• No results found

Schopenhauers visie is duidelijk: we hebben geen vrije wil en hebben van bij de geboorte een onveranderlijk karakter waarvan we met geen mogelijkheid los kunnen komen. Ik betwijfel ten zeerste of Schopenhauer gelijk heeft dat ons karakter radicaal onwijzigbaar is. Het idee van het ware, onveranderlijke karakter is eigenlijk een idee dat steeds voorbij de horizon ligt. Wanneer iemand een onverwachte handeling stelt - een handeling die out of

character is - kan men steeds zeggen dat we eigenlijk geen reden hebben om verbaasd te

zijn. We zijn verrast omdat we nog geen volledige kennis hadden over het karakter van de persoon in kwestie (Sahaj e.a., 2017, pp. 184). Of meer specifiek geformuleerd: we zijn verrast omdat we niet wisten tot wat een persoon in bepaalde omstandigheden in staat kan zijn. Het idee van een onveranderlijk karakter werpt vele problemen op. Vanuit Schopenhauers redenering kan een handeling eigenlijk nooit out of character zijn, wat eerder absurd is. Het is foutief om een onveranderlijk karakter op te werpen. Mensen zijn wel degelijk aan veranderingen onderhevig, zelfs hun inborst kan wijzigingen ondergaan.

Toch vind ik dat Schopenhauer de waarheid benadert. Het karakter is minder aan verandering onderhevig dan we vaak zelf willen geloven. Omstandigheden kunnen wijzigen, uw perspectief op de zaken kan veranderen, etc. Desondanks blijven mensen doorheen hun leven grotendeels dezelfde drijfveren, gevoeligheden en inborst etaleren. Dit maakt iedere geboorte een netelige kwestie. Niemand kiest er voor geboren te worden. Er is ook niemand die zeggenschap heeft over zijn eigen karakter. Schopenhauer en Benatar zijn het erover eens dat ieder leven overwegend miserabel is. Er bestaan uiteraard mensen die gelukkiger zijn dan anderen, dat wordt door beide filosofen erkend. Iedere zwangerschap is een gok, een kind kan altijd ongelukkiger zijn dan de gemiddelde mens - de omgekeerde situatie is uiteraard ook een mogelijkheid. We kunnen dit niet op voorhand weten, we constateren het pas wanneer het zo is en dus vaak te laat is.

Schopenhauer benadrukt meermaals dat iemands leed niet zozeer door de omstandigheden wordt bepaald. Wat de doorslag geeft is de persoonlijke aanleg. Al te vaak wijzen we de omstandigheden met de vinger. We geloven oprecht dat we gelukkig zouden

67

zijn indien onze situatie zou veranderen. Uiteraard kunnen bepaalde gebeurtenissen een negatieve invloed uitoefenen op ons welbevinden. In de grond is het echter onze persoonlijke aanleg die bepaalt of we al dan niet gelukkig zijn. Wanneer we denken dat andere omstandigheden een substantieel verschil inzake ons geluk zouden maken begaan we een vergissing (Schopenhauer e.a., 2012, pp. 372-373). Gelukkig zijn steunt voornamelijk op de persoonlijkheid want de “belangrijkste waarheid van de geluksleer blijft dat het er veel minder toe doet wat je hebt, of voorstelt, dan wat je bent.” (Schopenhauer e.a., 2011, pp. 79). Vanuit Schopenhauers filosofie kunnen we concluderen dat iedere geboorte een ontzaglijk risico inhoudt. Als de mate van ongeluk vooral door het karakter bepaald wordt, en we kunnen dit karakter met geen mogelijkheid wijzigen, dan lopen we bij iedere geboorte het risico iemand ter wereld te brengen die gebukt gaan onder buitenproportioneel lijden en niets of niemand kan dit verhelpen. Wanneer we Schopenhauers stelling verwerpen en wel degelijk een deur openhouden voor een veranderlijk karakter verandert dit weinig aan de zonet geponeerde antinatalistische conclusie. We hebben immers ons karakter niet gekozen. Ja, dit karakter kan wijzigen maar hier zijn grenzen aan. Onze persoonlijke aanleg kan wel degelijk de oorzaak van ons ongeluk zijn en als gevolg hebben dat we een buitengewoon miserabel bestaan leiden. Bovendien hebben we geen vrije wil. Indien we ons karakter kunnen wijzigen hebben we hier de facto geen zeggenschap over. Het ligt ultiem buiten onze controle in welke mate iemands persoonlijke aanleg kan gewijzigd worden. Hiermee verwerp ik niet het idee van de maakbaarheid van de mens, integendeel. Wat ik bepleit is dat het verloop van ons bestaan - in navolging van Schopenhauer - als een uurwerk is dat opgewonden werd. Door een bepaalde handeling of ingreep kunnen we iemands gedrag wijzigen - de mens is dus wel degelijk tot op zekere hoogte maakbaar. Maar of we de handeling die tot een gedragswijziging kan leiden wel of niet stellen, daar hebben we finaal geen controle over.

Hoeveel kennis iemand ook vergaart, hoeveel inzicht iemand ook weet te verwerven over zichzelf, de wil blijft volgens Schopenhauer ongewijzigd. Over het willen heeft het intellect geen enkel zeggenschap. We kunnen dermate teleurgesteld zijn in onszelf dat we besluiten voortaan anders te handelen. Of iemands kritiek kan ons diep raken. In beide gevallen erkennen we onze tekortkomingen en besluiten we een radicaal andere koers te varen. Maar al te vaak hervallen we, ondanks onze voornemens, in ons oude gedrag. Deze

68

ervaringen kunnen bijzonder pijnlijk en confronterend zijn. Wanneer iemand “dit proces enkele keren heeft doorgemaakt, zal hij gaan beseffen dat hij zich niet kan beteren, dat de fout in zijn aard en persoonlijkheid ligt, ja, dat zij er onlosmakelijk mee verbonden is.” (Schopenhauer e.a., 2012, pp. 809). Het handelen volgt essentieel uit het wezen van iemand en hieraan valt niet te ontkomen (Vandenabeele, 2001, pp. 229). Wanneer we de onveranderlijkheid van het karakter verwerpen blijft het geldig dat het handelen essentieel volgt uit iemands wezen. Met andere woorden: gegeven de persoon die je op een bepaald moment was kon je nooit anders handelen dan je deed. Of het karakter wel of niet veranderlijk is doet eigenlijk weinig ter zake. Iemand die op 40-jarige leeftijd een licht gewijzigd karakter heeft dan 20 jaar voorheen is nog steeds even onvrij. De handelingen van zowel de 20-jarige als 40-jarige versies van deze persoon komen op noodzakelijke wijze tot stand, ongeacht of het karakter wel of niet constant is gebleven. Wie je op een gegeven moment bent bepaalt wat jouw handelingen en persoonlijke ervaringen zullen zijn. De fout ligt dus inderdaad in iemands aard, zowel wanneer deze aard onveranderlijk dan wel veranderlijk of wijzigbaar is. Nogmaals, ik weerleg Schopenhauers stelling dat het karakter geheel onveranderlijk is. Het is desalniettemin waarschijnlijk dat ons karakter, en de persoonlijke gevoeligheden die eruit voortvloeien, vaak constanter is dan we zelf willen geloven.

Dat volgens Schopenhauer de fout in iemands aard ligt heeft zware consequenties. Ten eerste kan iemand gedurende het hele leven gebukt gaan onder extreem psychologisch leed. De ervaringen die iemand heeft kunnen dit leed veroorzaken of versterken, dit valt niet te betwisten. Een belangrijke factor is evenwel de persoonlijke aanleg. Schopenhauer heeft dan ook een goed punt wanneer hij stelt dat de persoonlijke aanleg de bovenhand haalt (Schopenhauer e.a., 2011, pp. 37). Psychologische begeleiding en medicatie kunnen helpen om iemands leven aangenamer te maken en het welzijn van een individu te verhogen. Ik betwijfel geenszins de resultaten die mits therapie kunnen bereikt worden. Toch wil ik benadrukken dat in dit opzicht optimisme geheel misplaatst kan zijn. Niet iedereen kan op

genezing hopen. Sommige mensen moeten reeds vanaf de kindertijd ondraaglijk psychisch

leed verdragen. Bovendien komt het voor dat psychisch leed naar aanleiding van een psychiatrische aandoening chronisch en onbehandelbaar kan zijn. Bij sommige mensen zijn alle voorwaarden om de kans op geluk te vergroten aanwezig: gunstige socio-economische

69

omstandigheden, liefhebbende ouders, een stabiele gezinssituatie, geen fysieke beperkingen, etc. Ondanks deze bevoorrechte situatie gaat men gebukt onder ernstig psychologisch leed. De ene therapie volgt de andere op, diverse soorten medicatie passeren de revue, tot men na jaren van doffe ellende kurkdroog te horen krijgt dan men uitbehandeld is, dat er geen alternatieve therapieën meer voorhanden zijn. Dit is de bittere realiteit waarmee sommige mensen geconfronteerd worden. Voor sommige mensen is het loutere feit dat ze bestaan een onophoudelijke kwelling. Ze lijden aan het zijn, tot ze op een dag kiezen voor de enige manier die hen van dit zijn kan bevrijden: zelfdoding. Hoe gelukkig sommige mensen ook mogen zijn, dit geluk kan nooit het ondraaglijke lijden van de diegenen die door een speling van het lot vreselijke pijnen moeten doorstaan compenseren.

Aan Schopenhauers stelling dat de fout in iemands aard ligt hangt nog een consequentie vast. Volgens hem is het ook onze persoonlijke aanleg die bepaalt of we al dan niet crimineel gedrag vertonen. Net zoals bij het psychologisch leed erkent hij dat de omstandigheden een wezenlijke invloed kunnen uitoefenen. Hij is er desalniettemin ten volle van overtuigd dat sommige mensen steeds dezelfde misdaden zouden plegen, ongeacht de specifieke omstandigheden want “Uiteindelijk is het dus toch het persoonlijke, morele karakter dat de doorslag geeft, en dit is absoluut onveranderlijk, zoals ik in de […] verhandeling over de vrijheid van de wil heb aangetoond.” (Schopenhauer e.a., 2012, pp. 1173). Het hoeft geen betoog dat deze visie een gevolg is van Schopenhauers grimmig mensbeeld. Ieder mens is door en door egoïstisch. Bij sommige mensen neemt dit groteske vormen aan - in die zin dat de egoïstische handelingen ten koste van anderen hun belangen zijn. We kunnen volgens Schopenhauer iemands gedrag wijzigen, door te wijzen op de gevolgen van het gedrag. Zo kan men iemand ervan weerhouden een misdaad te plegen door erop te wijzen dat de repercussies het eigenbelang grondig zullen schaden. Dit betekent niet dat we iemands inborst veranderen want “het egoïsme zelf, de boosaardigheid zelf zal niemand uit het hoofd praten, net zomin als de kat zijn neiging tot muizen.” (Schopenhauer, 2010, pp. 166). Schopenhauer beklemtoont wel dat de onverbeterlijke egoïst een fundamentele fout begaat. In werkelijkheid, op het niveau van de wereld als wil, is er geen onderscheid tussen individuen. Van het principium individuationis is enkel binnen de wereld als voorstelling sprake. De egoïst begaat dan ook ernstige vergissing. Hij ziet anderen steevast als niet-ik, terwijl we allemaal manifestaties zijn van dezelfde wil en zodoende essentieel hetzelfde zijn (Cartwright, 2012, pp. 249).

70

De manier waarop Schopenhauer schetst hoe de fout in iemands aard ligt draagt bij tot een antinatalistische conclusie. Vanuit zijn optiek heeft niemand een leven dat een voordeel behaalt tegenover niet-bestaan. Toch zijn er gradaties wanneer we de levenskwaliteit van mensen onder de loep nemen. Sommige mensen gaan gebukt onder een ondraaglijk lijden en kunnen hier met geen mogelijkheid aan ontkomen, veranderende omstandigheden brengen jammer genoeg geen soelaas. Volgens Schopenhauer zijn er ook mensen die ten gronde kwaadaardig zijn, die er op uit zijn anderen op alle mogelijke manieren fysiek en psychologisch letsel toe te dienen. Dit soort mensen richten onnoemelijk veel schade aan bij mens en dier, schade die nooit kan gecompenseerd worden. Het lijden van het slachtoffer overstemt immers altijd het genot van de dader. Beide consequenties leiden tot de conclusie dat iedere geboorte een enorm risico inhoudt. Het kind kan levenslang doodongelukkig zijn of een bedreiging zijn voor zijn omgeving. Beide situaties brengen veel lijden met zich mee, lijden dat nooit of te nimmer kan gecompenseerd worden.

Dat we geen vrije wil bezitten is volgens mij enkel een extra reden om voor antinatalisme te kiezen. Volgens Schopenhauer is het enige waaruit we werkelijk troost kunnen putten “de volledige zekerheid van de onveranderlijke noodzakelijkheid” (Schopenhauer e.a., 2011, pp. 32). Hierin treed ik Schopenhauer bij. Voor zij die reeds bestaan kan de vaststelling dat alles zich op noodzakelijke wijze voltrekt troost bieden. Indien we de vergelijking tussen wel en niet geboren worden moeten maken zie ik daarentegen niet in waarom we mensen zouden opzadelen met een leven waarover ze de facto geen zeggenschap hebben. We zijn niet in het bezit van een vrije wil. Ieder gevoel van controle is een illusie. Niemand had ooit anders kunnen handelen dan hij deed, we vergissen ons wanneer we menen daadwerkelijk controle te hebben over onze beslissingen en handelingen. Dit kan troost bieden, aangezien er geen redenen zijn tot zelfverwijt: “Hoe graag je het ook anders gezien had, je was nu eenmaal wie je was.” (Verplaetse, 2011, pp. 203). Deze visie is uitermate waardevol voor zij die reeds bestaan. Dat je geen controle hebt is echter iets waarvan mensen best gespaard blijven. Dit komt in de meest schrijnende gevallen van psychologisch leed duidelijk naar voren. Ieder persoon is een speelbal van het lot. Mensen die met ernstige psychische aandoeningen te kampen hebben krijgen het bijzonder hard te verduren. Hun situatie kan misschien verbeteren. De bittere realiteit is helaas van die aard dat niemand hier werkelijk een invloed op kan uitoefenen. Het al dan niet verbeteren van iemands situatie ligt besloten in een

71

toekomst die niet door de mens bepaald wordt. Nogmaals, ik ontken de waarde die degelijke therapie kan hebben niet. Wat ik bedoel is dat het buiten de daadwerkelijke controle van de mens ligt of de therapie wel of niet aanslaat - dit gegeven ligt besloten in een causaal deterministische keten van voorafgaande oorzaken. Dit is geheel in lijn met Schopenhauers filosofie en ik onderstreep dit. Alles ligt buiten onze controle. De vaak moeilijk te aanvaarden realiteit is dat we “de wereld betreden vervuld van aanspraken op geluk en genot en dat we de dwaze hoop koesteren ze in werkelijkheid om te zetten, tot het moment dat het lot ons hardhandig beetpakt en ons duidelijk maakt dat niets van ons is, maar alles het zijne is” (Schopenhauer e.a., 2011, pp. 26). We hebben geen zeggenschap over ons lot. Wanneer we denken de touwtjes in handen te hebben misleidt ons intellect ons. Niet-bestaan haalt een netto voordeel tegenover bestaan. Dat we geen vrije wil hebben geeft extra slagkracht aan deze stelling. Iedere geboorte is moreel problematisch. Bovendien houdt iedere geboorte een immens risico in. Zelfs wanneer de ouders op alle mogelijke manieren de voorwaarden voor een gelukkig vervullen kan het gebeuren dat het kind in kwestie dag na dag moet lijden onder een niet te torsen psychologische of somatische last. De mogelijkheid bestaat ook dat het kind destructief gedrag vertoont, wat leed bij anderen genereert. Onze acties kunnen uiteraard ook positieve gevolgen hebben. Therapie kan mensen helpen. Begeleiding kan ervoor zorgen dat mensen met ernstige gedragsproblemen niet langer een bedreiging voor anderen vormen. Ik wil benadrukken dat ik geenszins voor het afschaffen van enige vorm van begeleiding pleit. Integendeel. Los van de mogelijkheid van positieve gevolgen, hebben we, als wezen zonder vrije wil, niet de mogelijkheid om die zomaar af te dwingen.

Mijn punt is dat we de facto geen enkele ware controle over de situatie hebben. Indien iemand door therapie geholpen wordt valt dit enkel te bejubelen. Over de feitelijke loop der gebeurtenissen hebben we geen enkele ware controle. Wanneer een kind ter wereld komt zal het ontegensprekelijk, hoe weinig ook, lijden. Hierdoor valt de balans van bestaan steeds negatief uit wanneer je het contrasteert met niet-bestaan. Tel hier bij op dat we geen vrije wil hebben en de antinatalistische conclusie dringt zich op.