• No results found

Gevangenissen in liet algemeen

In document YEßZAMELING /^'ff/ (pagina 119-128)

II Algemeen toezicht

IV. Gevangenissen in liet algemeen

a. Omtrent gevangenissen, behoorende bij liet Hooggerechtshof en de Raden van

Justitie op Java.

So. 361-3(49.

ART. 361.

Er zal op de respectieve hoofdplaatsen van de ressor-ten der Raden van Justitie eene gevangenis zijn tot bewa-ring der beklaagden.

Deze gevangenissen worden zooveel mogelijk gescheiden van de strafgevangenissen.

50

ART. 362.

De cipiers zijn verplicht een register te kouden.

Dit register zal op elke bladzijde geteekend en gewaar-merkt worden, te Batavia door den president van het Hoog-gerechtshof, en op de overige plaatsen, waar Raden van Justitie gevestigd zijn, door de presidenten dier collégien.

De waarmerking der registers van de strafgevange-nissen, bestemd tot opneming van door het Hoog Gerechtshof en de Raden van Justitie veroordeelde personen, en gele-gen buiten de bij het voorgaande lid bedoelde plaatsen, zal geschieden door de Residenten.

AKT. 393.

Elk, die een bevel van voorloopige aanhouding, een bevel van gevangenneming, of een arrest of vonnis van veroordeeling ten uitvoer legt, moet bij de overlevering aan den cipier door dezen op deszelfs register doen inschrijven : Ie. den voornaam, naam, liet beroep, en zoo mogelijk de

geboorte-of woonplaats van den gearresteerde;

2". de opgave van liet rechterlijk collegie of van den ambtenaar, die de aanhouding of de in gevangenis-stelling heeft bevolen;

3". de dagteekening van het bevel, vonnis of arrest;

4e. den dag der overlevering, en

5e bij veroordeeling, den tijd der straf.

Deze inschrijving wordt door hem, benevens den cipier geteekend.

Hij is eindelijk verplicht het bevel, vonnis of arrest aan den cipier te vertoonen.

De cipier stelt hem een uittreksel uit het register, tot zijne ontlasting, ter hand.

Indien eene inhechtenisstelling plaats heeft, krachtens art. 24 van het Reglement op het beleid der Regeering in N. L, zal de daartoe door den Gouverneur Generaal af-gegeven last, in deszelfs geheel, door den cipier op zijn register worden overgeschreven.

51

ART. 864.

De cipier mag niemand in de gevangenis opnemen of houden, dan uit kracht van een bevel, daartoe door de bevoegde macht verleend, of van een daartoe strekkend vonnis of arrest, en zonder dat zoodanig bevel, vonnis of arrest, in voege vermeld, in zijn register is ingeschreven.

Bij overtreding hiervan wordt hij ter zake van wille-keurige gevangenhouding vervolgd.

ART. 365.

Op het bovengemelde register zal insgelijks door den cipier, ter zijde der acte van overneming, worden aange-teekend den dag van vertrek van den gevangene, alsmede bevelschrift, arrest of vonnis, uit kracht van hetwelk deze vertrokken is.

ART. 366.

De President van den Raad van Justitie en de Rech-ter commissaris kunnen, in de bij art. 361 vermelde gevangenissen, alle bevelen geven, welke zij, hetzij in de instructie, hetzij tot uitwijzing der bij hunne collégien in behandeling zijnde strafzaken, noodig oordeelen.

Indien nochtans door den officier van Justitie of ook door den rechter commissaris, noodzakelijk mocht worden geacht, dat een gevangene, van den dag zijner opneming in de gevangenis, langer den zes dagen buiten toegang wordt gehouden, zal de voortduring daarvan geene plaats mogen vinden, dan uit kracht van een bevel van den Raad.

De bovenstaande bepalingen zijn ook toepasselijk op den Raadsheer Commissaris en den procureur-generaal, met betrekking tot de beklaagden, die in eersten aanleg voor het Hooggerechtshof moeten te recht staan.

ART. 367.

Het Hooggerechtshof en de Raden van Justitie zijn verplicht, om de respectievelijk bij die collégien behoorende

52

gevangenissen van tijd tot tijd en ten minste ééns in de drie maanden, door commissarissen uit nun midden, in bijzijn van een' ambtenaar van liet openbaar ministerie, te doen bezichtigen, ten einde voor de nakoming van de voor-schriften van dezen titel te zorgen.

De commissarissen zullen van hunne bevinding verslag doen aan het Collegie. De gevangenissen, vermeld in het derde lid van artikel 3(52, zullen, in voege voorschreven, bezichtigd worden door de Residenten, behoudens de be-voegdheid der Raden van Justitie, zulks ook hunnerzijds te doen.

ART 363.

Een ieder, die kennis draagt dat iemand gevangen gehouden wordt in eene plaats, die niet wettig bestemd is tot gevangenis te dienen, is gehouden daarvan kennis ta geven aan den officier van Justitie, of aan den Procureur Generaal.

ARTIKEL 369.

Deze ambtenaren zijn verplicht, hetzij van ambtswege, hetzij op daarvan bekomen bericht, zich terstond naai' de plaats te begeven en den gevangen gehouden persoon in vrijheid te doen stellen, of zoo er eene wettige reden van aanhouding gegeven wordt, denzelven dadelijk voor den bevoegden rechter te doen brengen.

Zij zullen van dat alles een behoorlijk proces-verbaal opmaken.

b. Omtrent gevangenissen voor Inlanders en met hen gelijkgestelden op Java.

Zie hoofdstuk II. Algemeen toezicht. I. R.

art. 64,70 en 90.

c. Opsluiting van veroordeelden, tot tucht-huis of gevangenisstraf in tuchttucht-huis

of gevangenissen.

8. E. 11, 13-15 en Ov. 3 en 4.

53

ART. 11.

Alle veroordeelden tot tuchthuis of gevangenisstraf wor-den in tuchthuizen of gevangenissen opgesloten en zijn aldaaj tot arbeid verplicht.

Het beheer en de inrichting der tuchthuizen en ge-vangenissen, de daar te verrichten arbeid en de bestemming van zijne opbrengst worden, met in achtneming van het verschil in zwaarte tusschen deze beide straffen bestaande, bij ordonnantie geregeld.

ART. 13.

Die de tuchthnisstraf ondergaat, verliest van rechtswege gedurende zijnen straftijd, het beheer zijner goederen.

Wanneer daartoe grond bestaat, wordt door den Raad van Justitie, binnen Avelks rechtsgebied de veroordeelde het laatst gewoond heeft, hetzij op verzoek van den veroor-deelde zelf of van andere belanghebbenden, hetzij op de vorderino1 van den officier van Justitie bij den Raad, een curator benoemd, ten einde de goederen van den veroor-deelde, als die van eenen onder curatele gestelde, te beheeren.

De weeskamer is van rechtswege met de toeziende curatele belast.

ART. 14.

Nadat de veroordeelde uit het tuchthuis is ontslagen, eindigt het beheer van den curator en doet deze slotreke-ning en verantwoording.

ART. 15.

Aan den veroordeelde mag gedurende zijn verblijf in het tuchthuis geen geld of levensbehoefte uit eigen

midde-len worden verschaft, behoudens de uitzonderingen, welke op dezen regel kunnen worden gemaakt bij de ordommncie vermeld in art. 11.

54

Ov 3 en 4.

Algemeene bepalingen van Wetgeving.

ART. 3.

Naar aanleiding van art. 10 der algemeene bepa-lingen van wetgeving voor N. L, wordt bij dezen vast-gesteld, dat totdat dienaangaande nader zal zijn voorzien, de tot de inlandsclie bevolking behoorende Christenen over geheel N. I. met opzicht tot het burgerlijk- en handelsrecht, alsmede tot de strafwetgeving en de rechtsbedeeling in het algemeen, geheel en al zullen blijven in hun tegen-woordigen rechtstoestand, en zulks met dien gevolge, dat, voor zoover zij thans met de inlanders zijn gelijkgesteld, alle de in de nieuwe wetgeving omtrent deze laatsten ge-maakte bepalingen ook op hun zullen toepasselijk zijn.

ART. 4*.

In de gevallen, voorzien bij art. 11 en het eerste lid van art. 12 der algemeene bepalingen van wetgeving, zal de rechter bij de beoordeeling en beslissing, die niet gere-geld zijn door de godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken, naar welke bij die artikelen worden verwezen, de algemeene beginselen van de Europeesche wetgeving tot richtsnoer nemen.

E, R 75

Voor zooveel de Europeanen betreft berust de recht-spraak in burgerlijke en handelszaken, alsmede in strafzaken op algemeene verordeningen, zooveel mogelijk overeenko-mende met de in Nederland bestaande wetten.

De Gouverneur Generaal is bevoegd om, in over-eenstemming met den Raad v. N. L, de daarvoor vatbare bepalingen dier verordeningen, des noodig gewijzigd, toe-passelijk te verklaren op de inlandsclie bevolking of een gedeelte daarvan.

* [Als vervallen te Leselioiuvei) vvesena li. I!.. 75.

0 0

Behoudens de gevallen, waarin zoodanige verklaring heeft plaats gehad, of waarin /ich inlanders zich vrijwillig hebben onderworpen aan het voor de Europeanen vastge-stelde burgerlijke en Handelsrecht, worden door den in-landschen rechter toegepast de godsdienstige wetten, instellingen en gebruiken der inlanders, voor zoover die niet in strijd zijn met algemeen erkende beginselen van billijkheid en rechtvaardigheid.

Naar die wetten, instellingen en gebruiken wordt, onder gelijk voorbehoud ook door den Eiiropeeschen rechter gevonnisd in zaken der aan zijne rechtspraak onderworpen inlandsche hoofden en bij de kennisneming in hooger beroep van door den inlandschen rechter in bur-gerlijke en handelszaken, gedane uitspraken.

Op die wetten, instellingen en gebruiken wordt, dooi-den Eur. rechter, bij zijne rechtspraak naar de voor Europeanen vastgestelde wetgeving, zooveel mogelijk acht gegeven, waarover inlanders, buiten het geval waarin de bij het 2e. lid bedoelde verklaring heeft plaats gehad, of het geval van vrijwillige onderwerping aan gezegde wet-geving in de bij wettelijke bepalingen aangewezen gevallen' als verweerders in burgerlijke en handelszaken voor hem te recht staan.

Bij vrijspraak van inlanders, in het 3e. en 4e. lid van dit artikel bedoeld, neemt de rechter de algemeene beginselen van het burgerlijk en Handelsrecht voor Euro-peanen tot richtsnoer, wanneer het de beslissing geldt van zaken, die bij de hiervoren bedoelde godsdienstige wetten, instellingen en gebruiken niet geregeld zijn.

S. •/. Art. 15

ART 15

Alle veroordeelden tot dwangarbeid en tot gevange-nisstraf zijn tot arbeid verplicht. Dit voorschrift is niet

56

van toepassing met opzicht tot de aanzienlijke inlanders, bedoeld bij art. 8. *

Het beheer en de inrichting der etablissementen voor

veroordeelden tot dwangarbeid en der gevangenissen, mits-gaders de wijze, waarop de straffen van dwangarbeid, ten-arbeidstelling aan de publieke werken en gevangenis worden toegepast, worden, met in achtneming van het verschil in zwaarte tusschen de verschillende straffen bij afzonderlijke ordonna ncie geregeld.

[S] ß 0. i **

Onverminderd de bestaande of later door den Gouv.

Generaal te geven voorschriften betrekkelijk het vragen van verlof tot vervolg in rechten van mindere inlandsche hoofden, kunnen geene burgerlijke rechtsvorderingen, noch vervolgingen tot straf, worden ingesteld tegen vorsten, re-genten of andere inlandsche grooten en derzelver nabestaan-den, noch ook tegen districtshoofden en andere inland-sche hoofden van aanzien, zonder daartoe vooraf, op Java en Madura van den Gouverneur Generaal, en in de bezit-tingen buiten Java en Madura van den hoogsten gezagheb-ber, verlof te hebben verkregen.

Ingeval de laatstgemelde het verlof mocht weigeren, zal hij van zijn besluit onmiddelijk kennis geven aan den Gouverneur Generaal, ten einde hetzelve bekrachtigd, of de gevraagde vergunning alsnog verleend worde.

*ART. 8. De straffen van dwangarbeid in en buiten den ketting' worden met op'ziehi tot de aan zienlijke inlanders, op welke liet koninklijk besluit van :ï November 1866 No. 73 [Indisch Staatsblad 1S07 No. 10] ('S) van toepassing is, vervangen door wegzending naar een oord ran ballingschap.

Zoo deze straf wordt opgelegd ter vervanging van dwangarbeid in den ketting, verklaart de rechter die uitdrukkelijk bij zijn vonnis.

Waar aan den gewonen inlander zon worden opgelegd ten arbeidstel-ling aan de publieke werken voor den kost, zonder loon, wordt op de bij dit artikel bedoelde personen toegepast, gevangenisstraf ran een gelijken duur.

** Als vervallen te beschouwen wegens 11. 11. SI- voor hel le. en 3e. lid en wegens Staatsblad 186 7 No. 10a. :!'• voor hel Be. lid.

57

De terechtzitting enover zaken waarin de genoemde per-sonen, hetzij alleen, hetzij met anderen, betrokken zijn, wor-den met geslotene deuren gehouwor-den,

R R 84

Het verlof van den Gouverneur Generaal, of buiten Java en Madura van den hoogsten gewestelijken gezag-hebber, is noodig tot het instellen van burgerlijke rechts-vorderingen en van vervolgingen tot straf tegen inlandsche vorsten en hoofden, bij algemeene verordening aangeduid.

St. 1867 No. 10a. 2e.

De terechtzittingen voor de zaken, waarin de vorsten en hoofden hetzij alleen, hetzij met anderen betrokken zijn, worden met gesloten deuren gehouden.

Bb No. 298

d. Veroordeelden tot Gevangenisstraf,

Aanwijzing der gevangenissen, waarin zij hunne straf moeten ondergaan.

Meermalen hebben tot gevangenisstraf veroordeelde Europeanen of met dezen gelijkgestelden zich tot den Gouverneur Generaal gewend met het verzoek, dat eene andere gevangenis dan die ter plaatse der veroordeeling, tot het onderdaan hunner straf mocht worden aangewezen.

Verzoeken van dien aard behooren niet aan den Gou-verneur Generaal te Avorden gericht, maar aan het Open-baar Ministerie, als bij de wet belast met de executie dei-tegen Europeanen gewezen strafvonnissen (art. 55 Recht, org.)

Op grond daarvan plegen de verzoekers te worden overgewezen tot den Procureur Generaal bij het Hoog ge-rechtshof van N. I., als hoofd van het Openbaar Ministerie (Apostülarie dispositie van 10 Mei 1855 No. XXI).

58

Blijkens de noot op bladz. 60 van liet koloniaal ver-slag van 1880 is bij besluit van 20 April 1880 No. 22 in het algemeen uitgemaakt, in welke gevangenissen de verschillende categoriën van Europeesche veroordeelden be-lmoren te worden opgenomen, en bepaalt zich de bevoegd-heid van den Directeur van Justitie (niet meer de Procu-reur Generaal), wat aangaat de aanwijzing van strafplaatsen aan die veroordeelden voor het geval in bijzondere omstan-digheden overbrenging naar eene andere strafplaats dan de organiek aangewezene wenschelijk voorkomt.

In document YEßZAMELING /^'ff/ (pagina 119-128)