• No results found

6.1 Evaluatie

In dit onderzoek zijn drie analyses gemaakt. Ten eerste de rechten die het slachtoffer in het Nederlandse strafproces heeft, met als belangrijkste het spreekrecht. Als tweede is het model van Douglas Beloof omtrent de participatie van het slachtoffer geanalyseerd. Ten slotte zijn, voor dit onderzoek, de belangrijkste rechten van artikel 6 EVRM geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt een evaluatie gegeven van de geanalyseerde rechten en modellen en zijn deze tegenover elkaar gezet om uiteindelijk in de conclusie een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag die in dit onderzoek is gesteld. Eerst wordt er een evaluatie gegeven van de rechten in het Nederlandse strafproces tegenover het model van Douglas Beloof om te zien of het Nederlandse recht daarmee in overeenstemming is. Vervolgens worden de rechten van het slachtoffer in het tegenover de rechten van de verdachte geplaatst, om te kunnen bezien of er geen afbreuk wordt gedaan aan het recht op een eerlijk proces van de verdachte.

6.1.1 Slachtoffers in het Nederlandse recht vs. The Victim Participation Model

In het Nederlandse strafprocesrecht heeft het slachtoffer behoorlijk wat rechten verkregen in de loop der jaren. Om te kunnen beoordelen of deze rechten voldoen aan de waarborg om het slachtoffer als procesdeelnemer te kunnen laten deelnemen aan het strafproces kan het nuttig zijn om dit te toetsen aan het Victim Participation Model van Douglas Beloof. Om een duidelijk overzicht te hebben van de rechten die het slachtoffer momenteel heeft in het Nederlandse strafproces en welke rechten het slachtoffer zou moeten hebben op grond van het model van Beloof een overzichtstabel:

Het Nederlandse Strafprocesrecht Het Victim Particpation Model

Artikel 12 procedure

De mogelijkheid voor de verdachte om een beroep in te dienen indien het OM beslist om niet te vervolgen of om de vervolging af te breken.

Recht om aangifte te doen (geen verplichting).

Recht op informatie

Over aanvang en voortgang van de zaak, over afzien/beëindigen van het onderzoek,

Recht op informatie over het

informatie over de terechtzitting en de einduitspraak.

Recht op rechtsbijstand

Bijstand kan bestaan uit een vriend, familielid of een advocaat.

Recht op bijstand van een advocaat bij ernstige misdrijven/ misdrijven waar een zwak persoon bij betrokken is/ waar risico op conflict bestaat.

Recht op schadevergoeding.

Recht op correcte bejegening. Rechtvaardigheid, respect en waardigheid. Recht op vertaling van processtukken en een

tolk.

Spreekrecht

Het spreekrecht bestaat uit het recht om te verklaren over de ervaringen van het

slachtoffer, de mogelijke

bewezenverklaring, het strafbare feit, de schuld van de verdachte en de hoogte van de straf.

Recht om een verklaring te geven over een gepaste straf en advies geven over de veroordeling van de verdachte.

Recht om de strafzaak bij te wonen.

Op dezelfde hoogte zitten als verdediging en OvJ tijdens de zitting.

Tussen het model van Douglas Beloof en de rechten die het slachtoffer heeft in het Nederlandse strafproces zitten geen hele grote verschillen. Het grootste verschil is dat Beloof het bijvoorbeeld niet over een schadevergoedingsregel heeft, waar het slachtoffer in Nederland daar wel recht op heeft en zelfs een vordering kan indienen en zich kan voegen als procespartij in het strafproces. Wat heel duidelijk uit de evaluatie blijkt, is dat Beloof benadrukt dat het slachtoffer echt daadwerkelijk betrokken moet worden in het strafproces. Dit doet hij door bijvoorbeeld het belang van de aanwezigheid van het slachtoffer bij de terechtzitting te benadrukken, met name om de secundaire schade te voorkomen. Daarnaast stipt hij aan dat het van belang is dat er naast de plek van de verdediging en OvJ een plek voor het slachtoffer

aanwezig dient te zijn. Zo wordt het voor het slachtoffer gemakkelijker om een reactie te kunnen geven op verklaringen en op verhoren van getuigen. Ook kan er gemakkelijker bezwaar worden gemaakt tegen bewijs en een reactie worden gegeven op het slotpleidooi van de verdediging en de OvJ, maar zijn het slachtoffer en zijn advocaat daarbij wel onderworpen aan dezelfde procesregels als de verdediging en de OvJ. Het lijkt erop alsof het slachtoffer meer een procespartij wordt in plaats van een procesdeelnemer als het in deze setting kan deelnemen aan het strafproces, waardoor er ook een soort beginsel van equality of arms wordt gecreëerd voor het slachtoffer. Daarnaast is er ook een verschil in de reikwijdte van het spreekrecht. In het model van Beloof wordt een onderscheid gemaakt tussen twee manieren van het gebruik maken van het spreekrecht. Ten eerste mag het slachtoffer spreken over de gevolgen van de primaire schade die hem is aangedaan. Daarnaast moet het slachtoffer in de gelegenheid worden gesteld om een mening te kunnen vormen over een gepaste straf. De rechter kan deze aanbevelingen laten prevaleren boven de redenen van de argumenten en aanbevelingen van de verdediging en de OvJ. Ook dit wijst er weer op dat het slachtoffer een prominentere rol in het strafproces zou moeten krijgen dan wij toebedelen in Nederland. In Nederland mag de rechter de verklaring namelijk niet gebruiken om zich te laten overtuigen, daar de verklaring van het slachtoffer is immers geen wettig bewijsmiddel is. Hetgeen opvalt is dat Beloof het in zijn model het niet heeft over een vertaling van processtukken of bijstand van een tolk. Waar het slachtoffer een belangrijke rol toebedeeld krijgt in zijn model, wordt het slachtoffer wel benadeeld indien hij de taal niet goed beheerst.

Concluderend kan er gezegd worden dat het Nederlandse procesrecht en de rechten die het slachtoffer krijgt toebedeeld in het Victim Participation Model grotendeels overeenkomen. Opmerkelijk is dat Beloof van het slachtoffer daadwerkelijk een procespartij lijkt te maken, waar wij dit in Nederland juist heel erg gescheiden houden. Het slachtoffer kan pas procespartij worden indien hij een vordering tot schade indient, voor de rest van de uitoefening van zijn rechten is hij een procesdeelnemer.

6.1.2 Toetsing aan artikel 6 EVRM

In deze paragraaf worden de rechten zoals we die kennen in het Nederlandse strafrecht getoetst aan het 6 EVRM. De rechten van de verdachte spelen in het strafproces een belangrijke rol. Op grond van artikel 6 EVRM moet het strafproces een eerlijk proces zijn in het geheel. Nu de verdachte steeds meer rechten in het strafproces krijgt, is de kans aanwezig dat de rechten van de verdachte naar de achtergrond verdwijnen, hetgeen een schending kan opleveren. In de uitbreiding van het spreekrecht van het slachtoffer zit, mijns inziens, het grootste risico voor aantasting van rechten van de verdachte. In de memorie van toelichting is uitdrukkelijk benoemd dat het niet de bedoeling is dat een slachtoffer in beginsel wordt aangemerkt als getuige. Op grond van artikel 338 Sv moet de rechter zich laten overtuigen door wettelijke bewijsmiddelen. De verklaring van een spreekgerechtigde mag niet als verklaring van een getuige gezien worden en de rechter kan zich hier dus niet door laten leiden, hetgeen overigens moeilijk uit te sluiten is.143 Volgens de Hoge Raad is het de rechter echter wel toegestaan om de verklaring van de spreekgerechtigde te gebruiken voor de straftoemeting144, waardoor het aannemelijk is om de spreekgerechtigde meer als een getuige te gaan zien, aangezien de verklaring dan heeft kunnen bijdragen aan de beslissing van de rechter.145 Dit wordt problematisch wanneer de spreekgerechtigde gebruik gaat maken van het uitgebreide spreekrecht. Er kan dan namelijk verklaard worden omtrent de mogelijke bewezenverklaring, het strafbare feit, de schuld van de verdachte en de hoogte van de straf. Een verklaring omtrent deze factoren kunnen de rechter beïnvloeden in zijn beslissing. Dit kan van invloed zijn op de onschuldpresumptie, het recht op voldoende tijd en faciliteiten en het ondervragingsrecht die hieronder achtereenvolgend behandeld worden.

Onschuldpresumptie

Doordat het slachtoffer nu mag verklaren over de eventuele schuld van de verdachte, een mogelijke bewezenverklaring en de hoogte van de straf, is de mogelijkheid daar dat er een inbreuk wordt gemaakt op de onschuldpresumptie. De onschuldpresumptie houdt in dat de leden van de rechtbank de zaak niet mogen beginnen met het vooropgestelde idee dat de beschuldigde het ten laste gelegde misdrijf heeft gepleegd.146 De normadressaat van dit artikel zijn de leden van de rechtbank. Het recht op onschuldpresumptie is geen absoluut recht, de

143 De Wilde 2015, p.114.

144 HR 2 oktober 2012, NJ 2012, 574. 145 De Wilde 2015, p.115.

vermoedens van schuld zijn toegestaan mits deze binnen de redelijke grenzen blijven. De middelen die gebruikt worden moeten evenredig zijn aan het legitieme doel dat wordt beoogd te bereiken. Een slachtoffer is geen lid van de rechtbank en kan mijns inziens dus geen inbreuk maken op de onschuldpresumptie. Als je de verklaring van het slachtoffer vergelijkt met de verklaring van een getuige, waar ook beschuldigingen in worden gemaakt, maar niet als een inbreuk wordt gezien op de onschuldpresumptie, lijkt het mij dat de verklaring van een slachtoffer eveneens geen inbreuk maakt op de onschuldpresumptie. Het slachtoffer verklaart wanneer het onderzoek ter terechtzitting al is begonnen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting wordt er continu invloed uitgeoefend op de rechter met als poging hem te overtuigen van de gepresenteerde argumenten.

Recht op voldoende tijd en faciliteiten voor een goede voorbereiding

Dit wordt met name van belang indien het slachtoffer alsnog als getuige beëdigd dient te worden. Het is dan van belang om te beoordelen of de verdediging dan nog wel voldoende tijd heeft om zijn verdediging voor te bereiden, of dat het proces niet onnodig vertraagd wordt. Een verdachte dient namelijk voldoende tijd te hebben gehad om de verdediging voor te bereiden. Het recht op het horen van getuigen

Bij dit recht is het van belang dat de verdachte de geuite beschuldigingen moet kunnen weerleggen door middel van een ondervraging van de getuigen, daarnaast moet de verdachte op gelijkwaardige voet met de aanklager getuigen kunnen oproepen.147 Het slachtoffer heeft het

recht om een verklaring af te leggen over de gevolgen van het strafbare feit voor het slachtoffer, de mogelijke bewezenverklaring, de aard van het strafbare feit, de schuld van de verdachte en de hoogte van de straf. Of het slachtoffer gezien kan worden als getuige hangt af van de mate van verschaffing van informatie. Als die informatie, of een deel daarvan, wordt gebruikt door de rechter om een beslissing te kunnen maken dan moet het slachtoffer beëdigd worden als getuige. Indien dit niet gebeurt, kunnen vragen slechts gesteld worden via de voorzitter van de rechtbank. De rechter mag slechts gebruik maken van wettelijke bewijsmiddelen om zich te laten overtuigen. Daar geldt echter wel een uitzondering, de rechter mag de verklaring van de spreekgerechtigde wel gebruiken voor de straftoemeting.148 Maar in hoeverre kan de verklaring, en het niet kunnen weerleggen daarvan, een inbreuk maken op het ondervragingsrecht. Een

147 Fedorova 2012, p.337.

verklaring omtrent het strafbare feit, de schuld van de verdachte en de hoogte van de straf hebben betrekking op de beraadslagingsvragen. Het ligt dan ook voor de hand dat de rechter hierdoor beïnvloed wordt. Hoewel het ondervragingsrecht van de verdachte een belangrijk verdedigingsrecht is, is dit recht niet absoluut, het is mogelijk om beperkingen op te leggen. Om te beoordelen of het niet kunnen weerleggen van een verklaring van het slachtoffer dient dus te worden gekeken of een beperking op dit recht geoorloofd is.

De eerste maatstaf waaraan getoetst wordt is of er een goede reden is om af te zien van het horen van een getuige. De tweede maatstaf is de vraag of er sprake is van sole of desicive bewijs. De derde maatstaf is de controle of er genoeg safequards geboden zijn.

Indien het slachtoffer daadwerkelijk een belastende verklaring jegens de verdachte aflegt over de schuldvraag en de bewezenverklaring, is het wenselijk dat de verdachte hier bewijs tegen in kan brengen of de verdachte hieromtrent vragen kan stellen.

6.2 Conclusie

In het bovenstaande onderzoek heeft de volgende onderzoeksvraag centraal gestaan:

“Zijn de Nederlandse rechten voor slachtoffers en nabestaande verenigbaar met het strafrechtelijk opgestelde model van Douglas Beloof en het recht op een eerlijk proces voor de verdachte?”

Om op deze vraag een antwoord te kunnen geven, is er eerst een beschrijvend stuk opgenomen in mijn onderzoek waarin wordt beschreven wat de rechten van slachtoffers en de verdachten in het EVRM en in het Nederlandse strafproces zijn. Daarnaast is ook onderzoek gedaan naar het Victim Participation Model van Douglas Beloof om de rechten van het slachtoffer in Nederland te vergelijken en te beoordelen of deze volgens Beloof voldoende zijn.

Bij de beantwoording van de hoofdvraag, en met name bij de beantwoording of de Nederlandse rechten van de slachtoffers verenigbaar zijn met het Victim Participation Model, moet in het achterhoofd gehouden worden dat het model, gecreëerd door Douglas Beloof een ideaalbeeld is en is interessant geweest om mee te kunnen nemen in mijn onderzoek. Omdat het een ideaalbeeld is moet daarbij in het achterhoofd worden gehouden dat het positieve recht het belangrijkst is. In het onderschreven stuk ben ik eerst in gegaan op de rechten van de slachtoffers in het Nederlandse recht in vergelijking met het Victim Participation Model,

vervolgens zal ik in gaan op de rechten van de verdachte en of er een inbreuk wordt gemaakt op het recht van een eerlijk proces.

De rechten die aan het slachtoffer in het Nederlandse strafproces en diens nabestaanden worden toegekend zijn omvangrijk, mede omdat het spreekrecht nu onbeperkt is. De rechten die door Beloof worden toegekend aan het slachtoffer zijn uitgebreider. Hoewel het voor grote delen overeenkomt zijn de rechten die Beloof toekent aan het slachtoffer uitgebreider. Het slachtoffer heeft in zijn model ten eerste een prominentere positie dan het slachtoffer in het Nederlandse strafproces. Dit blijkt onder andere uit het doen van aangifte, de positie in de rechtszaal en het adviesrecht dat is toegekend aan het slachtoffer. Het slachtoffer krijgt een plek aangewezen naast de verdediging en de OvJ, waardoor het voor het slachtoffer gemakkelijker wordt om te reageren op verklaringen en het bewijs. Doordat het slachtoffer een advies kan geven aan het de rechters, die de rechter weer kan laten prevaleren boven die van de OvJ of de verdediging. In Nederland kan de verklaring van het slachtoffer slechts gebruikt worden voor de rechtbank voor de straftoemeting, niet voor de mate van schuld of de veroordeling.

Een op een loopt het niet geheel gelijk met elkaar. De vraag is echter of de rechten, toegekend in het Nederlandse strafprocesrecht, verenigbaar zijn met het ideaalbeeld geschetst door Beloof. Door de jaren heen is de positie van slachtoffer versterkt en leeft steeds meer op naar het model van Beloof. In het verleden bestond er voor het slachtoffer slechts de mogelijkheid om zich te voegen als benadeelde partij inzake een schadevergoeding tot nu de mogelijkheid om gebruik te maken van het onbeperkte spreekrecht en betrokkenheid bij het strafproces. Daarbij kan de vraag worden gesteld of het wenselijk is om de rechten in Nederland van het slachtoffer nog verder uit te breiden volgens het ideaalbeeld van Beloof. Er is immers getracht om een adviesrecht over de beraadslagingsvragen van artikel 350 Sv in te voeren voor het slachtoffer in Nederland, in de plaats daarvan is het onbeperkte spreekrecht ingevoerd.

Of deze rechten een inbreuk maken op het recht op een eerlijk proces van de verdachte is in zijn algemeenheid lastiger te beoordelen. Zoals beschreven is de ondervraging van slachtoffers niet gelijk te stellen met die van getuigen.149 Daarnaast is er geen sprake van een wettig bewijsmiddel indien de rechter de verklaring van het slachtoffer niet gebruikt voor de

149 Artikel 302 Sv.

motivering.150 Toch kan er door het slachtoffer een behoorlijk belastende verklaring worden afgelegd zonder dat de verdachte dit kan weerleggen, er kunnen slechts vragen gesteld worden via de voorzitter van de rechtbank.151 Door de verklaring van het slachtoffer bestaat er het grootste risico dat er een inbreuk wordt gemaakt op het ondervragingsrecht van de verdachte. Aan de hand van de beoordelingscriteria, gegeven door het EHRM, zal ik dit onderdeel beantwoorden. Ten eerste dient er gekeken te worden of er een goede reden bestaat om af te zien van het horen van een verdachte. Door de traumatische ervaring van het slachtoffer, is het voor hen onwenselijk om ondervraagt te worden door de verdediging of door de OvJ. Tevens kan het zeer slecht zijn voor de gezondheid om het slachtoffer te confronteren met de verdachte. Hierdoor is er door de wetgever ook uitdrukkelijk voor gekozen om het slachtoffer niet gelijk te stellen met een getuige. Bij de tweede maatstaf dient er getoetst te worden of er sprake is van ‘sole or decesive’ bewijs. Indien er slechts een verklaring van een slachtoffer is, kan er niet vervolgd worden. Een vervolging dient gebaseerd te zijn op wettig bewijs en de verklaring van een getuige kan niet worden gezien als een wettig bewijsmiddel, de verklaring van een slachtoffer kan dan ook niet gezien worden als ‘sole or decisive’ bewijs. Ten slotte dient er gekeken te worden of er voldoende safe guards geboden zijn aan de verdachte. Daarbij is het van belang of de verdachte bijvoorbeeld andere getuige of deskundige heeft kunnen horen of zelf bewijs heeft kunnen inbrengen. Aan de hand van het toetsingskader kan niet direct gezegd worden dat er sprake is van een inbreuk van het ondervragingsrecht indien er gebruik wordt gemaakt van het spreekrecht, zolang er maar genoeg safe guards geboden worden om de belastende verklaring van het slachtoffer te compenseren.

Concluderend kan er gezegd worden dat, indien de rechten vergeleken worden met het Victim Participation Model, het slachtoffer een behoorlijk sterke positie heeft. Het leeft nog niet helemaal op naar het ideaalbeeld van Beloof, maar met de gegeven evaluatie van de positie van het slachtoffer komt het steeds meer in de buurt van dat ideaalbeeld. De huidige rechten zoals ze worden toegekend in het Nederlandse procesrecht maken geen inbreuk op het ondervragingsrecht van de verdachte en dus ook niet op het recht op een eerlijk proces indien er, met name, voldoende safe guards geboden worden. Indien de rechten van de slachtoffers verder worden uitgebreid naar het geschetste ideaalbeeld van Beloof bestaat er een risico dat de ondergrens, gegeven in artikel 6 EVRM, wordt bereikt. Om dit te voorkomen dienen de

150 De Wilde, 2015, p.114.

rechten van de verdachte uitgebreid te worden met betrekking tot de ondervraging van het slachtoffer. Het moet dan bijvoorbeeld mogelijk zijn voor de verdachte om de belastende verklaring van het slachtoffer wel te weerleggen zonder dat daar een beëdiging van het slachtoffer daar tussendoor komt en dat de verdachte een eerlijk proces gegarandeerd kan

GERELATEERDE DOCUMENTEN