• No results found

7 Vuurstenen artefacten en aardewerk

7.7 Het gebruik van aardewerk in een heiligdom

Hoe moeten we nu het gebruik van aardewerk in een heiligdom interpreteren? Op basis van het aardewerkbestand in Empel besluit Klomp (1994) dat hier rituele feestmaaltijden plaatsvonden, mogelijk tijdens religieuze feestdagen. Dit ging gezien het grote percentage bekers en schenkwaar tevens gepaard met drinkactiviteiten. Feestmaaltijden en drinkgelagen vormden in de Keltisch-Ger-maanse en Romeinse wereld het decor waarin de cultusgemeenschap en godheid gestalte kreeg. Ook in de Vroege Middeleeuwen was het offermaal nog van groot belang bij de heidense cultussen (Dhondt, 2001). Het eten en drinken naast heiligdommen kwam veelvuldig voor. Aan de goden werd voedsel geofferd en het was het nog de gewoonte om op de goden heildronken uit de brengen.

Of het aardewerk in Brogel ook als zodanig geïnterpreteerd moet worden, blijft onduidelijk. Wel lijkt ook hier een relatief groot deel van het aardewerk in verband te staan met het transport en consu-meren van drank (bekers, kruiken). In ieder geval bleef een groot deel van het aardewerk na deze activiteiten achter op het heiligdom. Dit ‘afval’ bevindt zich enigszins bevreemdend te midden van de geofferde metalen votiefobjecten, wat het offeren van voedsel en drank niet uitsluit. Dit gebruik komt nog steeds voor bij religies geïnspi-reerd op het animisme (figuur 7.10).

Opmerkelijk is bovendien dat in Brogel diverse scherven secundair verbrand zijn. Zo zijn de meeste scherven uit grondspoor S 20, te midden van de votiefconcentratie op locatie 52399, dui-delijk oververhit. Eén kruikbodem (vondstnr. 425) uit deze kuil is secundair verbrand, waardoor het centrale, dunste bodemfragment mogelijk gesprongen is (figuur 7.11). Anderzijds betreft het mogelijk ook een secundaire doorboring, hetgeen kan duiden op plengoffers (mondelinge medede-ling A. Vanderhoeven). De verklaring voor een dergelijke secundaire verbranding staat mogelijk Figuur 7.10. Het offeren van voedsel bij een

in verband met het uitgevoerde ritueel. Vuur speelde waarschijnlijk een prominente rol in de rituele expressie (zie ook Kaliff, 2011). Het secundair verbranden van aardewerk na gebruik blijkt al veel-vuldig voor te komen in de IJzertijd (‘een vurig afscheid’: Van den Broeke, 2002). Ook in Brogel zijn diverse protohistorische scherven secundair verbrand, hoewel de beperkte aantallen hiervan niet specifiek een ritueel karakter hoeven te hebben. Ook in de vroeg-middeleeuwse Indiculus supersti-tionem et paganiarum (bijlage 3) wordt het belang van vuur voor de ‘heidenen’ aangehaald. Verder kan ook de grote verspreiding van twee fragmenten die tot dezelfde kurkurn behoren (waar-van er één secundair verbrand lijkt te zijn: zie § 7.5.4), met een rituele vernietiging verband houden. Zoals vermeld (hoofdstuk 5), is het intentioneel breken van aardewerk ook vastgesteld op de cul-tusplaats van Hoogeloon (Slofstra & Van der Sanden, 1987). Hoewel het ritueel ‘vernietigen’ van metalen offergaven al bekend is vanaf de Bronstijd, kent mogelijk ook het intentioneel breken van aardewerk al een oudere traditie. Zo bleken bijvoorbeeld in Ittervoort diverse fragmenten van een uitzonderlijke ‘etagepot’ uit de IJzertijd, waarschijnlijk geïnspireerd op Etruskisch voorbeeld, gede-poneerd in diverse kuilen met een onderlinge afstand van circa 34 m (Drenth e.a., 2007).

7.8 Besluit

De aanwezigheid van vuurstenen artefacten duidt er op dat al jager-verzamelaars uit het Meso-lithicum vertoefden aan de rand van de A-beek. Ook artefacten van meer sedentaire groepen uit Figuur 7.11. Gladwandige kruikbodem (vondstnr. 425) uit offerkuil S 20. Door de

het Neolithicum en waarschijnlijk ook de Bronstijd zijn op de site aangetroffen. Of enkele scherven handgevormd aardewerk met een grove (witte) kwartsmagering tot deze laatste gemeenschappen behoren, is nog onduidelijk.

Zowel de aanwezigheid van grondsporen als de verspreiding van handgevormd aardewerk uit de Late Bronstijd/IJzertijd lijkt te duiden op nederzettingsresten in het zuidelijke deel van locatie 700355. Opmerkelijk is dat deze resten buiten het latere heiligdom lijken te liggen. Het aardewerk uit de Romeinse tijd dat op deze locatie is aangetroffen, kan in verband gebracht worden met de zuidelijke rand van deze cultusplaats. Dit aardewerk dateert vooral uit de 1e eeuw na Chr., maar ook latere baksels uit de 2e eeuw zijn aanwezig.

Op locatie 52399 is te midden van de latere votiefconcentratie een cluster scherven van een pot uit de Midden of Late Bronstijd aangetroffen. De aanwezigheid van een ouder graf kan vooralsnog niet bewezen worden, maar wordt gezien het belang van de vooroudercultus niet uitgesloten. In tegenstelling tot locatie 700355 is relatief veel aardewerk uit de Romeinse tijd aanwezig. Ook hier zijn vooral baksels uit de 1e eeuw vertegenwoordigd. Aardewerk uit de 2e eeuw komt wel nog met zekerheid voor. Op basis van de voorlopige gegevens lijkt in Brogel vroeger aardewerk gedepo-neerd dan op de nabijgelegen cultusplaats van Wijshagen de Rieten.

De vondst van aardewerk op cultusplaatsen wordt in verband gebracht met rituele feestmaaltijden, drinkactiviteiten en offeringen. Door het fragmentarische karakter van het aardewerk in Brogel kan de functie van de meeste aardewerkcategorieën niet worden achterhaald. Alleszins lijkt hier een relatief groot deel van het aardewerk in verband te staan met het transport en consumeren van drank. Dit aardewerk werd blijkbaar te midden van de overige votiefobjecten achtergelaten. Opmer-kelijk is bovendien dat diverse scherven een secundaire verhitting hebben gekend. De verklaring voor een dergelijke secundaire verbranding staat mogelijk in verband met het uitgevoerde ritueel. Een ‘vurig afscheid’ van aardewerk blijkt bijvoorbeeld veelvuldig voor te komen in de IJzertijd. Ook de grote verspreiding van de twee scherven van dezelfde kurkurn kan met een rituele vernietiging in verband staan. Op de cultusplaats van Hoogeloon is namelijk het intentioneel breken van aar-dewerk vastgesteld. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of dergelijke praktijken ook in Brogel plaatsvonden.

Tot slot dient opgemerkt te worden dat geen vondsten zijn aangetroffen die duiden op een monu-mentale ontwikkeling van het heiligdom. De cultusplaats van Brogel bleef waarschijnlijk gedurende zijn hele bestaan een openluchtheiligdom of een heiligdom met bescheiden allure.

8 Munten

8.1 Inleiding

Munten worden in grote aantallen aangetroffen in heiligdommen. Dat is grotendeels te verklaren doordat munten werden onttrokken aan de circulatie door ze als votiefobject te offeren, maar moge-lijk vonden op deze locaties ook handelsactiviteiten plaats. In Brogel nemen munten dan ook een belangrijke plaats in bij de votiefoffers (bijlage 7). In totaal zijn hier 213 munten aangetroffen. Met uitzondering van tien munten dateren ze vanaf het eind van de IJzertijd tot in de Romeinse tijd.

Na een korte uiteenzetting van de muntcirculatie in de Late IJzertijd en Romeinse tijd wordt in dit hoofdstuk een globale analyse van de munten weergegeven. Ook zal een korte vergelijking worden gemaakt met de munten van het nabijgelegen heiligdom Wijshagen De Rieten.