• No results found

3.3 Voorkeursbeleid CRM versus HvJEU

3.3.3 Gevolgen ontbreken verenigbaarheid

Wat zullen de gevolgen zijn indien de uitleg van het CRM niet verenigbaar is met het Unierecht? Uiteindelijk werkt de Unierechtelijke uitleg van het gelijkheidsbeginsel rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde. De nationale rechter is dan ook gehouden om de nationale regel die strijdig is met het VWEU, zelf opzij te zetten. Veldman beveelt daarom aan om

197 Veldman 2001, p. 116.

198 Marc de Vos is hoogleraar aan de Universiteit van Gent en gastdocent aan buitenlandse universiteiten. De

Vos 2008, p. 300; Cremers & Oden 2015, p. 6.

199 Cremers & Oden 2015, p. 6.

200 Zoals dit is verwerkt in art. 3 en de preambule van Herschikkingsrichtlijn 2006/54/EG. 201 Cremers & Oden 2015, p. 7.

202 Cremers & Oden 2015, p. 5.

34 toekomstige diversiteitsmaatregelen te richten op de voorwaarden voor een evenwichtiger man/vrouw verhouding.204

3.4 Deelconclusie

Het doel binnen dit hoofdstuk was om een antwoord te geven op de vraag of er binnen de Nederlandse en Europese gelijke behandelingswetgeving en jurisprudentie ruimte bestaat voor het voorgestelde vrouwenquotum.

Allereerst is ingegaan op het wettelijk kader van de uitzonderingsgronden binnen de gelijke behandelingswetgeving die het gebruik van voorkeursmaatregelen mogelijk maken. De Nederlandse wetgeving wordt, in tegenstelling tot de Europese wetgeving, asymmetrisch geformuleerd waardoor de positieve acties altijd gericht zijn op de ondergeschikte groep. In de Nederlandse wetgeving is ‘bevoorrechte positie’205 opgenomen terwijl in art. 157 lid 4 VWEU ‘specifieke voordelen’ is terug te lezen.206 Desalniettemin zal, zoals eerder benoemd, het Nederlandse recht uitgelegd moeten worden in lijn met het EU-recht. De strikte uitleg van uitzonderingsgronden voor te voeren voorkeursbeleid afkomstig van het Hof, staat op gespannen voet met de ruimere uitleg van het CRM. De argumentatie van het CRM lijkt niet op alle punten even sterk maar de rechtspraak van het Hof lijkt op haar beurt weer niet in lijn te liggen met de bedoeling van de Europese wetgever.207

Vervolgens is de jurisprudentie van het Hof en het CRM onderzocht. Kalanke, Marshall en Badeck zijn getoetst aan art. 2 lid 4 van de Richtlijn 76/207/EEG, Abrahamsson is getoetst aan art. 141 lid 4 EG.208 In deze uitspraken is steeds uitgegaan van een formeel perspectief op gelijkheid, alhoewel dit in de literatuur in sommige gevallen in twijfel wordt getrokken.209 Vanuit dit perspectief is het niet toegestaan om bij werving en selectie voor functies, aan vrouwen absolute onvoorwaardelijke voorrang te verschaffen. De selectieprocedure moet op basis van een objectieve beoordeling plaatsvinden waarbij er in het geval van een beter gekwalificeerde man geen voorkeur gegeven kan worden aan een vrouw. Voorkeursbeleid in het geval van gelijke geschiktheid mag, mits er een openingsclausule is opgenomen waarbij er rekening wordt gehouden met de bijzondere persoonlijke situatie van de sollicitanten. Met de openingsclausule creëert het Hof een subjectief element dat de uitvoering ten gunste van

204 Veldman 2020, p. 392.

205 In de artikelen: 2 lid 3 AWGB, 5 lid 1 WGB en 7:646 lid 4 BW. 206 Cremers & Oden 2015, p. 6; Westerbeek 2014, p. 2.

207 Westerbeek 2014, p. 4. 208 Cremers & Oden 2015, p. 5-6. 209 Zie: §3.3.

35 vrouwen onmogelijk kan maken.210 Voorkeursbeleid dat verder gaat, komt neer op een schending van het discriminatieverbod. Ook werd in Marshall en Badeck geconstateerd dat het feit dat twee kandidaten van verschillend geslacht gelijke kwalificaties hebben niet per se betekent dat zij gelijke kansen hebben. Dit gegeven kan voorkeursbeleid voor vrouwen rechtvaardigen, mits in elk individueel geval aan gelijk gekwalificeerde mannelijke kandidaten een objectieve beoordeling wordt gegarandeerd.211

Tenslotte lijkt het vrouwenquotum de toets van het CRM te doorstaan in de zin dat normaliter het stellen van quota niet is toegestaan maar hier in zeer uitzonderlijke gevallen van mag worden afgeweken.212 Zo’n uitzonderlijk geval wordt bepaald aan de hand van meerdere factoren, vooral de omvang en hardnekkigheid van de achterstand is van belang.213 Het CRM hanteert een erg ruime uitleg van het Europeesrechtelijke toetsingskader. Het CRM lijkt deze ruime uitleg te baseren op haar materiële perspectief op gelijkheid, een explicieter achterstandsbegrip en soepelere benadering van de proportionaliteitstoets. Desalniettemin, is de lijn die het CRM volgt erg dun, dit geeft het CRM zelf ook aan. Het instellen van een vrouwenquotum is weliswaar effectief, echter, de voorrang die je geeft in het geval van het reserveren van banen is ‘onvoorwaardelijk en absoluut’ en levert, zoals gezegd, strijd op met de jurisprudentie van het Hof. 214

Mijns inziens lijken ‘harde’ quota, zoals voorgesteld in het voorontwerp welke een resultaatsverplichting met zich meebrengen, niet te passen binnen het EU-kader, ook al zou de Kalanke-norm losgelaten worden. De Europese jurisprudentie leert ons dat met het categorisch uitsluiten van mannen niet wordt voldaan aan de zorgvuldigheidseis en inbreuk wordt gemaakt op het gelijke behandelingsrecht.215 Dit is problematisch omdat de Unierechtelijke uitleg van het gelijkheidsbeginsel rechtstreeks door moet werken in de Nederlandse rechtsorde. Het zou een mogelijkheid zijn om een ‘openingsclausule’ toe te voegen aan het voorontwerp, om zo het absolute karakter van het quotum te doorbreken.

210 Cremers & Oden 2015, p. 5. 211 Cremers & Oden 2015, p. 7. 212 Westerbeek, p. 3.

213 Westerbeek, p. 3. 214 Westerbeek 2014, p. 4.

215 Zie: Veldman 2020, p. 390; Westerbeek 2014, p. 8; Houwerzijl 2010, p. 1; Van der Windt 2012, p. 5;

36 iv. Deelvraag 3 - Het vrouwenquotum in België, Duitsland, Italië en Frankrijk Verschillende Europese landen hebben op eigen initiatief reeds een vrouwenquotum ingevoerd. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop België, Duitsland, Italië en Frankrijk het quotum hebben vormgegeven. Naast het antwoord op de vraag, hoe in Nederland de Europeesrechtelijke regels met betrekking tot het stellen van quota worden uitgelegd,216 wordt in dit hoofdstuk onderzocht hoe deze worden uitgelegd in genoemde lidstaten.217

4.1 België218

De Belgische regeling is het meest verregaand.219 Hierin wordt bepaald dat als het percentage van het absolute quotum voor de beursgenoteerde bedrijven van een derde niet wordt behaald binnen de RvB, een persoon van het ondervertegenwoordigde geslacht moet plaatsnemen.220 Wordt toch een persoon van het niet-ondervertegenwoordigde geslacht benoemd, dan is dit nietig (binnen het Nederlandse recht: vernietigbaar). Er zal zelfs schorsing volgen van alle aan het bestuursmandaat verbonden voordelen, indien de AVA de strijdige samenstelling niet opheft.221 Er geldt geen uitzonderings- of openingsclausule of een criterium van gelijke geschiktheid. Zo wordt niet voldaan aan de proportionaliteitseisen van de EU, stelt ook de Belgische Raad van State (RvS).222 De RvS was kritisch over het absolute karakter van het quotum, dit karakter van de regeling is immers in strijd met het richtlijnvoorstel.223 Binnen het Parlement was men toentertijd verdeeld over het wetsvoorstel. Eén kamp vond het pas-toe-of- leg-uit-principe ineffectief en het quotum derhalve een geschikte volgende stap. Het andere kamp was het eens met de RvS en vond daarbij dat het wetsvoorstel inbreuk maakte op de vrijheid van ondernemen en vrijheid van vereniging.224

216 Zie: hoofdstuk 3.

217 De rechtsvergelijking is beperkt tot kapitaalvennootschappen. Veldman 2020, §18.3.3.2; Lennarts 2017,

§9.5.7; Senden 2014. Zie de bijlage voor een schematisch overzicht van de quota in genoemde landen.

218 Wet van 28 juli 2011 (Belgisch Staatsblad 14 september 2011, 59.600). 219 Veldman 2020, §18.3.3.2.

220 Lennarts 2017, p. 445; Coen & Wyckaert 2016, p. 1032. 221 Lennarts 2017, p. 480.

222 Lennarts 2017, p. 447.

223 Advies van de RvS, 26 april 2011, no. 49.473/AG, Doc. 53- 0211/07, Doc. 53- 0211/07, https://www.raadvst-

consetat.be, p. 27-28 met name: ‘(…) lijkt het echter raadzaam het dispositief van het wetsvoorstel aan te passen

door het quotum te koppelen aan, bijvoorbeeld, een openingsclausule, om er zeker van te zijn dat de concrete uitvoering van deze doelstelling strookt met de hogere rechtsnormen. Dit lijkt des te meer aangewezen daar de straf die op het niet-naleven van het quotum staat, de nietigheid is van de benoeming van de bestuurder, gedaan met miskenning van de quotumregel’; Lennarts 2020, p. 172.

37 4.2 Duitsland 225

In Duitsland bestaat een quotum van 30% voor ‘grote beursvennootschappen’226 met verplichte medezeggenschap.227 Het quotum is van toepassing op leden van de Aufsichtsrat (vergelijkbaar met de RvC). In Duitsland is een nietigheidssanctie van toepassing (die van rechtswege intreedt). Echter, het gevolg van deze sanctie zal zijn dat de plek leeg blijft, een zogeheten lege stoel. De regeling strekt ver doordat er een hardheidsclausule ontbreekt voor het geval de onderneming geen vrouwelijke kandidaten kan vinden. Tevens wordt er geen eis van gelijke geschiktheid gesteld. De Duitse regeling gaat daarmee voorbij aan het genoemde richtlijnvoorstel.228 Voorts heeft dit geleid tot de vraag in de Duitse literatuur in hoeverre het quotum te verenigen is met art. 3 van de Duitse grondwet229 en de Europese gelijke behandelingsregels.230 Seibert231 is het niet eens met de kritiek op het ontbreken van een openingsclausule. Hij noemt dat in een periode van enkele jaren slechts 120-160 vrouwen nodig zijn om de plekken te vullen binnen de beursvennootschappen om aan het quotum te voldoen. De kans dat er uiteindelijk geen geschikte vrouw gevonden wordt, acht hij zeer klein. De gelijke geschiktheidseis is wel van toepassing op de quotumregeling voor overheidsinstellingen (sinds 1 mei 2015).232

4.3 Italië233

In Italië wordt een absoluut quotum van 30% gehanteerd welk van toepassing is op staatsbedrijven en beursvennootschappen. Het quotum heeft betrekking op de leden van het consiglio di amministrazione (RvB) en de collegio sindacale (RvC).234 Benoemingen kunnen niet worden teruggedraaid. Het sanctiesysteem is getrapt, dit houdt in dat voordat er wordt besloten tot nietigheid er tweemaal wordt gewaarschuwd door de Consob, het toezichthoudende orgaan op de effectenmarkt. De tweede keer wordt er een geldboete opgelegd aan de

225 Gesetz über die gleichberechtigte Teilhabe von Frauen und Männern an Führungspositionen in der

Privatwirtschaft und im öffentlichen Dienst, BGB1. I 2015, nr. 17, 30 april, p. 642.

226 Beursvennootschappen waarbij de werknemers recht hebben op een evenredige vertegenwoordiging in de

Aufsichtsrat, 1000 tot respectievelijk 2000 werknemers.

227 Lennarts 2017, p. 453.

228 Lennarts 2017, p. 451-452; Koch 2015, p. 68-69, 73-74. 229 Weimarer Verfassung/Weimarer Reichsverfassung.

230 Koch 2015, p. 65-69; Kruisinga, Lennarts & Senden 2016, §5.2; Drygala 2015, §1; Waas 2014, p. 141-146;

Olbricht & Krois 2015, p. 1288.

231 Steffen Seibert is het hoofd van de wetgevingsafdeling vennootschapsrecht van het Duitse Ministerie van

Justitie.

232 Seibert 2016, §VII.

233 Legge 120/2011, Gazzetta Ufficiale Serie Generale n. 174 van 28 juli 2011.

234 Ook is het quotum van toepassing op het minder voorkomende dualistisch model (naar Nederlands recht) en

38 vennootschap. Als een volgende benoeming uiteindelijk niet bijdraagt aan het quotum, zullen alle zittende leden van het niet naar behoren samengestelde orgaan hun positie verliezen.235

Opvallend is het systeem waarbij er bij voorbaat een bepaald aantal plekken voor vrouwen gereserveerd wordt voor de eerstvolgende drie board selections.236 Dit levert volgens Veldman, niet geheel verrassend, strijd op met het EU-kader. Zoals besproken in Abrahamsson, is het niet toegestaan om arbeidsplaatsen te reserveren ook niet als deze regel van tijdelijke aard is.237 Ook hier rees de vraag of het quotum in strijd was met het gelijkheidsbeginsel neergelegd in art. 3 lid 1 van de Italiaanse Grondwet.238 Dezelfde vraag is opgeworpen door de Italiaanse Senate’s Justice Commission bij behandeling van het wetsvoorstel in het Italiaanse Parlement naar aanleiding van een uitspraak van het Italiaanse Constitutionele Hof uit 1995.239 Genoemd Hof had in die uitspraak een ongeclausuleerde quotaregeling, gehanteerd bij politieke benoemingen, strijdig geacht met art. 3 lid 1 van de Italiaanse Grondwet.240 De uitspraak zag op quota gehanteerd voor de samenstelling van kandidatenlijsten terwijl de huidige Italiaanse quota zien op het reserveren van zetels voor een kandidaat van een bepaald geslacht. De quota zijn weliswaar symmetrisch geformuleerd maar zijn door hun aard, namelijk door middel van een quotum automatisch een resultaat bereiken, ongrondwettig op basis van de genoemde uitspraak.241 Hier werd tegenin gebracht dat het quotum, vanwege de tijdelijke aard, wel degelijk grondwettig was.242 Uiteindelijk is het de bedoeling van de Italiaanse wetgever dat het bindende quotum vervangen wordt voor een vrijwillige regeling zodra er meer diversiteit is gerealiseerd.243 Inmiddels zijn er twee wetsvoorstellen ingediend waarin wordt voorgesteld om de werking van het quotum te verlengen tot de eerste zes bestuursverkiezingen. De Consob staat hier welwillend tegenover.244

235 Lennarts 2017, p. 468; Kruisinga, Lennarts & Senden 2016, §6.2. 236 Lennarts 2017, p. 465. Kruisinga, Lennarts & Senden 2016, §6.2. 237 Veldman 2020, p. 386.

238 Costituzione della Repubblica Italiana, art. 3 lid 1.

239 Corte Constituzionale 6 september 1995, ECLI:IT:COST:1995:422. 240 Costituzione della Repubblica Italiana; Lennarts 2017, p. 466. 241 Lennarts 2017, p. 466.

242 Kruisinga, Lennarts & Senden 2016, §6.2; Profeta e.a. 2014, p. 131. Zie ook: Siccardi 2013. 243 Kruisinga, Lennarts & Senden 2016, §6.2.

39 4.4 Frankrijk245

Het aandeel bestuursleden van ieder geslacht mag in Frankrijk niet lager zijn dan 40%.246 Het absolute quotum is verplicht voor beursvennootschappen en andere ‘grote vennootschappen’247 en ziet op de functies: conseil d’administration (vergelijkbaar met de RvC) en conseil de surveilance (vergelijkbaar met het monistisch bestuursmodel) maar niet op de directoire (in het geval van een dualistisch bestuursmodel).248 Voor Frankrijk geldt dezelfde nietigheidssanctie249 als voor Duitsland. Echter, de plek zal niet leeg blijven. Er zal sprake zijn van opschorting van vergoedingen voor alle overige leden van de RvC totdat wel is voldaan aan het quotum.250 Ook de quota van Frankrijk zijn absoluut waardoor deze regeling niet in lijn zal liggen met het Europese richtlijnvoorstel, noch met de jurisprudentie van het Hof. Frankrijk heeft haar grondwet in 2008 zelfs moeten wijzigen om de quotumregeling mogelijk te maken.251

4.5 Deelconclusie

Concluderend kennen alle vier de lidstaten een bindend quotum met dezelfde materiële reikwijdte variërend van 30%, 40% of een derde. Alleen het quotum van Frankrijk ziet ook op ‘grote’ niet-beursgenoteerde vennootschappen en Duitsland heeft een beperking aangebracht door het quotum alleen voor ‘grote’ beursvennootschappen te laten gelden. Uiteindelijk kennen alle vier de landen de nietigheidssanctie, echter de uitwerking is verschillend.252

Opvallend is dat de quota in alle vier de landen absoluut zijn, er wordt dus niet alleen bij gelijke geschiktheid voorrang gegeven aan vrouwen. Ook ontbreekt er binnen de quota een openingsclausule waarbij er geen voorrang aan de vrouw wordt gegeven, omdat er met de mannelijke kandidaat verband houdende redenen bestaan die de balans in zijn voordeel doen doorslaan. 253 België, Duitsland, Frankrijk en Italië lijken de jurisprudentie van het Hof te ruim uit te leggen. De lidstaten lijken voldoende rechtvaardiging en rechtsgrond te zien om het voorkeursbeleid toe te kunnen passen. Zo wordt onder andere door Italië de tijdelijkheid van de maatregel aangedragen. Het feit dat je bij gelijke geschiktheid bepaald voorkeursbeleid kan hanteren, geeft de lidstaten het idee dat het reserveren van plaatsen voor één bepaalde groep

245 Loi 2011-103 du 27 janvier 2011 relative à la représentation équilibrée des femmes et des hommes au sein

des conseils d’administration et de surveillance et à l’égalité professionnelle.

246 Het verschil mag niet groter dan twee zijn binnen de conseils.

247 500 werknemers met een jaaromzet/balanstotaal van 50 miljoen of 250 werknemers met een

jaaromzet/balanstotaal van 50 miljoen.

248 Lennarts 2017, p. 461. 249 Treedt van rechtswege in.

250 Lennarts 2017, p. 462; Lennarts 2020, p. 177.

251 Grésy 2014, p. 126; Redenius-Hoevermann & Weber-Rey 2011, p. 203. 252 Veldman 2020, p. 357; Lennarts 2020, p. 177.

40 ook tot de mogelijkheden behoort. Dat een aantal landen zelfs op constitutioneel niveau problemen heeft gehad met het gelijkheidsbeginsel, onderbouwt de stelling dat het absolute quotum zoals zij dit hebben vormgegeven te verstrekkend is.254 Desalniettemin lijkt er een cultuur te heersen waarin de lidstaten het quotum toepassen en (niet-correct) gebruik maken van de ‘opening’ die art. 157 lid 4 VWEU ze geeft waarbij de verdere invulling van dit artikel aan de hand van de Europese jurisprudentie wordt genegeerd.

41

v. Conclusie

In dit onderzoek wordt een antwoord gegeven op de vraag: ‘In hoeverre het vrouwenquotum zoals voorgesteld in het wetsvoorstel ‘Modernisering NV-recht en evenwichtiger man/vrouw verhouding’ verenigbaar is met de toepasselijke nationale en Europese gelijke behandelingswetgeving?’.

Het staat buiten kijf dat de streefcijferwet255 in de periode 2013-2019 niet heeft gedaan wat het had moeten doen. Het percentage vrouwen binnen RvC’s en RvB’s is immers blijven hangen op 26,8% respectievelijk 8,5%. De wet diende uiteindelijk als ‘symboolwetgeving’, was ineffectief en liep ten einde.256 Logischerwijs zal art. 2:142b BW257 het gat vullen dat de streefcijferwet heeft achtergelaten. Ondanks dat de getalsmatige impact binnen het bedrijfsleven gering zal zijn, te weten 3,2% van de RvC’s van 88 beursgenoteerde bedrijven, is het essentieel om de vraag te stellen of zo’n verstrekkend middel wel ingezet mág worden gezien het toepasselijke gelijke behandelingsrecht.258

Het voorontwerp is ontstaan naar aanleiding van het SER-advies259 dat de regering integraal wil overnemen. Om het ‘nieuwe’ quotum te laten stroken met het genoemde SER- advies zal er een aanpassing in het derde lid van art. 2:142b BW moeten worden gedaan. In het geval van een one tier board zou het quotum alleen van toepassing moeten zijn op niet- uitvoerende bestuurders, in plaats van op zowel: niet-uitvoerende als ook uitvoerende bestuurders. Daarbij zijn er vraagtekens te zetten bij de rechtvaardiging van het gebruik van het quotum zoals is uitgewerkt in de MvT van het voorontwerp.260 Deze rechtvaardiging dient mijns inziens specifieker uitgewerkt te worden. Het feit dat er bijvoorbeeld internationaal meer consensus bestaat over het gebruik van het quotum lijkt mij geen op zichzelf staand argument voor het inzetten van dit zware middel.261

Binnen het Europeesrechtelijke kader zijn de belangrijkste rechtsgronden voor het voeren van voorkeursbeleid neergelegd in art. 157 VWEU lid 4 en art. 3 Herschikkingsrichtlijn 2006/54/EG. De marges zijn smal en de artikelen worden strikt uitgelegd.262 Het bevorderen van diversiteit mag niet door het betrekken van groepskenmerken in de selectieprocedure. Zo

255 Art. 2:166/176 BW (oud). 256 Zie: §1.2.2 en §2.1.

257 Wetsvoorstel Modernisering NV-recht en evenwichtiger man/vrouw verhouding (Kamerstukken 2020/21,

11331).

258 Zie: §1.2.3, §2.2.1 en §2.2.2.

259 SER-advies diversiteit in de top 2019.

260 Wetsvoorstel Modernisering NV-recht en evenwichtiger man/vrouw verhouding (Kamerstukken 2020/21,

11331) (MvT).

261 Zie: §2.2.1, §2.2.3 en §2.2.4. 262 Zie: §3.1.3.

42 leren Kalanke,263 Marshall,264 Abrahamsson265 en Badeck266 ons dat alleen bij gelijke

geschiktheid voorkeur mag worden gegeven aan het ondervertegenwoordigde geslacht. Binnen de selectieprocedure dient elke kandidaat vervolgens objectief beoordeeld te worden. Bij deze objectieve beoordeling mogen criteria worden gebruikt die, hoewel ze geslachtsneutraal zijn geformuleerd en dus eveneens ten gunste van mannen kunnen werken, in het algemeen vrouwen bevoordelen. Zo wordt uiteindelijk beoogd materiële gelijkheid in plaats van formele gelijkheid tot stand te brengen door feitelijke ongelijkheden te verminderen aan de hand van genoemde ‘procedureregels’.267

Naast de Europese uitzonderingsgronden zou het eerdergenoemde richtlijnvoorstel268ook van waarde kunnen zijn bij realisering van meer diversiteit. Dit voorstel blijkt recentelijk toch weer opgepakt door de Europese Commissie maar zal uiteraard alleen van belang zijn als het ook daadwerkelijk tot richtlijn evolueert. Nederland is als EU-lidstaat verplicht om de nieuwe richtlijn in dat geval om te zetten in nationaal recht. Strijdige (nationale quota) bepalingen zullen dan moeten wijken.De richtlijn is volledig ingevuld aan de hand van de procedureregels uit de Europese jurisprudentie. Een paradox met betrekking tot dit richtlijnvoorstel is dat de lidstaten zelf de vrijheid krijgen om de sancties ‘te kiezen’ mocht de 40% niet worden behaald. Dit betekent dat lidstaten ook voor nietigheid van de benoeming kunnen kiezen waardoor het quotum toch zal worden afgedwongen. Dit staat haaks op de procedureregels van het Hof die verder in de richtlijn zijn geïncorporeerd. Je zou kunnen zeggen dat dit ruimte biedt voor het invoeren van een nationaal absoluut quotum.269

Vervolgens is onderzocht aan de hand van TU Delft270, RUG271 en TU/Eindhoven272 in

hoeverre de uitleg van het CRM in strijd is met de lijn die het Hof volgt. De lijn die het CRM volgt, is erg dun. Normaliter is het stellen van absolute quota niet toegestaan. Echter, in zeer uitzonderlijke gevallen mag toch worden afgeweken. De omvang en hardnekkigheid van de achterstand is hierbij van groot belang. Het CRM baseert haar ruime uitleg op haar materiële perspectief op gelijkheid, een explicieter achterstandsbegrip en soepelere benadering van de

263 HvJ EG 17 oktober 1995, C-450/93, ECLI:EU:C:1995:322, NJ 1996/507 (Kalanke). 264 HvJ EG 11 november 1997, C-409/95, ECLI:EU:C:1986:84, NJ 2998/808 (Marshall). 265 HvJ EG 6 juli 2000, C-407/98, ECLI:EU:C:2000:367, NJ 2001/28 (Abrahamsson).