• No results found

uitwisselingsprogramma?

Wat is de invloed van politieke-economische aspecten op de toegenomen vraag?

In deze paragraaf wordt besproken in welke mate politiek-economische en culturele aspecten invloed hebben gehad op de gestegen vraag naar het Erasmus programma. Hierbij is aan de ene kant onderzoek gedaan naar de mening van de respondenten en aan de andere kant is het perspectief van de Europese Unie onderzocht.

Volgens een groot deel van de respondenten, is de invloed van politiek-economische factoren op de groeiende vraag naar het programma, voornamelijk toe te wijzen aan het proces van globalisering. Dit deel van de respondenten is van mening dat het ontstaan van een globale markt er voor heeft gezorgd dat er genoeg financiële middelen zijn om het

uitwisselingsprogramma te financieren. Volgens één van de respondenten heeft deze globale markt geleid tot een welvarende Nederlandse maatschappij; “maar ook de economie maakt het mogelijk, mensen hebben namelijk het geld sinds de enorme welvaartstijging om dit te kunnen permitteren. Ik denk dat als we niet de mogelijkheid hadden om over de hele wereld zo goedkoop te produceren, hadden we ook niet zo welvarend kunnen zijn”. De respondent legde hierbij uit dat deze welvaart ontstaan is als gevolg van de lage lonen in voornamelijk Aziatische landen waar geproduceerd wordt, de lage productie kosten, en de hoge verkoopprijzen in het land waar het verkocht wordt. Op deze manier legt de respondent uit dat dit kapitalistische denken, waarbij het streven naar maximale winst centraal staat, er voor heeft gezorgd dat Nederland een rijk land geworden is, waardoor er genoeg geld beschikbaar is om programma’s zoals het Erasmus, aan te kunnen bieden.

Ten tweede heeft dit proces van globalisering niet alleen gezorgd voor welvaart, maar ook voor de ontwikkeling van interesse in andere landen en haar culturen. Eén van de

respondenten gaf aan dat de interactie tussen politieke systemen over de hele wereld er voor heeft gezorgd dat reizigers makkelijk grenzen over kunnen steken. Volgens de respondent wakkert deze mogelijkheid om naar het buitenland te kunnen reizen, de interesse in andere culturen en landen aan; “Als ik mijn reisgedrag vergelijk met die van mijn ouders, ben ik veel meer bezig om andere landen te leren kennen dan mijn ouders. Ik denk dat dat komt omdat wij die

mogelijkheid nu hebben en ga ik daar dus ook voor, en het is ook een nieuwsgierigheid om nieuwe dingen te ontdekken”.

Daarnaast gaven de respondenten aan dat het eenwordingsproces van de EU, invloed heeft op de keuze om het programma te volgen; “als de EU het programma niet had aangeboden was ik nooit op het idee gekomen om een uitwisseling te gaan volgen of ergens in Europa voor een half jaar te gaan wonen”. Dit heeft volgens de respondenten te maken met het bovengenoemde

standpunt, waarbij veranderingen binnen politieke systemen hebben bijgedragen aan de toegankelijkheid tot andere lidstaten.

Zoals beschreven in het theoretisch kader, staat het belang van eenwording van de Europese lidstaten in de beleidsvoering van de EU centraal. Het openstellen van de grenzen tussen de lidstaten, de mogelijkheid om in andere lidstaten te werken en de aanmoediging om

“vreemde” talen te leren, dragen bij aan dit proces. Het politieke en economische “integratie” proces bevordert dan ook de groeiende vraag naar het Erasmus programma onder Europese studenten. De mobiliteit van arbeiders, waarbij gedoeld wordt op de mogelijkheid om als arbeider makkelijk in andere lidstaten te studeren, bevordert volgens de EU de positie van Europa op de wereldmarkt; namelijk, verplaatsing van arbeid zorgt er voor dat bedrijven de keuze hebben uit een groot scala van werknemers waardoor de kwaliteit van de productie aanzienlijk kan stijgen (Coleman, 1998). Hiermee kunnen Europese producenten kwalitatief goede producenten op de globale markt aanbieden. Dit maakt Europa als geheel sterk op de globale markt.

Wat is de invloed van culturele aspecten op de toegenomen vraag?

Perspectief van de respondenten

Zoals hierboven beschreven, gaven de respondenten aan dat de toegang tot andere lidstaten heeft bijgedragen aan de mogelijkheid om in aanraking tot komen met andere Europese culturen; “doordat er tegenwoordig geen gesloten grenzen meer bestaan is de mogelijkheid ontstaan

andere culturen te leren kennen”. Uit de diepte interviews is gebleken dat de nieuwsgierigheid in andere culturen één van de belangrijkste redenen is voor de respondenten om de

uitwisseling te volgen. De interesse om “nieuwe dingen te ontdekken” werd regelmatig genoemd tijdens de interviews.

Daarnaast werd ook door een aantal respondenten genoemd dat de uitwisseling “uit

gewoonte” werd gedaan; uit de interviews bleek dat de directe en indirecte omgeving invloed hier op heeft gehad. Een aantal van de respondenten vertelde dat de gewoonte om “ver van huis te gaan” te maken heeft met “individualisering in de moderne maatschappij”. Met individualisering bedoelen de respondenten dat de studenten meer bezig zijn met het eigen belang en de eigen positie ten opzichte van anderen dan met het collectieve belang. De respondenten leggen hierbij uit dat de druk om te presteren, steeds meer toe neemt in de maatschappij en omgeving waar de respondenten wonen.; “onderscheiding tussen andere

individuen is nodig om verzekerd te zijn van een goede baan later. Als een werkgever dus keuze heeft uit 300 werknemers in plaats van 30, moet je wel kunnen laten zien dat je net iets meer gedaan en gepresteerd hebt om de baan te krijgen”.

Diepgaander werd er door een deel van de respondenten gesproken over een nieuwe cultuur waarbij studeren in het buitenland een “logisch” fenomeen is; “onder de studenten is er een bepaald ‘cultuurtje’ ontstaan, op uitwisseling gaan is iets wat normaal is en wat ik ook ben gaan doen om omdat de rest van mijn omgeving dit ook heeft gedaan of nog wil doen”. Dit fenomeen is ook zichtbaar onder de afgestuurde middelbare scholieren, waarbij het eerder beschreven ‘gap year’, vanzelfsprekend is. Naast de Nederlandse studenten, is dit fenomeen ook zichtbaar in vele andere Europese lidstaten, met de nadruk op Groot-Brittannië. Door Byman and Feng (2006) wordt dit beschreven als het fenomeen waarbij de Britse jeugd het ouderlijk huis achterlaat en uitvliegt om zichzelf te ‘ontdekken’. Net zoals de respondenten, zijn Byman and Feng (2006) van mening dat deze praktijken ingebed zijn in de hedendaagse cultuur van de jong volwassenen.

Perspectief van de EU

De EU probeert de interesse bij de Europeanen in de culturele normen en waarden van andere lidstaten op te wekken. In de jaren ’80 heeft de Europese Commissie haar eerste programma gelanceerd om de mobiliteit van studenten te bevorderen, ook wel de ‘relaunch of European Integration’ genoemd (Mitchell, 2012). Deze voorloper van het Erasmus programma heeft de eerste grensoverschrijdende interacties tussen studenten bevorderd, en daarmee de eerste stappen naar de formatie van transnationale identiteiten gezet (Mitchell, 2012). Het is daarom ook logisch verklaarbaar dat het huidige fenomeen om in het buitenland te studeren of te reizen ontstaan is uit het Europese Integratie proces uit de jaren ’80. In conclusie kan er gezegd worden dat culturele aspecten invloed hebben gehad op de toegenomen vraag naar het Erasmus programma. De eerste stap om de uitwisseling van culturele waarden en normen te stimuleren, is in de jaren ’80 gezet; zoals is gebleken uit dit literatuur onderzoek en de diepte interviews, heeft deze eerste stap haar doelen behaald.

Uit de diepte interviews is gebleken dat geen elke student zich een “Europeaan” voelt. De respondenten werd gevraagd waarmee de respondent zich identificeerde (“Amsterdammer”, “Nederlander”, of “Europeaan”). Hieruit zou de conclusie getrokken kunnen worden of de doelstelling van de EU om de eenwording van Europa te stimuleren, behaald was. De meeste studenten identificeerde zich met “Amsterdammer”. Opvallend was dat deze respondenten oorspronkelijk uit Amsterdam kwamen. De rest van de studenten identificeerde zich met “Nederlander”. De respondenten voelen echter wel meer verbondenheid met het land waar zij de uitwisseling hebben gevolgd voordat zij in het buitenland gestudeerd hadden. Een veel voorkomende verklaring die de respondenten hiervoor gaven was de volgende; het leren van een ‘vreemde’ taal zorgt ervoor dat de afstand tussen de lokale bevolking en de buitenlandse studenten kleiner wordt, “doordat ik met de lokale bevolking kon praten nadat ik Spaans geleerd had, leerde ik allemaal interessante culturele gewoontes, normen en waarden van de bevolking. Na een tijdje nam ik deze gewoontes over”. Uit de interviews is gebleken dat bij alle respondenten de verbondenheid met het land waar de uitwisseling heeft plaatsgevonden versterkt is.

Desalniettemin blijven de respondenten zich meer identificeren met Nederland dan met Europa als geheel. Het onderzoek van Mitchell (2012) bewijst dit standpunt. Mitchell (2012) beschrijft dat de Erasmus ervaring er voor zorgt dat de interesse in Europa en de EU bij de studenten, verhoogt wordt waardoor de studenten zich meer Europeaan zullen voelen. Daarbij maakt Mitchell (2012) een vergelijking met studenten die niét op uitwisseling zijn geweest; de Erasmus studenten identificeren zich meer met Europeaan en voelen zich meer verbonden met de EU en Europa dan studenten die niet op uitwisseling zijn geweest. Er kan dus

geconcludeerd worden dat Erasmus studenten zich meer verbonden voelen met de EU en Europa dan studenten die niet via het Erasmus programma op uitwisseling zijn geweest. Echter blijkt wel dat de Erasmus studenten zich, ondanks dat zij zich méér verbonden voelen met Europa, nog wel identificeren met het land van herkomst (in deze case Nederland).

Hoofdstuk 4 Conclusie

In dit paper is onderzoek gedaan naar de redenen achter de toenemende vraag naar het Erasmus programma dat aangeboden wordt door de Europese Unie. De volgende hoofdvraag is onderzocht door middel van een literatuur onderzoek en diepte interviews met studenten van de Universiteit van Amsterdam die het Erasmus programma hebben gevolgd:

“In hoeverre hebben de toegenomen transportmogelijkheden bijgedragen aan de groeiende vraag van Europese studenten tussen 21 en 24 jaar naar een Erasmus

uitwisselingsprogramma tijdens de studie?”

Er is onderzocht in welke mate transportmogelijkheden hebben bijgedragen aan de hoge vraag naar de Erasmus uitwisselingen. Om hierop een antwoord te krijgen zijn de redenen van hedendaagse Erasmus studenten om het programma te volgen en de redenen van de Europese Unie om het programma aan te bieden, onderzocht. Daarnaast is onderzocht Wat de invloed is van politiek-economische en culturele aspecten op de toegenomen vraag naar het Erasmus uitwisselingsprogramma. Onderstaande deelvragen zijn in het hoofdstuk “Resultaten” beantwoord:

“Wat zijn de beweegredenen van de Erasmus studenten om een Erasmus

uitwisselingsprogramma te volgen en wat zijn de beweegredenen van de Europese Unie om het Erasmus uitwisselingsprogramma aan te bieden?”

&

“Wat is de invloed van politiek-economische en culturele aspecten binnen de Europese Unie op de toegenomen vraag naar het Erasmus uitwisselingsprogramma?”

Beweegredenen

“Wat zijn de beweegredenen van de Erasmus studenten om een Erasmus

uitwisselingsprogramma te volgen en wat zijn de beweegredenen van de Europese Unie om het Erasmus uitwisselingsprogramma aan te bieden?”

Vanuit het perspectief van de respondenten:

De respondenten gaven vier redenen om het Erasmus uitwisselingsprogramma te volgen; ten eerste ‘zelf ontwikkeling’, ten tweede ‘het ontdekken van een andere levensstijl’, ten derde ‘het leren van een andere taal’, en tot slot ‘het leren kennen van een nieuwe omgeving’. Uit de interviews is gebleken dat de mogelijkheid om van snel en goedkoop transport gebruik te maken (zoals goedkope vluchten of snelle treinverbindingen) geen invloed heeft op de keuze om een uitwisseling te volgen. Echter maken deze transportmiddelen het wel mogelijk om een uitwisseling te volgen; de respondenten gaven aan dat zij de hedendaagse transportmiddelen als “normaal” beschouwen en het de keuze dus niet beïnvloedt. Hiervoor werd de volgende verklaring gegeven: de ontwikkeling van de transportmiddelen en de snelheid waarmee verplaatst kan worden is ontstaan in een periode waarbij het concept ‘op uitwisseling gaan’ voor de respondenten nog niet relevant was. Echter, oudere generaties zouden dit aspect wellicht in grotere mate hebben meegenomen in hun beslissing om een uitwisseling te volgen. Factoren die volgens de respondenten wel invloed hebben, zijn de indirecte (derden, social media) en de directe omgeving (familie en vrienden).

Vanuit het perspectief van de Europese Unie:

De reden om het programma aan te bieden heeft te maken met het Europese integratie proces. Dit proces is gedefinieerd in het theoretisch kader en bevordert de eenwording van Europa met behulp van een aantal doelstellingen. Het proces is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog en heeft als centrale doelstelling alle Europese lidstaten bij elkaar te brengen en een

verbondenheid te creeeren. De EU wil voornamelijk het Europese federalisme aan moedigen en daarbij binnen verschillende disciplines (voornamelijk de economische, politieke en culturele discipline) de inwoners en lidstaten bij elkaar brengen. De Europese Unie stimuleert vanuit de economische discipline de ‘single economic market’ waarbij verschillende

economische relaties tussen de lidstaten worden ondersteund en geleid. Politieke integratie wordt gestimuleerd door bijvoorbeeld het Erasmus programma waarbij verplaatsing van studenten wordt bevorderd. En tot slot moedigt de Europese Unie culturele integratie aan door bijvoorbeeld de Europeanen te stimuleren een ‘vreemde’ taal te leren.

Deze deelvraag heeft onderzocht welke verschillen er zijn tussen de redenen van de EU om Erasmus aan te bieden en de redenen van de studenten om voor een Erasmus uitwisseling te kiezen. Ten eerste kan er geconcludeerd worden dat de EU het programma heeft

geïntroduceerd om de Europese Integratie te bevorderen. Hiermee probeert de EU eenwording van de Unie te bevorderen; de EU moedigt haar studenten aan om een ‘vreemde’ taal tijdens de uitwisseling te leren en daarnaast culturele normen en waarden van de lidstaat te leren kennen. Ook kan er geconcludeerd worden dat de diepte-interviews met de respondenten, laten zien dat de respondenten voornamelijk op uitwisseling gaan vanwege om zichzelf te ontwikkelen; de redenen zijn gebaseerd op het eigen belang van de studenten. Het

belangrijkste verschil is de motivatie waaruit de twee actoren aan de ene kant het programma aanbieden en aan de andere kant het programma volgen.

Echter is wel gebleken uit de interviews dat de studenten die het programma hebben gevolgd, zich meer verbonden voelen met Europa dan studenten die het programma niet hebben gevolgd. Desalniettemin blijven de studenten zich meer identificeren met het land van herkomst (bij de respondenten uit dit onderzoek is dat de Nederlandse identiteit) dan met het land waar zij hebben gestudeerd of met Europa als geheel.

Invloed van twee perspectieven op de vraag naar Erasmus;

“Wat is de invloed van politiek-economische en culturele aspecten binnen de Europese Unie op de toegenomen vraag naar het Erasmus uitwisselingsprogramma?”

Politiek-economisch perspectief

Volgens de respondenten is de toegenomen vraag naar Erasmus vanuit een politiek- economisch perspectief voornamelijk ontstaan vanuit het proces globalisering, waarbij de toegenomen economische welvaart heeft bijgedragen aan de financiering van het Erasmus programma. Dit proces heeft een motiverende rol gespeeld voor de studenten; sinds de “wereld steeds kleiner geworden is”, door de hoge mobiliteit en de open grenzen tussen de lidstaten, is het makkelijker geworden voor de hedendaagse studenten om andere landen te bezoeken. Het integratie proces van de EU blijkt dan ook haar vruchten te hebben

afgeworpen; de politieke en economische integratie bevordert de toenemende vraag naar het Erasmus programma.

Cultureel perspectief

Volgens de respondenten hebben de open grenzen tussen de Europese lidstaten bijgedragen aan de interesse van studenten in andere culturen. Hierbij gaven de respondenten wederom als verklaring het open stellen van de grenzen tussen de lidstaten. Daarnaast blijkt dat onder de respondenten het volgen van een uitwisseling een ‘normale en logische keuze’ is; ‘uit gewoonte’ hebben de meeste respondenten gekozen voor Erasmus, omdat op uitwisseling gaan in de directe en indirecte omgeving een vanzelfsprekend fenomeen is. Deze culturele veranderingen zijn typerend voor de huidige studerende generatie. Dit wordt door de respondenten als volgt verklaard; de moderne maatschappij bevordert, als gevolg van een enorme prestatiedruk, individualisering waarbij de studenten zich willen onderscheiden van andere studenten om een betere kans te maken op de toekomstige arbeidsmarkt. Vanuit de benadering van de EU wordt het programma gestimuleerd om de interesse in andere lidstaten en haar culturele aspecten te bevorderen. Culturele integratie wordt door de Unie

aangemoedigd om eenwording van de lidstaten te bevorderen.

Conclusie

De toegenomen vraag naar Erasmus is verklaarbaar vanuit de twee bovengenoemde perspectieven. Vanuit een politiek-economisch perspectief heeft de Europese Unie het Erasmus programma aangemoedigd om eenwording van de Unie te bevorderen. Voor de studenten heeft dit positief effect gehad op het maken van de keuze om een uitwisseling te volgen; echter zou het niet mogelijk zijn zonder de politieke veranderingen om het

programma te volgen. Vanuit een cultureel perspectief zijn er voornamelijk veranderingen binnen de culturele waarden van de huidige studenten zichtbaar. Deze dragen bij aan de motivatie van de studenten om het programma te volgen. Dit is toe te schrijven aan het fenomeen dat beschreven is in het onderzoek van Byman and Feng (2006) waarbij het ‘logisch’ is voor studenten om op uitwisseling te gaan; door de respondenten wordt dit verklaard als ‘een bepaald cultuurtje dat ontstaan is tussen de studenten’.

Conclusie; Hebben de hedendaagse transportmogelijkheden bijgedragen aan de toegenomen vraag naar het Erasmus programma?

Mobiliteit is een veelomvattend begrip. Mobiliteit kan fysiek zijn, zoals het verplaatsen van mensen (waar de focus op ligt in deze case) en goederen. Mobiliteit kan ook mentaal zijn, zoals beschreven door Urry (2007). Hierbij is er sprake van een nieuwe manier van denken wat beïnvloedt is door economische, sociale en politieke aspecten. Een combinatie van de fysieke en mentale mobiliteit heeft gezorgd voor de toegenomen vraag naar het Erasmus programma. Ten eerst heeft het openstellen van grenzen en politieke veranderingen gezorgd voor de toegenomen interesse in andere culturen van de Europese lidstaten. En ten tweede hebben de huidige transport- en vervoersmiddelen zoals snelle trein- en busverbindingen, autowegen en vliegsystemen, de fysieke mobiliteit bevorderd en is het voor de studenten makkelijk om op uitwisseling te gaan. Echter is dit niet de voornaamste reden voor de hedendaagse studenten om in het buitenland te studeren; wat echter wel een belangrijke oorzaak is, is de mentale mobiliteit zoals beschreven door Urry (2007). Uit de diepte interviews is gebleken dat het ontstaan van een nieuwe cultuur onder de studenten bijdraagt aan de motivatie om een uitwisseling te volgen. Hierbij spelen vooral de directe (familie en vrienden) en directe (derden, Social Media) een belangrijke rol in het maken van de keuze omtrent het studeren in andere lidstaten.

In conclusie hebben de hedendaagse transportmiddelen volgens de respondenten in geringe mate bijgedragen aan de toegenomen vraag naar het Erasmus programma. De voornaamste reden volgens de studenten om een uitwisseling in Europa te volgen, is ‘zelfontwikkeling’.

Bronnenlijst

Byman, M., Feng, A. (2006). Living and Studying Abroad. Clevedon, Frankfurt Lodge, ISBN