• No results found

Inhoud van IENC Inhoud van IENC

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 5.01 Inhoud van IENC Inhoud van IENC

1. Referentie

Deze procedure heeft betrekking op deel I, hoofdstuk 2, artikel 2.01, eerste lid.

2. Testmethode

a) De test wordt uitgevoerd in een laboratorium.

b) Het Inland ECDIS wordt ingesteld op de standaardbedrijfs-setup zoals gedefinieerd in artikel 4.02, derde lid, van dit deel.

c) Er wordt een IENC met alle vereiste minimumobjecten (“kaart 01”) in het Inland ECDIS geladen.

d) De AIS-protocolsimulator wordt zo geconfigureerd dat het eigen vaartuig in het midden van de IENC wordt weergegeven.

e) Alle beschikbare objecten worden getest en er wordt door middel van een visuele inspectie gecontroleerd of ze aan het vereiste testresultaat voldoen.

f) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

3. Vereiste testresultaat

De volgende objecten zijn opgenomen in de IENC en worden weergegeven door Inland ECDIS:

a) de oeverlijn (bij gemiddelde waterstand);

b) kunstwerken (zoals kribben, geleidewerken of strekdammen – in feite elke voorziening die een gevaar kan vormen voor de navigatie);

c) de contouren van sluizen en dammen;

d) de grenzen van de vaargeul;

e) geïsoleerde gevaarlijke objecten onder water in de vaargeul;

f) geïsoleerde gevaarlijke objecten boven water in de vaargeul, zoals bruggen, kabeloverspanningen enz.;

g) officiële tekens en markeringen (AtoN “aids to navigation” – navigatiehulpmiddelen) (zoals tonnen, bakens, lichtseinen en verkeerstekens);

h) de waterwegas met kilometeraanduiding;

i) de locatie van havens en overslaginstallaties;

j) referentiegegevens voor peilschalen die relevant zijn voor de scheepvaart;

k) links naar de externe XML-bestanden met de bedieningstijden van infrastructuur die een hindernis kan vormen, in het bijzonder sluizen en bruggen.

2. Testmethode

a) De test wordt uitgevoerd in een laboratorium.

b) Het Inland ECDIS wordt ingesteld op de standaardbedrijfs-setup zoals gedefinieerd in artikel 4.02, derde lid, van dit deel.

c) Er wordt een set IENC’s met meer dan één IENC-cel (“kaart 02”) in het Inland ECDIS geladen.

d) De AIS-protocolsimulator wordt zo geconfigureerd dat het eigen vaartuig in het midden van het scherm wordt weergegeven; er worden minstens twee IENC-cellen weergegeven.

e) Het updateproces wordt geïnitialiseerd met een specifieke incrementele update die betrekking heeft op een van de geladen IENC-cellen (“inc_update_file_02-01”).

f) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid, onderdeel a, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

g) Vervolgens wordt een incrementele update uitgevoerd met één bestand voor een incrementele update dat geen betrekking heeft op een van de geladen IENC-cellen (“inc_update_file_02-02”).

h) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid, onderdeel b, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

i) Er wordt nog een incrementele update uitgevoerd, dit keer met meer dan één bestand voor een incrementele update die betrekking hebben op dezelfde geladen IENC-cellen (“inc_update_file_02-03”).

j) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid, onderdeel c, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

k) Tot slot wordt het bestand met de informatie over de editie, de updates en de overlay cells geopend voor controle.

l) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid, onderdeel d, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

3. Vereiste testresultaat

a) De incrementele update die betrekking heeft (gebaseerd is) op een van de geladen IENC-cellen, wordt automatisch uitgevoerd. De procedure voor de implementatie van de updates mag de werking van het scherm dat in gebruik is, niet verstoren.

b) De incrementele update die op geen enkele geladen IENC-cel betrekking heeft, wordt geweigerd en het Inland ECDIS geeft een passende foutmelding.

Artikel 5.03

Schermoriëntering, kaartoriëntering, positionering en verschuiving

1. Referentie

Deze procedure heeft betrekking op deel I, hoofdstuk 2, artikel 2.03, tweede lid.

2. Testmethode

a) De test wordt uitgevoerd in een laboratorium.

b) Het Inland ECDIS wordt ingesteld op de standaardbedrijfs-setup zoals gedefinieerd in artikel 4.02, derde lid, van dit deel.

c) Er wordt een IENC (“kaart 01”) in het Inland ECDIS geladen. De weergave van de positie van het eigen vaartuig wordt ingeschakeld.

d) De AIS-protocolsimulator wordt zo geconfigureerd dat het eigen vaartuig in het midden van het scherm wordt weergegeven.

e) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

f) Een extern elektronisch apparaat voor positiebepaling (EPFD, Electronic Position Fixing Device), bv. een GPS-ontvanger, wordt ingesteld als positiebron.

g) De AIS-protocolsimulator wordt uitgeschakeld.

h) De GNSS-protocolsimulator wordt zo geconfigureerd dat het eigen vaartuig in het midden van het scherm wordt weergegeven, met een kleine offset van de vorige AIS-positie.

i) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

j) De AIS-protocol- en de GNSS-protocolsimulator worden ingeschakeld.

k) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

3. Vereiste testresultaat

De positie van het eigen vaartuig wordt correct weergegeven op het scherm door middel van een passend symbool wanneer het Inland ECDIS is verbonden met een Inland AIS-apparaat, een EPFD of beide.

2. Testmethode

a) De test wordt uitgevoerd in een laboratorium.

b) Het Inland ECDIS wordt ingesteld op de standaardbedrijfs-setup zoals gedefinieerd in artikel 4.02, derde lid van dit deel.

c) Het Inland ECDIS wordt ingesteld op de standaard fabrieksinstellingen.

d) Er wordt een gepaste IENC met diepte-informatie en waterstandmodel (“kaart 03”) in het Inland ECDIS geladen en in de IENC wordt van tijd afhankelijke diepte-informatie weergegeven. De huidige waterstand wordt toegepast.

e) De AIS-protocolsimulator wordt zo geconfigureerd dat het eigen vaartuig in het midden van de IENC wordt weergegeven.

f) De weergavemodus waarin Inland ECDIS opstart, wordt vergeleken met de in het derde lid, onderdeel a, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

g) De weergavemodi “basisweergave” (display base), “standaardweergave” (standard display) en “volledige weergave” (all display) worden achtereenvolgens geactiveerd. In elke modus wordt de informatiedichtheid en de van tijd afhankelijke diepte-informatie vergeleken met de in het derde lid, onderdeel b, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

h) Er wordt geschakeld van om het even welke weergavemodus naar de standaardinformatiedichtheid.

i) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid, onderdeel c, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

j) Er wordt een steekproef genomen waarbij minstens vijf willekeurige objecten van een weergavecategorie worden gekozen; er wordt gecontroleerd of hun objectklassen in overeenstemming zijn met de definities in de opzoektabellen.

k) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid, onderdeel d, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

l) Er wordt een gewenste begrenzing voor de veiligheidsdiepte ingesteld. Bekeken wordt hoe de dieptezones en begrenzingen voor de veiligheidsdiepte worden weergegeven op de kaart.

m) De verkregen resultaten worden vergeleken met de in het derde lid, onderdeel e, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

n) Er wordt een begrenzing voor de veiligheidsdiepte ingesteld die hoger is dan de werkelijke waterdiepte. De weergave in Inland ECDIS wordt vergeleken met de in het derde lid, onderdeel f, vastgelegde vereiste testresultaten om aan te tonen dat aan de vereiste is voldaan.

informatiedichtheid op dat moment wordt gebruikt, en de van tijd afhankelijke diepte-informatie in de ENC wordt onafhankelijk van de drie weergavemodi weergegeven.

c) Er kan naar elke weergavemodus worden omgeschakeld en er kan op elk moment door een enkele gebruikersactie naar de weergavemodus “standaardinformatiedichtheid”

worden omgeschakeld.

d) De objectklassen van de geselecteerde objecten zijn in overeenstemming met de definities in de opzoektabellen.

e) Er kunnen begrenzingen voor de veiligheidsdiepte worden ingesteld. De overeenkomstige dieptezones worden weergegeven overeenkomstig de ingestelde begrenzing voor de veiligheidsdiepte.

f) Als de waterdiepte lager is dan de begrenzingen van de veiligheidsdiepte, geeft Inland ECDIS hiervoor een passende waarschuwing.

Artikel 5.05