek.

13. Individuele leerling portfolio’s. Op de vrijeschool 2 werken ze in de bovenbouw met persoonlijke leerling portfolio’s. Vrijeschoolleerkracht 3 geeft in het interview expliciet zelf aan dit als een manier te zien om aan identiteitsontwikkeling te werken: “die hebben een

eigen usb stick en daar kunnen ze dingen opzetten waarvan zij zeggen dat laat iets van mijn leren zien”. Dit doen zij om het perspectief van de leerling over hun ontwikkeling ook een plek te geven in het jaarlijks getuigschrift (rapport).

5.3.3 Deelconclusie

Hoewel vrijescholen en jenaplanscholen op verschillende manieren werken (respectievelijk het uitspreken van de spreuk, handen schudden en organiseren van vieringen) aan de

identiteitsontwikkeling van leerlingen valt op dat deze scholen bewust bij de aanvang van de lesdag en/of schoolweek hier bij stil staan. Dit kenmerkt een duidelijke overgang van thuis naar school en met het handen schudden wordt een voorwaarde gecreëerd om te werken aan identiteitsontwikkeling. De freinetschool biedt geen expliciete aandacht aan het begin van de dag, week maar kiest juist een wekelijks moment waarin zij expliciet aandacht besteden aan identiteitsontwikkeling, namelijk tijdens de vergaderkring. Daarnaast maken alle

onderwijstypen gedurende de week het leren betekenisvol door projectmatig onderwijs te geven waardoor het geleerde beter kan aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Hierdoor kan de leerstof een persoonlijke betekenis krijgen en kunnen leerlingen motieven, normen en waarden ontwikkelen waardoor aandacht aan identiteitsontwikkeling kan worden besteed.

In de manieren op leerkrachtniveau om te werken aan identiteitsontwikkeling van leerlingen zijn duidelijke overeenkomsten maar ook verschillen tussen de onderwijsconcepten te zien. Deze 13 manieren bieden leerlingen de mogelijkheid om in aanraking te komen met