• No results found

Het Curaçaose familiesysteem en matrifocaliteit

In document Di mi ta di bo (pagina 49-52)

6. Matrifocaliteit & Seksualiteit in de Curaçaose samenleving

6.1 Het Curaçaose familiesysteem en matrifocaliteit

Het Curaçaose familiesysteem kenmerkt zicht door de centrale positie die de vrouw inneemt in het gezinsleven. Het grote aantal vrouwelijke hoofden van huishoudens is hier een

illustratie van. Een cultuur waarbij de vrouw zo’n centrale positie in het gezinsleven inneemt wordt matrifocaal genoemd. In zijn studie naar familierelaties in een afro-Guineese

gemeenschap, introduceerde Smith in de jaren ’50 voor het eerst dit begrip. In eerste instantie verwees hij hiermee naar huishoudens waar de man als hoofd van het huishouden ontbrak. Hij schaafde deze definitie later bij; matrifocaliteit werd een cultuurkenmerk dat zich over alle gezinstypen uitstrekt. Volgens Rowley onderscheidt het matrifocale familiesysteem zich door de mate waarin vrouwen cultureel en in het dagelijks leven centraal staan binnen hun

verwantschapsgroep.

Matrifocality implies a cultural and effective centrality of women in their kinship group (Rowley, 2002:24).

Keller stelt dat een matrifocaal gezin in zijn meest typerende vorm bestaat uit een moeder, haar eventuele partner (die niet de vader van haar kinderen hoeft te zijn), haar jonge kinderen, haar niet met een partner samenwonende zonen en één of meer volwassen dochters met hun kinderen. Ook andere (maternale) verwanten kunnen volgens Keller tot het gezin behoren (Keller 1985 in Van Dijke et.al., 2002: 171). In het matrifocale familiesysteem zijn vrouwen verantwoordelijk voor de verzorging en de opvoeding van de kinderen en vaak ook voor het kostwinnerschap. De rol van mannen binnen het matrifocale familiesysteem is dan ook marginaal. Omdat zowel familie als een nieuwe partner kan helpen bij de opvoeding en het grootbrengen van de kinderen, wordt de partner als vervangbaar gezien. Tanner beschrijft dat de bijdragen van mannen echter wel sterk gewaardeerd worden (Tanner, 1974: 131). Een huishouden met een inwonende mannelijke partner wordt latent matrifocaal genoemd, dat manifest wordt op het moment dat de relatie wordt beëindigd. De vrouw anticipeert op de

kans dat de man haar zal verlaten en stelt zich vaak zelfstandig op, door bijvoorbeeld haar eigen inkomen te genereren (Buschkens, 1973:7). Ik sprak met Grace over haar eerste huwelijk en over de scheiding van haar eerste man. Zij is moeder van vier kinderen, verwekt door drie verschillende vaders. Toen ze 21 was trouwde ze met haar eerste man, maar ze is altijd blijven werken. Haar echtgenoot stelde haar voor om naar Nederland te verhuizen, maar vlak voordat ze vertrokken bleek dat hij vreemdging met een andere vrouw. Grace vertelde me dat ze zo blij was dat ze altijd haar eigen werk gehouden heeft.

Hij zei,“Hou op met werken en dan gaan we naar Nederland en dan ga ik een huis voor je zoeken”. En dat zit in je hoofd, want je bent nooit naar Nederland gegaan, en je bent blij. En weet je, ik dank God dat vrienden van het werk mij zeiden, “De laatste werkdag vertel je het je baas, niet eerder”. Ik ben zo blij dat ik het niet eerder heb gezegd. En God dank dat ik dat (dat haar man vreemdging) heb gehoord. Anders had ik geen werk en mijn kinderen moesten eten.

Je weet het, God is groot. En hij geeft kracht om door te gaan.

In de Curaçaose matrifocale samenleving is ‘alleenstaand’ moederschap op zowel normatief als praktisch niveau geïntegreerd (Van Dijke et.al., 1990: 147). Bij de afwezigheid van de vader gelden oudere zonen, maar ook broers van de moeder als gezagsfiguren in huis (Smith, 1996). Doordat vrouwen vaak economisch verantwoordelijk zijn voor het huishouden, zullen zij aan het werk gaan wanneer zij geen (financiële) ondersteuning hebben van een partner.

Vaak schieten er dan (groot)- moeders, zussen of tantes - die soms ook in huis komen wonen - te hulp. Van Dijke et. al. beschrijven dat in het Antilliaanse familiesysteem familienetwerken met name voor ‘alleenstaande moeders’ van groot belang zijn. Het familienetwerk verschaft hen onderdak en het wonen in familieverband drukt de kosten van huisvesting, elektra, water en andere woonkosten. In deze huishoudens leven drie of zelfs vier op matrilineaire wijze verwante generaties samen (Buschkens, 1973:7). Dit was ook het geval bij verschillende respondenten met wie ik gesproken heb. Bianca (20) heeft vijf jaar een relatie. Ze heeft een zoontje met haar vriend, maar woont nog bij haar moeder in huis. Haar moeder is pas

gescheiden en als Bianca naar school gaat, dan past zij op haar kleinzoon. In de middagen, als Bianca terug is van school dan gaat haar moeder aan het werk. Bianca vertelt het volgende over moederschap:

Als je grotere zussen hebt en je krijgt nu een baby, dan heeft de moeder niets meer te doen.

Die grote zussen doen alles. Ik heb een tante en ik heb ook een nicht en zij is nu zes. Maar ze

heeft er drie (kinderen) en mijn grotere nicht doet alles voor de kleintjes. De moeder en haar man willen naar een feest, geen probleem, ze gaan.

Ook Marusjka (30), een vrouw van dertig, woont samen met haar dochtertje (6) bij haar moeder in huis. Ze heeft op het moment een relatie met een man, maar hij is niet de vader van haar dochtertje. Ze wil graag met hem gaan samenwonen en een tweede kindje krijgen, maar eerst nog wat geld verdienen. De halfbroer van Marusjka is terug uit Nederland. Hij woont nu bij zijn moeder en halfzus in huis, waar hij pastechi’s (pasteitjes) maakt om te verkopen.

Wekker beschrijft dan ook dat in het matrifocale familiesysteem meer waarde wordt gehecht aan de bloedbanden dan aan de band met een partner (Wekker, 1994). Ook als men niet bij de familie inwoont, biedt het familienetwerk hulp en verlichting bij de opvang en opvoeding van kinderen. Daarnaast voorziet het in andere materiële en ook immateriële behoeften zoals aanspraak, gezelligheid, herkenning en erkenning (Van Dijke et.al. 1990: 95). De relatie met de familie van de vader is over het algemeen minder intensief dan met de familie van de moeder. Familienetwerken zijn nauw verbonden aan moederschap, dit is dan ook van groot belang in het matrifocale familiesysteem. Op Aruba en Curaçao worden kinderen van oudsher gezien als een ‘verzekering’ voor de toekomst. Maar de wens en de vanzelfsprekendheid moeder te worden is niet alleen economisch te verklaren; moederschap wordt ervaren als een verrijking van het leven en vrouwen verwerven status en respectabiliteit door het krijgen van kinderen (Van Dijke, 1990: 152).

Grace vertelde me dat ze blij is met haar nieuwe vriend; de vader van haar jongste zoontje. Ze geeft echter wel aan dat haar kinderen belangrijker zijn dan een partner en dat ze pas met iemand samen wil zijn als hij haar kinderen accepteert, ook al is hij niet de vader.

Als je houdt van mijn kinderen, dan kan je ook van mij houden. Als je niet van ze houdt, dan ook niet van mij. Eerst komen mijn kinderen, en dan komt de rest. Alle problemen komen door mannen!

Terborg beschrijft dat in veel studies de relatie tussen moeders en dochters sterk wordt geïdealiseerd. Volgens Terborg werpt dit een onvolledige blik op deze specifieke

verwantschapsverhouding. Ze vertelt dat haar afro-Surinaamse respondenten juist blijk gaven van een sterke ambivalentie in de moeder-dochterverhouding (Terborg, 2002: 97). Mannen waren juist vrij consistent over hun (positieve) relatie met hun moeder.

Vrouwen zijn vaak economisch verantwoordelijk voor het huishouden. Hierdoor zullen zij aan het werk gaan wanneer zij geen (financiële) ondersteuning (meer) hebben van een partner.

Doordat vrouwen vaak economisch verantwoordelijk zijn, maar ook belast zijn met de zorg voor kinderen is het voor veel vrouwen moeilijk om rond te komen. We zagen net al dat het juist de vrouwen zijn die vaak werkloos zijn en door de zorg voor de kinderen vaak niet de ruimte hebben bij te verdienen. Mede door de lage onderstand, zijn vrouwen dus vaak genoodzaakt via informele manieren aan hun geld te komen. Het verlenen van seksuele diensten als overlevingsstrategie is één van deze mogelijkheden. Hier kom ik in hoofdstuk acht op terug.

Alberts beschrijft dat er drie relatiepatronen op Curaçao zijn, te weten het huwelijk, de kompaña (het samenwonen) en de bibá (de bezoekrelatie). Dit komt overeen met de drie vormen van seksuele relaties die Buschkens in 1973 benoemde, het huwelijk, het concubinaat en de bezoekrelatie. De bibá, oftewel de bezoekrelatie, is volgens Alberts de meest

vrijblijvende relatievorm. Man en vrouw leven niet samen en de man kan relaties met

meerdere vrouwen tegelijkertijd onderhouden. De vrouwen die de man buiten zijn relatie om bezoekt worden ook wel een byside genoemd. In de kompaña is de vrouw het hoofd van het huishouden. De man levert soms een financiële bijdrage, maar onderhoudt niet het hele gezin.

Het huwelijk gaat gepaard met een zekere financiële welvaart. Mensen trouwen dan ook vaak op latere leeftijd, als er al kinderen zijn en de man in staat is zijn vrouw en kinderen financieel te onderhouden. Alberts beschrijft dat dit met name voor mannen uit een lagere

sociaaleconomische omgeving moeilijk haalbaar is. Zoals Buschkens ook aangeeft, hebben vrouwen op Curaçao vaak meerdere relaties of affaires voordat zij op latere leeftijd in het huwelijk treden. Het huwelijk is volgens Buschkens dan een bekroning van haar seksuele carrière en moederschap en verleent haar meer status dan samenwonen zonder getrouwd te zijn.

In document Di mi ta di bo (pagina 49-52)