• No results found

Instrument voor tekstkwaliteit

3. Methode

3.6 De gebruikte instrumenten

3.6.2 Instrument voor tekstkwaliteit

Het tweede doel van de training is een verbetering bewerkstelligen in de tekstkwaliteit. De tekstkwaliteit meet ik op twee verschillende manieren. Allereerst analyseer ik de teksten van de deelnemers op basis van de kenmerken die geschetst zijn in het model voor tekstkwaliteit in figuur 2 op pagina 45. Ik kijk daarbij naar kenmerken op woordniveau, dus de keuze voor bepaalde woorden of constructies van meerdere woorden. Op zinsniveau kijk ik naar de lengte van de zinnen en naar het voorkomen van tangconstructies en lijdende vormen. Bij de zinslengte heb ik ervoor gekozen om zinnen langer dan 30 woorden tot lange zinnen te rekenen. Dit komt voort uit wat deelnemers bij de trainingen te horen hebben gekregen. Over het algemeen wordt deelnemers immers aangeraden om zinnen niet langer te laten zijn dan tussen de 15 en 20 woorden. De zinnen mogen wel eens wat korter of langer zijn, maar nooit langer dan 30 woorden.

Tot slot kijk ik op tekstniveau naar kenmerken. Hierbij gaat het vooral om de structuur van de tekst. Gebruiken de deelnemers bijvoorbeeld inhoudelijke koppen, geeft de tekst de lezer houvast? Wordt er een piramidale structuur toegepast? Al deze fenomenen tel ik op om zo te kijken of er een toename of afname in gebruik te zien is. Dit betekent dat er de mogelijkheid is dat er fouten zijn gemaakt, echter is de kans op fouten bij elke tekst aanwezig. Ik verwacht daarom dat hier geen grote verschillen zullen optreden.

Een tweede manier om de tekstkwaliteit te meten, is door de lezer te vragen om zijn mening. Deelnemers leren namelijk lezersgerichter schrijven en de tekstkwaliteit is dus ook sterk afhankelijk van hoe de lezer het beoordeelt. Om een eventuele vooruitgang te meten, hebben er lezersinterviews plaatsgevonden. De richtlijn voor deze interviews is terug te vinden in de figuur 5 op pagina 50-51. Er is gekozen voor telefonische interviews om zoveel mogelijk informatie van verschillende lezers te verkrijgen. Ik heb er heel bewust voor gekozen niet te werken me vragenlijsten, omdat sommige vragen misschien voor onduidelijkheid konden zorgen en omdat ik bij een interview de mogelijkheid heb om aanvullende vragen te stellen. Daarom is er eveneens gekozen voor een leidraad met vragen. Hierdoor is niet elke interview gelijk. Als interviewer heb ik deze leidraad gebruikt als rode draad voor het interview. Wanneer het interessant was om door te vragen op een bepaald onderwerp, heb ik dat gedaan. Elk interview is volledig uitgewerkt. Deze uitwerkingen zijn terug te vinden in bijlage 3.

Figuur 5. Interviewleidraad

Wat weet de lezer al over de schrijver? Ontvangt u vaker teksten van deze schrijver?

Is er een vaste/gewenste structuur in de teksten aanwezig?

Indien ja, is het mogelijk om hiervan af te wijken? Was het voor u direct duidelijk waar deze tekst

over ging?

Indien ja, had u gelijk door wat het doel van de schrijver was? Waar in

de tekst vond u het doel?

hoofdboodschap van deze tekst?

Indien nee, op welke plaats in de tekst werd u duidelijk waar deze tekst over ging? Kunt u een korte omschrijving geven van het doel en de hoofdboodschap van de schrijver?

Totstandkoming van de tekst

Bent u betrokken geweest bij de totstandkoming van deze tekst? Zo ja, bent u tevreden over de hoeveelheid tijd en inspanning die u erin heeft moeten stoppen in verhouding tot het resultaat?

Had u het liefst zelf nog dingen aangepast als u daarvoor de tijd of gelegenheid had gehad? Wat kan er de volgende keer efficiënter bij de totstandkoming van een vergelijkbare tekst? Manier van lezen

Heeft u de hele tekst gelezen? Indien ja, waar bent u begonnen met lezen? Gaf de inleiding u houvast voor de rest van de tekst?

Indien nee, wat heeft u wel gelezen? En waar begon u met lezen? Welke onderdelen heeft u overgeslagen? Welke elementen van de tekst gaven houvast bij het vinden van de informatie die voor u relevant was?

Effectiviteit

Wat was volgens u het doel van de tekst? Wat wordt er van u gevraagd als lezer (iets doen, een bepaalde mening vormen, een bepaald inzicht krijgen , een bepaalde beslissing nemen.)? Op welke manier heeft de tekst hieraan bijgedragen? Wat zou beter kunnen?

U heeft de tekst gelezen omdat u een bepaalde taak of verantwoordelijkheid heeft. Heeft de tekst eraan bijgedragen dat u deze taak kunt uitvoeren? Zo ja, op welke manier?

Op welke punten zou de tekst effectiever kunnen zijn geweest?

Was in dit geval een mondeling overleg of mondelinge overdracht effectiever geweest? Zo ja,waarom? Is deze tekst ook bedoeld voor anderen in uw organisatie? Acht u deze tekst voor hen effectief? Waardering

Als u deze tekst een cijfer mag geven, welk cijfer zou dat dan zijn?

Wat maakt het dat u deze tekst dit cijfer geeft? Waarom geen 10, waarom een onvoldoende enzovoort, afhankelijk van het antwoord. Wat vindt u goed aan deze tekst?

Wat vindt u minder goed aan deze tekst? Als u de schrijver van deze tekst feedback mag geven, wat zou deze feedback dan inhouden?

Waarom? Wat vindt u van de structuur van de tekst?

Algemeen

Geeft u weleens feedback aan schrijvers van teksten die u krijgt? (deze schrijver of andere schrijvers)

Wat voor feedback geeft u dan?

Als u opdrachtgever bent van een bepaalde tekst (of een bepaald type tekst), heeft u dan een voorbereidend gesprek met de schrijver over de tekst? (NB De tekst kan onderdeel zijn uit reeks, waar ooit overleg over is geweest, maar niet recentelijk.)

Indien ja, welke aspecten bespreekt u dan met de schrijver?

Indien nee, hoe verkrijgt de schrijver dan zijn informatie voor de tekst?

De leidraad voor het interview is gebaseerd op de verschillende trainingsonderdelen. Hierbij staat in de linker kolom de hoofdvraag. In de rechter kolom staan vervolgens eventuele vervolgvragen. Afhankelijk van het antwoord van de lezer worden bepaalde vragen uit de rechter kolom gesteld.

Het eerste blok met vragen bevat vragen die de verhouding tussen de lezer en schrijver schetsen. Is de lezer bijvoorbeeld ook de opdrachtgever van de tekst? Ook de regelmaat van tekstuitwisseling komt hier aan de orde. Deze vragen zijn van belang om een goed beeld te krijgen van de lezer. Op die manier is wellicht ook bepaald leesgedrag te plaatsen. Indien de lezer bijvoorbeeld veelvuldig teksten van deze schrijver leest, is er misschien wel een specifieke leesvolgorde ontstaan, omdat de lezer weet waar de schrijver zijn belangrijke informatie plaatst. Daarnaast is het ook van belang om te weten of de schrijver de mogelijkheid krijgt om zelf een structuur aan te brengen. Ik wil graag achterhalen hoeveel vrijheid de schrijver van de lezer krijgt om zelf nieuwe dingen te proberen. Deze vraag is vooral van belang, omdat uit onderzoek van onder andere Janssen (1997) bleek dat schrijvers niet altijd de ruimte krijgen om een nieuwe structuur te introduceren.

Vervolgens volgen er in het eerste blok nog een aantal vragen die ingaan op het eerste moment dat de lezer de tekst onder ogen kreeg. Eén van de vragen die hier aan de orde komt is of de eerste alinea de lezer houvast geeft voor het lezen van de rest van de tekst. Tijdens de training leren de deelnemers om een krachtige eerste alinea op papier te zetten. In deze alinea moet de hoofdboodschap naar voren komen. Deelnemers leren om te beginnen met een aanleiding. Vervolgens komt daar een vraag uit voort en een antwoord op die vraag. Tot slot maakt de schrijver de lezer duidelijk waar hij welke informatie in de rest van de tekst kan vinden.

Onder het kopje ‘totstandkoming tekst’ staan verschillende vragen over de voorbereiding die aan de tekst vooraf is gegaan. Deze vragen gaan vooral in op de voorbereidende fase van de schrijver. Het komt met regelmaat voor dat schrijvers niet voldoende overleg hebben met de lezer of opdrachtgever over de te schrijven tekst (Janssen, 1997). Juist dat overleg tussen opdrachtgever en schrijver kan voor de schrijver zorgen voor een duidelijk beeld van waar de tekst aan moet voldoen (Boswinkel, 2010). Daarnaast wordt er gevraagd naar de samenwerking die al dan niet heeft plaatsgevonden. Zo is er in sommige organisaties tussendoor ruimte voor feedback en overleg over de tekst. Feedbackrondes kunnen effect hebben op de tekstkwaliteit en kunnen daarmee een verklaring zijn voor een zwakke dan wel sterke tekst.

De manier van lezen is een belangrijk onderdeel voor de schrijvers. Er wordt tegenwoordig steeds vaker scannend gelezen. Sommige mensen krijgen zoveel teksten dat er niet voldoende tijd is om alles van A tot Z te lezen (Boswinkel, 2010; Renkema, 1997). In trainingen wordt daar dan ook aandacht aan besteed. Zodra je bijvoorbeeld schrijft voor een grote gevarieerde groep lezers hoeft niet elke lezer de voorgeschiedenis te lezen. Sommige mensen zullen deze al kennen en overslaan. Hoe zorg je er dan voor als schrijver dat je de lezer in dit scannende leesgedrag tegemoet komt? Hoe kan je als schrijver zorgen dat de lezer wel de belangrijkste informatie mee krijgt? In de schrijftraining leren schrijvers daarom kernzinnen voorop te zetten in de alinea, zodat de lezer na de eerste regel weet of hij verder wil lezen of

niet. Ook met koppen is veel te bereiken. Door kernachtige koppen, die de kern van de paragraaf al verklappen, krijgt een lezer door alleen koppen de scannen al een samenvatting van de tekst. Enkele vragen die interessante informatie kunnen opleveren om de beoordeling van lezers te verklaren zijn: In hoeverre sluiten deze trainingselementen aan bij hoe de lezers de tekst lezen? Waar begint een lezer te lezen? En hoe ervaren lezers de koppen? Wanneer geeft de kop houvast en wanneer niet? Zijn vragen die interessante informatie kunnen opleveren om de beoordeling van lezers te verklaren.

Elke tekst wordt geschreven met een bepaald doel. Een tekst kan een informeren, overtuigen of vastleggen tot doel hebben. In hoeverre dragen de teksten ook bij aan het bereiken van dit doel. In de training proberen we de schrijvers bewust te maken van hun tekstdoel. Schrijvers moeten hun tekst zo opbouwen dat deze tekst ook bijdraagt aan het bereiken van het doel. Een opbouw kan dan ook verschillen afhankelijk van het doel waar het voor dient. Daarom vraag ik ook de lezer wat hij denkt dat het doel is van de tekst. En in hoeverre de tekst dat doel ook heeft bereikt. Had de tekst effectiever kunnen zijn? Zo ja, hoe dan?

De waardering is een klein onderdeel in het interview om de lezer nog eens kort stil te laten staan bij wat hij van de tekst vindt. Ze werden gevraagd om een cijfer te geven en dit cijfer te onderbouwen. Wat vinden ze van de stijl en structuur van de tekst? Daarnaast wordt ze gevraagd om feedback te formuleren voor de schrijver om op die manier een helder beeld te krijgen van de bevindingen van de lezer.