• No results found

Het beleg van Alesia

In document Romeinse Militaire Virtus (pagina 44-66)

In dit hoofdstuk zullen we virtus analyseren tijdens het beleg van Alesia. In het vorige hoofdstuk kwamen een paar zeer interessante punten naar voren. Deze punten betroffen vooral de virtus getoond door de Romeinse legionairs en wat hiermee bereikt werd. De vraag is hoe deze punten bij het beleg van Alesia naar voren kwamen, of dat we hier een heel andere situatie zien ontstaan. De vraag die centraal staat in dit hoofdstuk luidt als volgt: op welke manieren werd virtus getoond bij het beleg van Alesia? Deze vraag is bijna hetzelfde geformuleerd als die van het vorige hoofdstuk, maar dit is de bedoeling omdat wij dezelfde punten proberen te achterhalen.

De opbouw van dit hoofdstuk volgt de opbouw van het vorige hoofdstuk. We zullen eerst kijken naar de staat van het historiografisch debat omtrent het beleg van Alesia. De belangrijkste punten van het debat zullen we hier ten spraken brengen. Daarnaast zullen de archeologische vondsten ook weer besproken worden als onderdeel van het historiografisch debat en hoe dit zich verhield tot virtus. In het gedeelte dat hier op volgt zal weer gekeken worden naar de plek van het beleg in de Bello Gallico.120 Dezelfde punten als in het vorige hoofdstuk zullen weer behandeld worden.

We zullen kijken naar het belang van het beleg binnen de literaire context, de militaire context en de personages die genoemd worden in het beleg. Het doel van deze sectie is om de context te geven van het beleg waarin de virtus geanalyseerd kan worden.

In het laatste gedeelte van het hoofdstuk zullen we weer het beleg gedetailleerd bestuderen en de instanties van virtus. Nu we een aantal punten uit de vorige casestudie gehaald hadden kunnen we extra aandacht vestigen op deze punten. Dit betekent dat we in deze casestudie extra goed letten op het feit of virtus wordt gebruikt voor complete legereenheden, welke virtus de genoemde Romeinen krijgen toegedicht en hoe deze casestudie past in het idee van Rigsby over de militair technische gelijkheid van de twee partijen.121 De hoop is dat deze casestudie helpt bij het verder uitbreiden van de punten die voortkwamen uit het vorige hoofdstuk.

Staat van het debat

In dit gedeelte zullen we kijken naar het historiografisch debat omtrent het beleg van Alesia. Het beleg van Alesia neemt in de Europese, Romeinse en Franse geschiedenis een belangrijke plek in. De opstand van Vercingetorix was een mogelijkheid voor het vormen van een natie. De verschillende stammen waren verenigd tegenover een buitenlandse veroveraar. Het beleg van Alesia was het einde van de opstand van Vercingeorix zoals wij weten vandaag de dag, maar in 52 v.Chr was dit nog niet duidelijk.

120 Caesar. BG. 7.69-74, 78-89.

121 A.M. Rigsby, Caesar in Gaul and Rome. War in Words (Austin 2006) 73-78

45 In 52 v.Chr was echter alles mogelijk. De veroveringen van Caesar konden nog teniet worden gedaan en Vercingetorix kon de overwinning behalen tegen de Romeinse bezetter.122

De locatie van Alesia werd samen met die van Gergovia en Avaricum geïdentificeerd door Napoleon III in 1864. Deze plek ligt in de buurt van het moderne dorpje Alise-Sainte-Reine in de Franse regio Bourgondië. De archeologische opgravingen rondom Alesia zijn al een lange tijd bezig. Deze begonnen in 1886 onder Napoleon III. Hij reconstrueerde de opgraving trouw aan de hand van de teksten van Caesar. Napoleon III wilde dit net zoals bij Avaricum gebruiken voor het versterken van de Franse Nationale identiteit. De opgravingen werden ook sterk geleid door de beschrijving van de Bello Gallico. Dit is echter niet terug gevonden in de opgravingen.123 We zullen bespreken hoe het debat rondom deze ideeën is ontwikkeld.

Het debat rondom de locatie van Alesia was een beladen debat. Opgravingen werden na de identificatie van de site uitgevoerd en vonden verschillende Romeinse en Gallische voorwerpen. Deze voorwerpen bestonden uit harnassen, munten, wapens en de restanten van loopgraven. De Franse autoriteiten waren overtuigd en hadden geld uit getrokken voor een museum op deze plek. Er werd 75 miljoen euro uitgetrokken voor de bouw van de historische centrum. Dit betekende dat het naast een historisch belang ook een economisch belang gekoppeld werd aan de locatie aangewezen door Napoleon III. In 1962 werd echter een andere locatie geïdentificeerd door de Franse archeoloog Andre Berthier in de buurt van Geneve in de Jura regio. Deze locatie voldeed aan de beschrijvingen van Caesar, maar ze beweerden ook restanten van een Keltische nederzetting en een Romeins belegeringskamp gevonden te hebben. Daarnaast waren er ook restanten gevonden van Romeinse.

Gallische en Germaanse paarden. De strijd zal doorgaan tot de plek geïdentificeerd door Berthier opgegraven wordt, maar voor nu wordt de plek bij Alise als echt erkend door velen.124 Ik durf zelf niet expliciet te zeggen welke plek de echte locatie is, maar voor dit onderzoek zal ik uitgaan van de plek bij Alise-Sante-Reine. Deze plek wordt ondersteund door velen archeologen en historici, daarom heb ik ervoor gekozen om deze plek te analyseren. Ik ben er wel van op de hoogte hoeveel invloed grote hoeveelheden geld kunnen hebben op het bepalen van wat de waarheid is.

Het is echter wel duidelijk dat een hoop van dit debat berust op de gevonden archeologische restanten en de missende archeologische restanten. Een probleem met de archeologische opgravingen en de interpretatie hiervan is te danken aan Caesar en Napoleon III. Ik zal zo kort het probleem met de beschrijving van Caesar bespreken aan de hand van de archeologische vondsten. Het

122 J. Sadler & R. Serdiville, Caesar’s Greatest Victory. The Battle of Alesia, 52 BC (Oxford 2016) 13-15.

123 J. Sadler & R. Serdiville, Caesar’s Greatest Victory. The Battle of Alesia, 52, 18-19; D.B. Campbell, Apsects of Roman siegecraft (Glasgow 2002) 104.

124 J. Sadler & R. Serdiville (Oxford 2016) 26-29; H. Schofield, ‘France’s ancient Alesia dispute rumbles on’

BBC News (Paris, 27August 2012) https://www.bbc.com/news/world-europe-19167600 . Opgehaald:

5/01/2021.

46 probleem dat Napoleon III had gecreëerd was dat hij de locatie bezocht met de Bello Gallico in de hand.

Napoleon III creëerde een reconstructie aan de hand van het werk van Caesar. De belegeringswerken beschreven door Caesar werden direct gekopieerd, maar deze reconstructie kwam niet overeen met wat gevonden werd bij archeologische opgravingen.125

Het begin van de belegering wordt door Caesar beschreven in caput 69. Hij stelt dat meerdere grote troepen kampen en 23 kleinere forten worden gebouwd. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd voordat de fameuze complete omheining voltooid werd. Het doel van deze forten en kampen was aan de ene kant om de Romeinse legionairs een veilig onderkomen te geven en aan de andere kant om uitvallen en foerageren van de Galliërs te stoppen. Het bouwen van deze forten was vaak de eerste stap bij het belegeren van een stad of fort. De aantallen die door Caesar genoemd komen echter niet overeen met de archeologische vondsten.126

Napoleon III volgde de beschrijving van Caesar tot de letter en creëerde deze 8 kampen en 23 forten. De acht

kampen kregen letters

toegewezen om ze te markeren.

Deze letters waren A tot D, G tot I en K. De forten werden genummerd.127 De kampen en de forten zijn terug te zien op figuur drie. Latere historici en archeologen

vonden deze kampen niet terug in de archeologische vondsten. De kampen en forten van Napoleon III werden daarom nog eens goed onder de loep genomen. Over het bestaan van Kamp D wordt al langer getwijfeld. Het werk van Harmand uit 1967 verklaart dit aan de hand van het ontbreken van

125 D.B. Campbell, Apsects of Roman siegecraft, 104.

126 Caesar. BG. 7.69; G. Davies, Roman Siege Works (Gloustershire 2006) 46.

127 D.B. Campbell (2002) 104.

Figuur 3: Het beleg van Alesia met de verschillende kampen en forten

47 archeologisch bewijs.128 Daarnaast wordt tegenwoordig het bestaan van kampen G, H en K ook betwijfeld. Het is nu het meest waarschijnlijk dat er zes kampen waren. Op de Montagne de Bussy waren kampen C, 15 en 18 te vinden en op de Montagne de Flavingy de kampen A, B en 11. Dit was volgens Bénard om uitkijkpunten te creëren die gericht waren tegen Alesia.129 Het bouwen van zoveel kampen en forten was in mijn ogen ook overbodig vanwege de omheining die geconstrueerd wordt door de troepen van Caesar.

De omheiningen die door Caesar beschreven wordt zijn in één woord gigantisch. Een reconstructie hiervan is te zien op figuur 4. Er werd eerst een greppel van vier meter diep gegraven.

De rest van de werkzaamheden werd een stuk verderop uitgevoerd. De eerste greppel was om de vijand te vertragen. Caesar groef nog twee greppels van zes meter diep en vier meter breed. De middelste van deze greppels werd met water gevuld. De achterste greppel werd versterkt met een drie meter hoge palissade en aarden wal. Elke 24 meter werd ook een toren geplaatst. Tussen de middelste- en de achterste greppel werden

anti-infanterie obstakels geplaatst. Deze omheining was gericht naar Alesia om de verdedigers binnen hun muren te houden. In deze belegering werd deze omheining echter ook gekopieerd en naar buiten gericht om aanvallende Galliërs af te weren. Deze hele linie strekte zich 118 meter voor de muur uit.130 Caesars beschrijving laat het lijken alsof deze omheiningen rondom het hele Romeinse kamp waren geplaatst. Een uniforme barrière die de Romeinse legionairs bewaakten.

Het archeologische bewijs sluit echter niet aan bij deze beschrijving. Bénard stelde dat Caesar hoogstwaarschijnlijk een opsomming had gegeven van de collectie van de verdedigingswerken en omheiningen. Caesar plaatste het allemaal bij elkaar waardoor het leek alsof het een continuïteit was rondom de hele linie.131 Daarnaast was de realiteit niet van het hoogste belang voor Caesar. Hij probeerde zichzelf op te hemelen en de realiteit was daarbij niet altijd van belang.132 Het was een

128 J. Harmand, Une Campagne Césarienne: Alésia (Parijs 1976) 215-217.

129 J. Bénard, , ‘Alésia. Du mythe a l’archéologie’, Reddé (1996) 48-49.

130 Caesar. BG. 7.72-74; Campbell (2002) 105-107.

131 J. Bénard, , ‘Alésia. Du mythe a l’archéologie’, 59; Campbell (2002) 111.

132 J. Sadler & R. Serdiville (Oxford 2016) 28-29.

Figuur 4: Reconstructie van de Romeinse muur bij Alesia. Op de voorgrond zijn de infanterieobstakels te zien.

48 middel om zijn virtus te vergroten. De verschillende beschreven aspecten van de omheining werden teruggevonden door verschillende archeologen. Deze gevonden aspecten vormden samen echter niet de complete linie die door Caesar beschreven werd. De vindingen op de Mont Réa was een voorbeeld hiervan, want hier werden verschillende fases van constructie gevonden. In de eerste fase werd alleen een greppel gegraven van 330 centimeter breed en tachtig centimeter diep gevuld met water. Deze greppel komt niet overeen met de door Caesar genoemde dimensies. Daarnaast was er ook een basis gevonden voor een palisade. In een tweede bouwfase werd een andere greppel gevonden van 385 centimeter breed en 150 centimeter diep samen met de restanten van een wal die in de greppel waren gevallen. In deze muur werden ook nog verschilleden torens geplaatst die waarschijnlijk projectielwapens bevatten. Voor deze muur waren naast de greppel ook nog anti-infanterie obstakels geplaatst. 133 Het analyseren van anti-infanterie obstakels is erg lastig vandaag de dag door erosie die ontstaan is gedurende de lange tijdsperiode.134

De archeologische vondsten kwamen niet overeen met de beschrijving van Caesar. De archeologische voorbeelden die ik net heb aangedragen ondersteunen dit. Het voorstel van Bénard is in mijn ogen dan ook zeer logisch. Caesar probeerde niet een documentatie te maken als een historicus zou doen, maar hij probeerde zichzelf en zijn acties te legitimeren. Hij schreef voor een contemporain publiek dat niet geïnteresseerd was in een complete analyse van de belegeringswerken. Caesar gebruikte de soldaten termen ook om een afstand te scheppen tussen zijn publiek en de gebeurtenissen in het werk.135 Het betekende wel dat de belegeringslinies die beschreven werden door Caesar enigszins overdreven waren, net zoals bij de aanvalsramp tijdens het beleg van Avaricum. Het is echter aannemelijker dat hier meer een literair stilistisch thema werd gebruikt dan dat er expres overdreven werd. Het helpt echter nog steeds met het vergoten van zijn virtus, want het toont weer de omvang van de belegeringswerken die hij laat bouwen.

Het historiografische debat omtrent het beleg van Alesia is sterk gefocust op de locatie van de stad, het archeologisch bewijs en de beschrijving van Caesar in de Bello Gallico. In mijn ogen was de beschrijving die Caesar gaf van zijn belegeringswerken accuraat, maar hij heeft een opsomming gegeven om zijn publiek geïnteresseerd te houden en zijn eigen virtus te vergroten. De belegeringswerken waren kleiner dan beschreven door Caesar. Dit zal verder aan bod komen als we virtus tijdens het beleg analyseren. We gaan eerst kort het beleg van Alesia in de context van de Bello Gallico plaatsen.

133 Campbell (2002) 109.

134 G. Davies, Roman Siege Works, 78.

135 J. Sadler & R. Serdiville (Oxford 2016) 26-27; C.S. Kraus, ‘Bellum Gallicum’, 173 in: M. Griffin, A Companion to Julius Caesar (Chichester 2009) 159-175.

49

Het beleg in de Bello Gallico en de Gallische Oorlogen

Het beleg van Alesia speelde een belangrijke rol in de Bello Gallico en de hele Gallische Oorlogen.136 We zullen drie punten bespreken in deze sectie. We zullen eerst kijken hoe het beleg past binnen het literaire werk. We zullen hierbij kijken naar de spanningsopbouw en hoe het beleg van Alesia in Caesars beschrijving past. Daarna zullen we kijken hoe het beleg in de militaire campagne van Caesar past en in de bredere Gallische Oorlogen. Hier zullen we vooral kijken welk militair doel Caesar probeerde te bereiken met dit beleg. Als laatst zullen we kijken naar de personages die bij naam genoemd worden tijdens het beleg. Dit doen we om te kijken hoe sterk hier individuele rollen naar voren komen bij het beleg, want bij Avaricum waren het vooral de Romeinse legioenen en Gallische krijgers als een geheel die de hoofdrol speelden. Na deze analyse zullen we virtus bij het beleg analyseren.

Het beleg van Alesia vormde de laatste momenten van de Gallische opstand onder leiding van Vercingetorix. Het was voor allebei de kanten in het conflict het laatste mogelijke moment om de overwinning te behalen. De laatste momenten van de belegeringen werden dan ook nogmaals gebruikt om te tonen hoe hoog de inzet voor beide kanten was. Hij stelde dat als volgt: ‘Both sides felt that this was the hour of all others in which it was proper to make their greatest effort. The Gauls utterly despaired of safety unless they could break through the lines; the Romans anticipated an end of all toils if they could hold their own.’137 Het was voor de Romeinen de mogelijkheid om een eind aan de oorlog te maken. De Galliërs dreigden hier vernietigd te worden, maar ze konden ook de veroveringen van Caesar in gevaar brengen door te winnen.138

Het beleg vormde het eind van het zevende boek van de Bello Gallico. Het achtste boek van het werk is later geschreven Aulus Hirtius in 43 B.C.E., een van de luitenants van Caesar. Het beleg wordt verteld in 16 hoofdstukken. Het totale werk telt 90 hoofdstukken. Een groot gedeelte van de hoofdstukken is dus weggelegd voor de bespreking van het beleg, maar dit is begrijpelijk omdat het de conclusie vormt van Caesars werk. De rest van het werk bouwt naar dit moment toe. Het is daarom ook wel interessant om te noemen dat niet alle belegeringen uitgebreid werden besproken door Caesar. In de eerdere boeken van de Bello Gallico werden het belegeren van steden soms maar in enkele zinnen genoemd, maar in boek zeven worden de meeste belegeringen uitgebreid besproken.139 Het toont wel het belang van boek zeven en dit beleg in de narratief van Caesar.

Het is echter ook goed om kort te kijken wat vooraf ging aan het beleg van Alesia in de Bello Gallico. In het werk van Caesar staan een hoop hoofdstukken tussen mijn eerste casestudie, het beleg van Avaricum, en deze casestudie, het beleg van Alesia. Ik ga niet alles in detail behandelen, maar ik

136 Caesar. BG. 7.69-74, 78--89.

137 Caesar. BG. 7. 85.

138 J. Sadler & R. Serdiville (Oxford 2016) 14-15.

139 C.S. Kraus, ‘Bellum Gallicum’, 172.

50 zal een korte beschrijving geven van de gebeurtenissen. Na het beleg van Avaricum verdeelde Caesar zijn leger om de opstandige Galliërs te verslaan. Caesar trok met een gedeelte van het leger naar Gergovia om daar Vercingetorix te forceren tot een veldslag. Dit werd echter ook een beleg, omdat de Galliërs weigerden de Romeinen te bevechten op het slagveld. Dit beleg werd verloren door de Romeinen en Caesar moest zich terugtrekken.140 Na dit beleg worden enkele andere schermutselingen en belegeringen beschreven. In deze belegeringen komt Labienus vooral naar voren als de leidinggevende Romein. Caesar hield zich ondertussen bezig met de opstand van de Aedui stam. Deze stam was eerst een bondgenoot van Rome en lag op een strategische plek op de bevoorradingslijn van Caesar naar Italië. Daarnaast probeerde Caesar zijn troepen weer met die van Labienus samen te voegen.141 De beschrijving van Caesar werkte toe naar het einde en schetste ook dat voor allebei de kanten alles op alles werd gezet.

Ik zal nu kort de vier hoofdstukken bespreken die direct voor het beleg in het werk staan. Deze hoofdstukken beschrijven de eerste confrontaties tussen de legers van Caesar en Vercingetorix. Na deze confrontatie zou Vercingetorix zich terug trekken naar Alesia voor de laatste slag van de Gallische Oorlogen. Dit eerste conflict was een Gallische cavalerieaanval op de Romeinse mars kolonne.

Vercingetorix zweepte de Gallische troepen op door te stellen dat dit de mogelijkheid was om de Romeinen te verdrijven uit Gallië en hun vrijheid terug te winnen. De Gallische cavalerie was zeer overtuigd door deze woorden en volgens Caesar stelde ze het volgende: ‘they should be bound by a most solemn oath—that no man should be received beneath a roof, nor have access to children, or to parents, or to wife, who had not twice ridden through the enemy’s column.’142 Het is natuurlijk de vraag of de Galliërs echt deze eed hadden gezworen, maar in het verhaal van Caesar draagt het goed bij aan het verhogen van de inzet voor de laatste gebeurtenissen in de Gallische opstand. De Gallische aanval werd afgeslagen door de Romeinen en Vercingetorix besloot terug te trekken naar de oppidum Alesia.143

We maken nu een sprong naar het midden van de belegering. Dit korte intermezzo van de belegering, wat loopt van caput 75 tot caput 78, volgt nadat Caesar zijn belegeringswerken had afgerond en de stad was afgezonderd van de buitenwereld. Caput 75 en 76 beschrijven hoe de Gallische stammen versterkingen op de been brengen. Caesar gaf aan dat er ‘eight thousand horsemen and about two hundred and fifty thousand footmen’ opgetrommeld waren door de Galliërs. Dit aantal was te groot om waar te zijn, het was waarschijnlijker dat het echte aantal rond de 60.000 man lag, wat nog steeds een groot leger was.144 Het geeft echter wel weer aan dat Caesar de situatie waarin hij

140 Caesar. BG. 7.36, 41, 44-53.

141 Caesar. BG. 7. 54-64

142 Caesar. BG. 7. 66.

143 Caesar. BG. 7. 65-68.

144 Caesar. BG. 7. 75-76; J. Sadler & R. Serdiville (Oxford 2016) 15.

51 verkeerd steeds spannender maakt en zijn laatste krachtmeting met Vercingeorix werd de grootste van zijn militaire carrière.

Caput 77 en 78 dienen net zoals de vorige twee hoofdstukken om de hoge inzet voor beide kanten te tonen. In deze hoofdstukken wordt de Galliërs in de stad duidelijk dat de versterkingen niet zouden arriveren voor hun voorraden op raakten. In de stad wordt een oorlogsvergadering gehouden door de aanwezige hooggeplaatste Galliërs over wat hun volgende stap zou moeten zijn. Een groep was voor het overgeven aan de Romeinen en een andere groep wilde een uitval wagen tegen de Romeinen. Een van de Arverni stam, Critognatus, gaf een speech waarin hij de Galliërs die zich wilde overgeven aan de Romeinen neerzette als lafaards en vond dat ze niet als Galliërs behandeld moesten worden. Hij vergelijkt het overgeven aan de Romeinen met slavernij. Hij riep op om door te vechten tot het bittere eind om desnoods hun landgenoten te inspireren. De speech die hij gaf leidde uiteindelijk tot het uitzetten van de vrouwen en kinderen van Alesia die uiteindelijk opgesloten zaten tussen de muren van Aleisa en de Romeinse belegeringswerken. Het doel van deze speech was om de Galliërs neer te zetten als barbaars tegenover de Romeinen. In het werk wordt de speech dan ook neergezet als een speech van ‘remarkable and abominable cruelty’. Het interessante is dat Caesar in deze beschrijving echter wel de Galliër het laat hebben over eeuwenoude dapperheid. Dit wordt vertaald met ‘virtus’. Het is echter gek om virtus te zien in een speech die deze gevolgen had, want virtus had die ethische component die inhield dat medeburgers beschermd moesten worden. Caesar schetst hier eigenlijk het tegenovergestelde van virtus, of een gefaalde variant ervan. Rigsby stelt dat deze vorm van virtus agressiever was en dat Caesar hiermee aan wilde tonen dat een bepaalde vorm van virtus ook schadelijk voor de Romeinen kon zijn. Dit is vooral als de andere waarden en aspecten van virtus naast het pure militaire aspect vergeten worden. Het feit dat Caesar het hier gebruikt toont in mijn ogen weer zijn idee van de Galliërs. Ze waren slim, maar ook achterbaks en begrepen de Romeinse waarden niet.145

We hebben de literaire context van het beleg geschetst daarom zullen we nu kijken naar de militaire context van het beleg. Het militaire doel van de campagne was voor Caesar het verslaan van de Gallische legers onder de leiding van Vercingetorix, want dat zou een eind maken aan de georganiseerde Gallische opstand. De stad Alesia was echter lastig door een bestorming in te nemen.

De enige optie voor Caesar was dan ook doormiddel van blokkade. Dit probeerde hij te bereiken doormiddel van de omheiningen. Het leger dat Caesar onder zijn bevel had telde 10 legioenen. Hij was in de minderheid tegenover de twee Gallische legers. Caesar had echter in mijn ogen de superieure positie, desondanks het feit dat hij aan twee kanten aangevallen kon worden. Vercingetorix had het

145 Caesar. BG. 7. 77-78; J. Barlow, ‘Noble Gauls and their other in Caesar’s propaganda’, 139-143, aldaar 158 in:

K. Welch en A. Powell, Julius Caesar as Artful Reporter. The war Commentaries as Political Instrument (London 1998) 139-170; Rigsby (2006) 89-91.

In document Romeinse Militaire Virtus (pagina 44-66)