• No results found

De hooilanden, het broek en de venen

In document Prothocoll van Loenerbos (pagina 78-84)

De hooilanden en het broek

De hooilanden en het broek werden door de markegenoten duidelijk beschouwd als twee aparte gebieden (Figuur 15 p. 55). De hooilanden waren weer onderverdeeld in een gebied dat gewoon

hooilanden werd genoemd en de Goors. Wanneer echter de landschappelijke kwaliteit en het gebruik

van al deze gebieden wordt beschouwd, lijken er vrij weinig verschillen te zijn tussen de hooilanden, de Goors en het broek. Alle gebieden waren nat en werden zowel gebruikt om vee te weiden als om hout te hakken.370 In alle gebieden stond weekhout dat men mocht kappen voor eigen gebruik.371 Er stonden in ieder geval elzen, populieren en wilgen.372 Daarnaast kwamen er eiken voor, waarover verderop meer wordt uitgeweid.373 Het enige verschil lijkt te zijn dat op de hooilanden hooi werd geoogst en in het broek niet.

De hooilanden lagen langs de Oude Beek (d’Olde Beecke) (Figuur 22 p. 72).374 Het vroegere stroomgebied van deze beek is goed te volgen op de bodemkaart ( Figuur 15 p. 55, de beekeerdgronden). Het gebied was zo nat, dat toen Olivier Hackfort in 1641 een greppel wilde graven vanuit de beek om een molen van water te voorzien, hij schotten moest plaatsen naast de greppel om te zorgen dat het omliggende land niet zou overstromen.375 Ook in het broek kwamen dergelijke taferelen voor. In 1595 was de kwel enkele jaren zo hoog, dat de geërfden iedereen aanspoorden het hout weg te halen omdat het anders zou vergaan.376

Gedurende de hele 17e eeuw werden de hooilanden en het broek nauwelijks genoemd in de markeboeken. Pas aan het eind van de eeuw kwamen de Goors in de belangstelling te staan. De markegenoten waren begin jaren 1690 in de schulden geraakt en konden de verpondingen over het bos niet meer betalen aan de rentmeester van de Veluwe.377 In eerste instantie probeerden de geërfden geld in te winnen door achterstallige boetes te innen en door hun eigen maaltijd te betalen op de holtspraken.378 Toen dit onvoldoende geld bleek op te leveren, besloten zij in 1696 de hooirechten in het Goor te verpachten aan de meest betalende persoon.379 De voorwaarden voor de verpachting en de reactie daarop van de boeren die de Goors altijd hadden gebruikt, geven veel informatie over dit gebied.

De bomen die er stonden, werden gehakt door de lokale boeren, waarschijnlijk om te gebruiken als brandhout.380 Er stonden ook eiken in de Goors. Dit is merkwaardig, aangezien eiken voornamelijk op hoge droge gronden groeien en dit een laag en nat gebied was.381 Hetzelfde verschijnsel was reeds geconstateerd in het Laage Veld. Mogelijk hebben de markegenoten de eiken geteeld vanwege de hoge opbrengst van het hardhout. De markegenoten hadden namelijk nog altijd oogstrecht op eiken en beuken, zelfs als deze op particuliere gronden stonden. Zolang zij deze

370 CODA 003 inv. nr. 167 p. 24. 371 CODA 003 inv. nr. 167 p. 9-10. 372 CODA 003 inv. nr. 167 p. 24, 26. 373 CODA 003 inv. nr. 168 p. 96-97. 374 CODA 273 inv. nr. 30/2. 375 CODA 273 inv. nr. 30/2. 376 CODA 003 inv. nr. 167 p. 24. 377 CODA 003 inv. nr. 168 p. 79. 378 CODA 003 inv. nr. 168 p. 75, 76. 379 CODA 003 inv. nr. 168 p. 87. 380 CODA 273 inv. nr. 25. 381 Bijlsma (2002) 9.

72

rechten althans niet uitgaven. Bovendien is het opmerkelijk, dat toen de Goors werden verpacht, alle stompen gerooid moesten worden, maar dat de eikenstompen absoluut moesten blijven staan.382 De Goors en de andere hooilanden werden in eerste instantie gebruikt om hooi te oogsten en hout te hakken. Na de oogst deden de gebieden echter dienst als extra weidegrond. Ook toen de Goors werden verpacht, wilden de markegenoten de weiderechten behouden voor de marke.383 Er ontstond echter grote frustratie onder de boeren, omdat degenen die geen grond konden pachten niet meer konden hooien en houthakken op de verpachte gronden. Bovendien werden de gronden volgens de boeren veel slechter onderhouden na de verpachting.384 Het is onbekend hoe dit geschil is opgelost. De erfpacht werd in ieder geval goedgekeurd door zowel de boerrichter als de holtrichter en zou indien nodig met middelen rechtens worden verdedigd.385 Waarschijnlijk werden de Goors gepacht door lokale boeren. In 1810 werd althans gemeld dat het hooi werd gebruikt om runderen in de marke te voeden en om daken te dekken.386

Figuur 22: de Oude Beek, vroeger de spil van de hooilanden, is nu niet meer dan een greppel in de berm. Bron: eigen foto. 382 CODA 003 inv. nr. 168 p. 96, 97. 383 CODA 003 inv. nr. 168 p. 96, 97. 384 CODA 273 inv. nr. 25. 385 CODA 003 inv. nr. 168 p. 105. 386 CODA 003 inv. nr. 170 p. 246, 247.

73 De venen

Andere natte gebieden waren de venen. Er waren vier veengebieden binnen de marke: het Slat, de Loenense Venen, de Zilvense Venen en het Kieveen.387 In 1655-1657 zijn kaartjes gemaakt van de drie eerstgenoemde veengebieden, waardoor de ligging vrij nauwkeurig te bepalen is (Figuur 23 p. 74 en Figuur 24 p. 75).388 Een groot deel van de toenmalige kavels bestaat namelijk nog steeds (Figuur 25 p. 76).

Deze venen waren in 1634 voor een groot deel verkocht aan de Hollandse heer Marten Rutgers de Beer, alsmede enkele kleine particulieren. Volgens G.J. van der Burgt, een predikant te Loenen die veel oude bronnen van het dorp heeft bestudeerd, stond in een stuk van omstreeks 1640: “hoe dat door die opening der veenen ende andersins die Gemeinte tot Loenen so seer is

prospererende”.389 G.J. van der Burgt interpreteerde de opening der veenen als het afgraven van de venen.390 In de markeboeken zijn echter geen aanwijzingen te vinden voor grootschalige turfwinning, er was zelfs een oproep de venen zo veel mogelijk in stand te houden.391 In praktijk werd er door de

huijsluijden soms wel illegaal turf gestoken.392 Dat was ook niet zo gek, aangezien de boete maar vijf stuivers bedroeg.393 Officieel moest het veen ontwaterd worden voor de houtteelt of om het gebied als bouwland te gebruiken. Bij de aankoop kregen de kopers de plicht opgelegd graften (greppels) aan te leggen om het veen te ontwateren.394 Deze afwatering geschiedde op beekjes zoals het Stroobroeker Beekje (het Strobroek lag tussen de Horst en het Loenense Veen (Figuur 15 p. 55).395 Indien nodig mochten zij de grond ophogen of egaliseren.

De pachters van de venen mochten alle soorten hout planten, behalve eiken- en beukenhout.396 Juist dat hout was blijkbaar het meest lucratief. De eigenaren van de venen vroegen in 1651 het recht aan eiken en beuken te poten op de venen en naar eigen believen te oogsten, wat tegen de gewoonte werd toegestaan door de geërfden. Om zeker te zijn van deze oogstrechten, stonden de eigenaren er op dat deze rechten werden vastgelegd in hun koopcedulen.397 Blijkbaar stonden er al eiken op de veengronden toen dit recht werd verleend. De kopers begonnen namelijk direct te oogsten. De geërfden schrokken hier van en stonden niet toe dat alle eiken die al vanouds aanwezig waren in de venen tot aan het bos werden weggekapt. Reeds gekapte bomen moesten worden vergoed.398 Het feit dat er eiken aanwezig waren in de venen vóórdat ze werden verkocht en ontwaterd, toont aan dat de venen nooit erg nat geweest kunnen zijn. Eiken groeien normaal gesproken alleen op droge zandgronden.399

De venen waren vanaf 1634 voldoende ontwaterd om er vee te houden. Dr. Adam Huijgens bezat enige stukken veen, waar hij zijn schapen, koeien en paarden hield, wanneer zij niet op de groenlanden werden geweid. Hij wilde het veen in 1663 nog verder ontwateren, om zijn vee ook te

387 CODA 003 inv. nr. 167 p. 462.

388

CODA 273 inv. nr. 38/2.

389 Van der Burgt (1953) 28, 66.

390 Van der Burgt (1953) 28.

391 CODA 003 inv. nr. 167 p. 462. 392 CODA 003 inv. nr. 168 p. 81, 84. 393 CODA 003 inv. nr. 168 p. 87. 394 CODA 003 inv. nr. 167 p. 456-458. 395 CODA 273inv. nr. 43/8. 396 CODA 003 inv. nr. 167 p. 456-458. 397 CODA 003 inv. nr. 167 p. 264-266. 398 CODA 003 inv. nr. 167 p. 478-479. 399 Bijlsma (2002) 9.

74

kunnen weiden op het veen. 400 Kopers van venen, die geen geërfde waren, kregen overigens geen rechten om op de gemene velden te weiden. Er mocht alleen veen gebruikt worden van dezelfde kwaliteit als op het gekochte land en hooi mocht alleen gebruikt worden als er dat jaar voldoende aanwezig was.401

Er was wel een hoge bevolkingsdruk in de marke. Er woonden rond 1650 circa 2,9 personen/ha bouwland, terwijl er in Apeldoorn en Beekbergen respectievelijk circa 2,2 en 2,4 personen/ha woonden.402 De marke lijkt inderdaad tot bloei te zijn gekomen ten tijde van de veenontginning, zoals het citaat van Van der Burgt vermeldt. De reden is echter onduidelijk, aangezien turfwinning verboden was en de gronden door de kopers zelf gebruikt werden. Mogelijk leverde de ontginning tijdelijk veel werk op. Ook kan de ontwatering van de venen voor een betere ontwatering in de gehele omgeving hebben gezorgd. Het aangrenzende Laage Veld verdroogde in de 18e eeuw en vlak ten noorden van de venen ontstond een hardnekkige zandverstuiving (zie §5.3), maar mogelijk was de ontwatering aanvankelijk gunstig.

Figuur 23: de venen in de marke van Loenen en Zilven 1655-1657. De tekst in blokletters is door mij geplaatst naast de geschreven tekst op de kaart. Bron kaart: CODA 273 inv. nr. 38/2.

400 CODA 273 inv. nr. 43/9. 401 CODA 003 inv. nr. 167 p. 462. 402 Kemperink (1993) 84, 85.

75

Figuur 24: de verdeling van de Loenense Venen, 1664. De gebieden aangeduid met A zijn van Burgemeester Brunis, die met B zijn van Stadhouder Russel en die met C van Doctor Adam Huijgens. Bron kaart: GA 0145 AKV 439.

76

Figuur 25: de venen op de hedendaagse kaart. Een deel van de toenmalige kavels is nog goed herkenbaar. De kavels in het Slat zijn deels verlegd. Eigen bewerking van topografische kaart 1995. Bron: www.watwaswaar.nl

77

In document Prothocoll van Loenerbos (pagina 78-84)