• No results found

Een grotere bibliotheek — passen en meten in dezelfde ruimte

In document Cover Page (pagina 117-121)

De Curatoren hebben vanaf het begin gerekend op een snelle schikking met een gunstige afloop, althans in de vorm van een lager aankoopbedrag, en erop vertrouwd dat de bibliotheek in Leiden zou blijven. Op 8 september 1691 besluiten de Curatoren de verbouwing te laten uitvoeren om de Bibliothe-ca Vossiana te kunnen herbergen,420 maar niet volgens het oorspronkelijke

420 Berkvens-Stevelinck, p. 109, fig. 4, geeft een tabel van de groei van de collecties tussen 1674 en 1690. De aankoop van de Bibliotheca Vossiana betekende een verdubbeling van het aantal boeken ten opzichte van de stand in 1674.

117 de l aa ts te e tappe

bestek van architect Roman. Burgemeester van der Marck had een ander plan gemaakt dat een paar duizend gulden minder kostte, dus men koos voor die oplossing. Volgens Berkvens-Stevelinck was het idee voor de verbouwing af-komstig van Spanheim, maar die wordt nooit in de Resoluties genoemd als het om de ‘vertimmering’ gaat. De afbeelding die als mogelijk voorbeeld ge-noemd wordt is een gravure van de historische afdeling van de Stadtbibliothek Nürnberg.421 Het resultaat van de verbouwing in Leiden werd verbeeld in de gravure met de titel ‘La Nouvelle Bibliotheque publique’ (1694), in Les delices

de Leide, une des célébres villes de l’Europe uitgegeven door Pieter van der Aa

in 1712.

Op 18 oktober 1691 wordt Herman Boerhaave aangesteld om met de zoon van de custos van de bibliotheek toezicht te houden bij de verbouwing. En we zullen zien hoe goed Boerhaave de tijd van negen maanden die hij daar werkte besteed heeft, zowel voor zichzelf als voor zijn werkgevers. Vanwege de strenge winter werd toegestaan dat er gestookt werd, want de heren professoren waren ook nog steeds bezig met de controle van de Vossiani.422 Op 14 augustus 1692 wordt de bibliothecaris Spanheim opgedragen om de doubletten, zowel van de bestaande bibliotheek als van de nieuwe Vossiani, uit te zoeken en apart te zetten om ze later te verkopen. Spanheim heeft zeergeleerde hulp gehad bij die taak, want eerst kreeg Casimir Oudin423 een beloning van 100 gulden voor zijn hulp bij het rangschikken van de boeken. En daarna werd Boerhaave beloond voor zijn goede diensten, waaronder het ‘uytschieten van dubbelde boecken’.424 De verkoop van die doubletten zou eerst na afloop van het proces met de erfgenamen van Vossius in 1705, in twee veilingen plaatsvinden.

2.2

Ex libris

In de meeste handschriften en boeken van de Bibliotheca Vossiana zijn op pa-pier gedrukte strookjes met de tekst ‘Ex Bibliotheca Viri Illustris Isaaci Vossii’ onderaan de titelpagina geplakt. Met inkt werd vervolgens het volgnummer geschreven dat het boek binnen de rubriek in Cat. Vossius had waaruit het

421 Berkvens-Stevelinck, p. 110, afb. 106. De gravure van de Stadtbibliothek Nürnberg is af-komstig uit Johann Saubert, Historia Bibliothecae Reip. Noribergensis, 1643; tevens in Karlheinz Goldmann, Geschichte der Stadbibliothek Nürnberg, Nürnberg 1957, afb. 3.

422 Molhuysen, Bronnen, IV, p. 96: ‘Wegens “de strenge koude, die men dagelycx heeft te ver-wachten” wordt aan de Professoren, die op de Bibliotheek bezig zijn de bibliotheek van Vossius na te zien en te controleeren, toegestaan “een groote ketel ofte haert met geglomme vier te houden.”’

423 Casimir Oudin (1638–1717) was een monnik in de orde van de Premonstratensen en een ge-leerd kerkhistoricus die Parijs ontvlucht was. Hij zou op voorspraak van Spanheim en Trigland van 1694 tot aan zijn dood als extraordinaris custos aangesteld worden op een wedde van 250 gulden per jaar. NNBW, 5, p. 411. Zie ook Molhuysen, Bronnen, V, pp. 117*-118*.

118 de l aa ts te e tappe

komstig was. In een convoluut kreeg alleen de titelpagina van het eerste boek of deel een strookje. Bij het uit elkaar halen van convoluten in de negentiende eeuw werd niet alsnog een strookje per onderdeel opgeplakt, want die waren er niet meer. Voor de quarto formaten drukte men een korter strookje: ‘Ex Bi-bliotheca Viri Illust. Isaaci Vossii’.425 Voor de octavo en duodecimo formaten was er een nog kleinere versie van het strookje beschikbaar met de tekst ‘Ex Biblioth. Viri Illust. Isaaci Vossii.’, die soms vertikaal tegen de voorsnede van de titelpagina werd geplakt. Verder zijn er nog strookjes met de drukfout ‘Ex Biclioth. …’ Men probeerde weliswaar niet over de tekst van de (titel-)pagina te plakken, bij de kleine formaten was dat soms onvermijdelijk.

In recente geschiedenissen van de Leidse universiteitsbibliotheek wordt een andere tekst vermeld die op de strookjes gedrukt zou zijn, nl. ‘Ex Libris Viri Illustris Isaci Vossiani Pretio Emtis’. Een ex libris met die tekst bestaat echter niet. Waarschijnlijk baseren zij zich op het rapport van David van Royen uit 1741.426 Voordat de bibliotheek aan Leiden verkocht werd, stelde Gerardus Joannes Vossius jr., bij monde van Petrus Pels, nog enige voorwaarden. Een daarvan was:

Op de kas, waerin gemelte bibliotheecq en manuscripta sullen gestelt en bewaert werden, soude geset moeten werden: Bibliotheca Vossiana pretio empta.427

De Vossii wilden dus graag eenzelfde behandeling voor de collectie van hun oom als het legaat van Joseph Scaliger had gekregen. Van Royen rapporteert waarom niet aan die voorwaarden kon worden voldaan:

Onder de conditiën nu, welke men in de wisselingh der brieven tussen de H.C. en B. en den Raedsheer Vossius hadt vastgestelt, was ook deze, dat de boeken by dien koop geacquireerdt, zouden werden gesteldt in aparte kassen, hebbende deeze inscriptie: “Libri Vossiani pretio emti”, waeraen men ten opzigte van de manuscripten exactelyk heeft voldaen, maer overmits de gedrukte boeken (de plaetzingh in de Bibliotheecq volgens de faculteiten, formaet en grootte gereguleerdt wordende) door deze separatie veel disordre verwekt zouden hebben, schijnt nader-handt goedgevonden te zijn, immers men vindt het jegenwoordigh dusdanigh, dat men by reepen heeft laten drukken deze woorden: “Ex

425 Zie ook De Meyier (1955), p. VIII. Vgl. Boeren, p. XXVI.

426 Berkvens-Stevelinck, p. 110. Otterspeer, p. 112. Ook Tydeman, p. 286, citeert Van Royen letterlijk wat betreft de tekst van de ex libris. Molhuysen (1905), p. 37, heeft het niet over de pre-cieze tekst, maar wel over Van Royens ijver om ook in de boeken uit de collecties van Scaliger, Warner en Perizonius dergelijke stroken te plakken. Molhuysen vond ze niet mooi, maar door de onderzoeker van de verschillende collecties worden ze wel gewaardeerd.

119 de l aa ts te e tappe

libris viri Illustris Isaci Vossii pretio emtis” en op het eerste bladt van yder boek zo een reep laten opplakken.428

Waarom niet alle boeken een strookje hebben gekregen is niet bekend. Maar als er geen strookje is ingeplakt, is er wel een nummer op het titelblad geschre-ven dat correspondeert met Cat. Vossius, waardoor het toch als Vossianum is te herkennen.429 Het feit dat de meeste ‘Libri Omissi’ geen strookje hebben kan erop duiden dat er misschien niet genoeg ‘reepen’ gedrukt zijn en dat het aantal titels dat de bibliotheek uiteindelijk bleek te bevatten de verwachtingen toch oversteeg.430 Ervaringen uit de alledaagse bibliotheekpraktijk zouden een andere reden kunnen vermoeden, nl. dat het ‘project’ van het arbeidsin-tensieve inplakken van de strookjes met stijfsel in de toen minder belangrijk geachte boeken door tijdgebrek op enig moment is gestaakt.

428 Van Royen in Bronnen, V, p. 118*. 429 Zie ook De Meyier (1955), p. XII. 430 Balsem (1994), p. xi.

120 He t c orpu s al Ienum In de bI bl Io tH eca

In document Cover Page (pagina 117-121)