• No results found

2. Het landschap van het Reitdiepgebied

2.3 Landschappelijke veranderingen tussen 1918 en 1941

38

Een ander kenmerkend aspect wordt gevormd door de vele bochten in sloten, perceelsgrenzen en wegen. Vrijwel alle slingerende, kromme vormen in het landschap zijn terug te leiden naar de originele loop van het Reitdiep en haar kreken. Langs deze wateren bevonden zich oeverwallen, die vaak als wegen in gebruik zijn genomen. Rechte sloten verbinden kromme kreken met elkaar, en vormen zo het stelsel van sloten. De kleinschalige onregelmatige blokverkaveling volgt deels ook de natuurlijke kreken. Binnen de percelen werd op kleiner niveau een stelsel van greppels en ruggen aangelegd, ter bevordering van de afwatering. Op een aantal plaatsen is de kleinschalige verkaveling in combinatie met het markante microreliëf nog te zien (figuur 13).73

Figuur 13 Microreliëf in weiland aan de Wierumerschouwstersweg bij Wierumerschouw. M. Westeneng.

39

gegraven.74 Verder werd in 1920 bij Lammerburen het gemaal De Waterwolf gebouwd door waterschap Electra om de waterafvoer uit het achterland te verbeteren.75 Vanaf 1897 exploiteerde de Tramweg Maatschappij Winsum-Ulrum de paardentram die van Winsum via Mensingeweer, Den Hoorn, Wehe en Leens richting Ulrum reed. De Groninger Locaal Spoorwegmaatschappij nam in 1908 het initiatief van enkele bewoners over om een spoorlijn aan te leggen tussen Winsum en Zoutkamp via Baflo, Eenrum, Wehe-Den Hoorn, Leens en Ulrum. In 1922 werd deze lijn geopend, en kwam daarmee een einde aan de paardentram. In 1938 werd de spoorlijn echter al weer opgeheven, eerst voor personenvervoer en in 1942 ook voor goederenvervoer. In Leens en Ulrum zijn nog stationsgebouwen die aan de spoorlijn herinneren.76 In de negentiende eeuw was men begonnen met het afgraven van wierden voor vruchtbare aarde. Deze praktijk duurde tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw. In de twintigste eeuw ontstond er een tweede reden voor wierdeafgraving: archeologisch onderzoek.77 Rond 1930 werd onder leiding van de archeoloog Van Giffen de wierde Ezinge afgegraven (zie figuur 18). Eerder was deze wierde al deels afgegraven voor de verkoop van de aarde. Figuur 19 laat zien welke wierden (deels) zijn afgegraven. In de jaren dertig van de twintigste eeuw immigreerde een aantal Friese kleiboeren naar Middag-Humsterland om een boerderij te pachten. Deze boeren waren gespecialiseerd in veehouderij en zetten met hun kennis een beweging naar meer gespecialiseerde veehouderijen in Middag-Humsterland in gang. Verdere specialisatie en schaalvergroting vond vooral na de Tweede Wereldoorlog plaats.78 Een deel van het onderzoeksgebied overlapt met de stad Groningen. De stad is sinds 1918 sterk uitgebreid, waardoor een deel van het platteland verdween onder nieuwe woonwijken (figuur 14, 15 en 16). Het is zeer waarschijnlijk dat er Ploegschilderijen zijn geschilderd op het platteland ten westen van de spoorlijn dat tegenwoordig bebouwd is.

74 Delvigne e.a., Het Reitdiepgebied, 70.

75 Boetze, Middag-Humsterland, 89.

76 Delvigne e.a., Het Reitdiepgebied, 74.

77 Delvigne, De wierde van Ezinge op de schop, 51-91.

78 Wiersma, Landschapsbiografie Middag-Humsterland, 34.

40

Figuur 14 Topografische kaart van 1918.

Figuur 15 Topografische kaart van 1941.

41

Figuur 16

Figuur 17 Het Blauwborgje, in 1958 gefotografeerd door C. Vledder-Bolhuis. Bron: Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven, Collectie De Ploeg en het naoorlogse modernisme (toegang 2536), inv. nr. 1634 Foto's van het Blauwborgje, z.j.

42

Al met al was de jaren twintig en dertig een roerige tijd voor het Reitdiepgebied:

waterstaatkundige veranderingen zoals het Van Starkenborghkanaal, een nieuw gemaal en een nieuwe sluis, maar ook logistieke vernieuwingen als de paardentram en een spoorlijn. Verder ging het afgraven van wierden gestaag door, en vond de opkomst van veehouderij plaats.

Algemene veranderingen die in de loop van de twintigste eeuw hebben plaatsgevonden zijn het langzaam deels verdwijnen van het karakteristieke slotenpatroon (figuur 20), het opgeruimd worden van kerkenpaden en kleiwegen en het verval van oude dijken.79 Een aantal van deze veranderingen is in kaart gebracht. Zo is in figuur 19 te zien waar de wierden in het gebied liggen, en welke zijn afgegraven.

Figuur 18 Afgraving van de wierde van Ezinge in 1930. In de wierde werden huisresten gevonden. Bron: GIA

79 Boetze, Humsterland, 90. Andere kaarten van het veranderende slotenpatroon van Middag-Humsterland zijn te vinden in: Westerink, Wierdenlandschap, 185.

43

Figuur 19 Wierden en (deels) afgegraven wierden in het Reitdiepgebied

Figuur 20 Slootdempingen in Middag-Humsterland tussen 1910 en 1968. Bron: Slootdempingen in Middag-Humsterland [Ongepubliceerd manuscript], Ben Westerink, april 2020.

44

Hoewel de jaren na 1941 niet het onderwerp zijn van dit hoofdstuk, is het belangrijk hier te vermelden dat er tussen 1965 en 2011 ruilverkaveling heeft plaatsgevonden in en rond Sauwerd. Sauwerd ligt buiten Middag-Humsterland, maar wel deels in het onderzoeksgebied van deze scriptie omdat het gebied dat bij Sauwerd hoort grenst aan het Reitdiep. In 1965 deden landbouworganisaties en het waterschap Hunsingo een aanvraag voor de herinrichting van ongeveer 6000 hectare bij Sauwerd, maar het duurde tot 1980 voordat de eerste veldopnamen werden gedaan. In 1989 werd de Landinrichtingscommissie Sauwerd geïnstalleerd, die plannen maakte en uitvoerde in opdracht van de provincie Groningen. Het proces verliep traag omdat eisen aan de ruilverkaveling steeds veranderden en omdat natuurbescherming een groter thema werd in de politiek naarmate de tijd vorderde. Het doel van de ruilverkaveling was het gebied beter geschikt te maken voor landbouw, natuur, landschap en openluchtrecreatie. Daarnaast werd wonen en verkeer meegewogen. Grote delen van het westelijk deel van het ruilverkavelingsgebied (ten oosten van het Reitdiep) kwamen onder beheer van het Groninger Landschap (figuur 21). In Middag-Humsterland heeft geen ruilverkaveling plaatsgevonden, omdat de verkaveling te kleinschalig was. De dichtheid van sloten is zo groot, dat het erg kostbaar is om grotere percelen te realiseren. Ook is de bodemkundige situatie slecht door de knikklei, die de afwatering bemoeilijkt en een lage opbrengst geeft. Er is wat kleinschalige perceelvergroting doordat boeren sloten dempen, soms illegaal. Ook kopen en verkopen agrariërs onderling hun land, dit wordt autonome ontwikkeling genoemd. In figuur 20 is te zien dat er tussen 1910 en 1968 429 sloten zijn gedempt. Vanaf de jaren ’70 werden er steeds meer sloten per jaar gedempt, dat zal verder beschreven worden in hoofdstuk 4.3.3.

45

Figuur 21 Gebieden in bezit en beheer van het Groninger landschap. Bron: Naar een levend landschap in het Reitdiepgebied, Natuurbeheer met hart en ziel. Gebiedsvisie Reitdiep, Het Groninger Landschap.

46