• No results found

§ 3.1 Inleiding

In de Landelijke Landbouwnormen zijn de normbedragen benoemd voor de meest gangbare waardering van de agrarische ondernemingen in Nederland. De Belastingdienst en Land- en Tuinbouworganisatie Nederland hebben een samenwerkingsverband opgericht: het Platform Landbouw. Dit platform treedt in overleg met het landbouwbedrijfsleven over de vaststelling van de normen.82 De inhoud van de normen, bestaande uit 89 bladzijdes in 2019, kan worden geraadpleegd op de internetpagina van de Belastingdienst.83 De normen gelden uitsluitend voor ondernemers met agrarische activiteiten in Nederland.84

§ 3.2 Geschiedenis en doelstelling

Vanaf de Wet IB 1914 kwam er een belastingplicht voor de landbouwbedrijven in de

inkomstenbelasting. Het gevolg hiervan was dat verschillende kantoren voor de land- en tuinbouw werden opgericht. Deze kantoren werden lid van de Vereniging van Landbouw Boekhoudbureaus (verder: VLB). De VLB werd opgericht in 1924 om voornamelijk kennis uit te wisselen. Er ontstond een samenwerking tussen de accountantskantoren en de Belastingdienst om een juiste belastingheffing tot stand te brengen voor de boeren.85 De normen werden voorheen per regio in overleg met de Belastingdienst vastgelegd. Sinds 1992 is dit aangepast en worden de landbouwnormen landelijk vastgesteld. 86 Een reorganisatie bij de Belastingdienst heeft ervoor gezorgd dat er geen ruimte meer was voor afspraken op regionaal niveau.

Op 10 december 2010 is het Platform Landbouw opgericht. Door middel van dit platform kregen de werkgroepen een officiële erkenning. Er veranderde verder weinig aan de werkzaamheden van de werkgroepen. Een andere bedoeling van het platform is het voortzetten van de reeds bestaande samenwerking om zodoende op een redelijke termijn duidelijkheid te kunnen bieden aan de landbouwers.87 Fiscale vraagstukken waarover discussie bestaat, worden bij dit platform besproken.

Door middel van het Platform Landbouw wordt het samenwerkingsverband tussen het

landbouwbedrijfsleven en de Belastingdienst nog nauwer. 88 De Landelijke Landbouwnormen zijn in 2019 voor de 28ste keer verschenen. De Landelijke Landbouwnormen blijven over het algemeen constant, maar bij tijd en wijle worden de normen aangepast.89

De Landelijke Landbouwnormen hebben de volgende doelstellingen: eenheid in de uitvoering tot stand brengen, gelijkheid bij de waardering van het vee van agrariërs bewerkstelligen, rechtszekerheid geven aan de belastingplichtige en geschillen tussen de agrariërs en de Belastingdienst voorkomen.

Daarnaast wordt het invullen van de aangiften inkomsten- en vennootschapsbelasting voor de agrariërs vereenvoudigd.90

82 Brief Staatssecretaris van Financiën, 2 juli 2008, V-N 2008/34.11.

83 Belastingdienst, ‘Landelijke Landbouwnormen’, www.belastingdienst.nl.

84 De Korte e.a., HFA 12.1.

85 Overwater, LTB 2017/21 en Ancuta-Koning, TB 2009/06-07.

86 Schenk, LTB 2018/15 en Van den Kerkhof, LTB 2016/17.

87 Seegers, LTB 2011/179.

88 Van den Kerkhof, LTB 2013/45.

89 Schenk, LTB 2018/15.

90 Brief Staatssecretaris van Financiën, 2 juli 2008, V-N 2008/34.11 en De Korte e.a., HFA 7.5.

19

§ 3.3 Voorwaarden

91

Alleen in het geval van een uitzondering kan een landbouwer afwijken van de Landelijke

Landbouwnormen. Van een uitzonderingsgeval is sprake indien de belastingplichtige aannemelijk kan maken dat de landbouwnormen te hoog uitpakken in zijn specifieke situatie. De afwijking dient aangevinkt te worden in de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. In het geval van een gebroken boekjaar dat begint in 2019, gelden de normen uit 2019.92 Voor de waardering van dieren wordt onderscheid gemaakt tussen rundvee, varkens, pluimvee, schapen, geiten, nertsen en konijnen. Hieronder wordt uitsluitend ingegaan op de waardering van het melkvee. Dit valt onder de categorie rundvee. In de Landelijke Landbouwnormen wordt tevens onderscheid gemaakt tussen het vee dat een bedrijfsmiddel is en het vee dat tot de voorraad behoort. Melkvee is een bedrijfsmiddel en vlees- en handelsvee behoren tot de voorraad.

Voor de waardering volgens de Landelijke Landbouwnormen bestaan twee verschillende methoden:

de individuele methode en het gemiddeldewaardesysteem. Bij het kiezen van een van de twee methoden moet een bestendige gedragslijn worden aangehouden voor de komende jaren. Wel is het mogelijk dat dezelfde agrariër beide methoden toepast. Dit is toegestaan bij verschillende soorten vee.93

§ 3.3.1 Individuele methode

Om de waarde van het vee te bepalen, moet worden uitgegaan van de waarde op de beginbalans vermeerderd met de opfokkosten. Bij de individuele methode moet voor de opfokkosten worden gerekend met het werkelijk aantal dagen of maanden tot aan de eerste afkalving.94 Vanaf het moment van eerste afkalving worden gedurende twaalf maanden de opfokkosten per dag of per maand toegevoegd aan de waardering van het jongvee. De agrariër kan er ook voor kiezen om een bepaald bedrag ineens toe te voegen aan de waardering. Dit wordt de uitgroei genoemd.95 Na deze periode van twaalf maanden kan de afschrijving van het vee op twee verschillende manieren plaatsvinden.

Volledig individuele methode

Zodra de twaalf maanden na de eerste afkalving van de koe zijn verstreken, mag de waarde in de daaropvolgende zestig maanden in gelijke delen worden afgeschreven totdat de restwaarde bereikt is.96 Deze afschrijving per jaar is verplicht. Op deze wijze wordt de waarde berekend van de koe die niet naar de slacht gaat.97

Individuele methode met toepassing van de gemiddelde restwaarde

De andere mogelijkheid is een gemiddelde waardering zonder afschrijvingen. Vanaf het moment van eerste afkalving worden de kosten van opfok over een periode van twaalf maanden in één keer toegevoegd aan de waardering van de melkkoe. Vervolgens wordt deze totale opfokwaarde

gemiddeld met de restwaarde van de melkkoe. Het gemiddelde moet vervolgens worden toegevoegd aan de waarde op de beginbalans.98

91 Hoofdstuk 2 Landelijke Landbouwnormen 2019. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl.

92 De Korte e.a., HFA 7.5 en Ancuta-Koning, TB 2009/06-07 en Schenk, LTB 2018/15.

93 Hoofdstuk 1 Landelijke Landbouwnormen 2019, p. 7-8. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl.

94 Bijlage 2 Landelijke Landbouwnormen 2019, p. 75. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl.

95 Bijlage 1 Landelijke Landbouwnormen 2019, p. 52. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl.

96 Bijlage 1 Landelijke Landbouwnormen 2019, p. 52. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl.

97 Hoofdstuk 2 Landelijke Landbouwnormen 2019, p. 9. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl.

98 Bijlage 1 Landelijke Landbouwnormen 2019, p. 52. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl en hoofdstuk 2 Landelijke Landbouwnormen 2019, p. 9. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl

20

§ 3.3.2 Gemiddeldewaardesysteem

Voor de waardering volgens het ‘gemiddeldewaardesysteem’ van het zelfgefokte vee en het

aangekochte vee moet de waarde van het vee bij de opfokkosten van zes maanden worden opgeteld.

Deze zes maanden moeten altijd worden toegepast, ongeacht of het vee aan het eind of aan het begin van het jaar is geboren of gekocht. Dit betreft dus een gemiddelde waardering.99 De verdere

berekening is identiek aan de individuele methode met toepassing van de gemiddelde restwaarde. De totale opfokkosten inclusief de uitgroei worden gemiddeld met de restwaarde en dit gemiddelde moet aan de waarde van de beginbalans worden toegevoegd.100

§ 3.4 Toetsing

Effectiviteit

Doordat de Landelijke Landbouwnormen al sinds 1992 worden vastgesteld door middel van overleg, kan worden gesteld dat er praktische afspraken worden gemaakt over de te hanteren normen voor waardering van het vee. De samenhangende werkprocessen verlopen hierdoor effectief. Ook nadere vraagstukken omtrent wetgeving, beleid en uitvoering worden uitgebreid besproken om zodoende wederzijdse duidelijkheid te creëren.101 Daarnaast is sprake van zekerheid en duidelijkheid indien de normen van de waardering toegepast worden in de aangifte.102 Bij de bepaling van de normen wordt jaarlijks de werkelijkheid als uitgangspunt genomen. De normen zijn hierdoor tevens effectief. Naar mijn mening wordt door middel van de uitwerking van de Landelijke Landbouwnormen derhalve voldaan aan de effectiviteit.

Efficiëntie

De landbouwnormen voldoen aan de efficiëntie. Zo is het efficiënt om de toegestane waardering voor vee beschikbaar te stellen, waardoor het vee gewaardeerd kan worden. Op een efficiënte wijze wordt voorkomen dat iedere agrarische ondernemer aannemelijk moet maken dat bij de vaststelling van de jaarwinst een aanvaardbare waardering van het vee is gehanteerd.103 Dit bespaart kosten en brengt naar mijn mening minder geschillen met zich mee.

In de jaarlijkse slotvergadering worden de landbouwnormen definitief vastgesteld.Aan deze

vergadering nemen verschillende werkgroepen deel. Deze werkgroepen bestaan uit medewerkers van de Belastingdienst en leden van de organisaties die bij het landbouwbedrijfsleven zijn aangesloten.

Samen bepalen zij jaarlijks de normbedragen.104 De efficiëntie wordt voldoende gewaarborgd, omdat gebruik wordt gemaakt van de werkgroepen en omdat de normen landelijk gelden in plaats van alleen regionaal.

Eerlijkheid

De landelijke landbouwnormen gelden uitsluitend voor de agrarische ondernemers. Dit neemt naar mijn mening niet weg dat er geen afspraken in andere branches gemaakt kunnen worden. De Belastingdienst sluit voornamelijk convenanten af met brancheorganisaties die werkzaam zijn in het midden- en kleinbedrijf (verder: MKB).105 Zo worden met branches convenanten gesloten over fiscaal relevante aangelegenheden die specifiek zijn voor de desbetreffende branche. Een voorbeeld hiervan

99 Hoofdstuk 2 Landelijke Landbouwnormen 2019, p. 10. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl.

100 Bijlage 2 Landelijke Landbouwnormen 2019, p. 75. Gepubliceerd op www.belastingdienst.nl.

101 Ceelen, LTB 2018/7.

102 Ancuta-Koning & Hofmeister, TB 2008/01-03.

103 Seegers, LTB 2011/179.

104 Brief Staatssecretaris van Financiën, 2 juli 2008, V-N 2008/34.11.

105 Belastingdienst, ‘Convenanten tussen Belastingdienst en bracheorganisaties’, www.belastingdienst.nl.

21 zijn de reeds jarenlang bestaande landbouwnormen.106 Zo zijn er door de Belastingdienst verschillende convenanten afgesloten voor uiteraard de branche land- en tuinbouw, maar ook voor onderwijs, detailhandel, thuiszorg, transport en de supermarkt. Echter, bij geen enkele branche worden normen gegeven voor de waardering van de voorraad of bedrijfsmiddelen. Wel worden afspraken gemaakt over de afschrijvingen, het tarief van de omzetbelasting en de toepassing van de verrekenbare verliezen.107

Naar mijn mening kunnen voor deze branches in het MKB ook normen opgesteld worden voor de waardering van de voorraad en bedrijfsmiddelen. Het is echter aan de sector om het initiatief te nemen. Bovendien is bij levend vee naar mijn mening sprake van een uitzonderlijke situatie, waardoor normen noodzakelijk zijn. Vandaar zijn de landbouwnormen eerlijk.

Eenvoud

De toepassing van de Landelijke Landbouwnormen is zeer eenvoudig. Er wordt aangegeven op welke wijze het vee gewaardeerd mag worden. De belastingplichtige mag daarbij zelfs kiezen uit twee verschillende waarderingen. Het is voor de belastingplichtige ook mogelijk om af te wijken van de landbouwnormen. De normen zijn daarom naar mijn mening vooral een middel om eenvoudige handvatten te geven voor de waardering. Geschillen tussen de agrariërs en de Belastingdienst worden door middel van de normen veelal voorkomen. De afwijking van de normen is makkelijk te

controleren, omdat een dergelijke afwijking in de aangifte moet worden aangegeven. Het

eenvoudsbeginsel waarborgt derhalve de praktische hanteerbaarheid en de controleerbaarheid bij de waardering van het vee.

Met betrekking tot de twee verschillende methoden kan het volgende worden gezegd over de eenvoud ervan. Het Hof is van mening dat het gemiddeldewaardesysteem “een zekere ruwheid eigen is, docht hiertegenover staat, dat het praktisch is en betrekkelijk eenvoudig in de uitvoering”. 108 Het Hof haalt vooral aan dat het gemiddeldewaardesysteem in overeenstemming is met het

eenvoudsbeginsel. Kortom, de voorraadwaardering behoeft niet zo nauwkeurig mogelijk te zijn en een zekere mate van globaliteit is ook voldoende. 109

De vraag kan opkomen of het dagelijks, maandelijks of jaarlijks opnieuw waarderen van vee volgens de individuele methode in overeenstemming is met de eenvoud. Deze methode leidt naar mijn mening tot hoge uitvoeringskosten en administratieve lasten. Echter, de waardering van het vee behoeft niet zo nauwkeurig mogelijk te zijn, maar dat neemt niet weg dat de individuele methode dit wel mag vereisen. Het is de keuze van de belastingplichtige welke methode toegepast wordt en de methoden zijn daardoor in overeenstemming met de eenvoud.

§ 3.5 Knelpunten

Geconcludeerd kan worden dat bij de toetsing van de regeling geen knelpunten naar voren zijn gekomen. De regeling voldoet namelijk aan alle toetsingscriteria. De regeling is effectief, efficiënt, eerlijk en ook nog eens eenvoudig. Wel kunnen andere branches in het MKB ook normen opstellen voor de waardering van de voorraad en van de bedrijfsmiddelen. Uit de toetsing van de normen voor de landbouwers blijkt dat dit goed functioneert.

106 Meussen, NTFR 2012/291.

107 Belastingdienst, ‘Convenanten tussen Belastingdienst en bracheorganisaties’, www.belastingdienst.nl.

108 Hof 's-Gravenhage 8 juni 1971, BNB 1972/68.

109 Essers, in: Cursus Belastingrecht IB.3.2.16.B.b4.

22

§ 3.6 Samenvatting en tussenconclusie

De Landelijke Landbouwnormen worden al sinds 1992 vastgesteld door middel van overleg. Hierdoor kan gesteld worden dat er praktische afspraken worden gemaakt over de te hanteren normen voor waardering van het vee. Het is mogelijk om af te wijken van de landbouwnormen. De normen zijn daarom vooral een middel om eenvoudige handvatten te geven voor de waardering.

Geschillen tussen de agrariërs en de Belastingdienst worden door deze normen veelal voorkomen, omdat het volgen van de normen efficiënt, effectief, eerlijk en eenvoudig is. Er zijn dan ook geen knelpunten naar voren gekomen. Er wordt voorkomen dat iedere agrarische ondernemer aannemelijk dient te maken dat bij de vaststelling van de jaarwinst uit is gegaan van een aanvaardbare waardering van het vee. Bij afwijking van de normen is het van belang dat de belastingplichtige aannemelijk kan maken dat de landbouwnormen te hoog uitpakken in zijn specifieke situatie. De afwijking dient aangevinkt te worden in de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting.

Andere branches in het MKB kunnen een voorbeeld nemen aan de Landelijke Landbouwnormen door ook normen op te stellen voor hun branche. Uit de toetsing van de normen voor de landbouwers blijkt dat dit goed functioneert.

23

Hoofdstuk 4: Belasting op meerwaarden op ongebouwde onroerende