• No results found

Ds. G.D. Buss vertrouwde zijn stoffelijk overschot toe aan het graf in de Dicker begraafplaats, in

de vaste en zekere hoop op een heerlijke opstanding. Velen voelden dat het een allerheiligste

gelegenheid was. Een herdenkingsdienst werd gehouden op 2 maart 2013 in de kerk van John

Warburton (Zion Chapel, Trowbridge).

97

17. Het leven van J. W. Walder

25

Bron: The Gospel Standard, feb. 2017, blz. 56 ev.

John William Walder was sinds 1963 een getrouw bedienaar van het Evangelie van Jezus Christus. Vanaf 1983 was hij predikant van Galeed Chapel te Brighton. Op 9 februari overleed hij en ging hij in de eeuwige rust, 90 jaren oud.

Wij zijn dankbaar dat onze geliefde overleden vriend zijn geestelijke ervaringen en worstelingen opgeschreven heeft. Die begonnen toen hij nog maar acht jaren oud was. Uit deze levensbeschrijving zijn in dit korte verslag enkele stukken overgenomen.

(Als de Heere het wil, zal zijn volledige levensbeschrijving door de kerk van Galeed worden uitgegeven, samen met enkele van zijn preken.)

Jeugd

Hij schrijft het volgende: ‘Toen ik acht jaren oud was, is de Heere voor het eerst met mij begonnen. Toen ik naar Burgess Hill Chapel ging, zei de predikant dat als wij de stem van de Heere niet in dit leven met goddelijke kracht hoorden, wij Hem bij ons sterven zouden horen zeggen: Ga weg. Toen wist ik dat er een God in de hemel was, Wiens stem ik niet gehoord had en dat mijn hart voor Hem openlag. Vanaf die tijd merkte ik dat ik de dingen die ik vroeger gedaan had, niet langer doen kon. Men zal mij wel een bijzonder kind gevonden hebben.

Ongeveer twee jaren later sprak de predikant over een bepaalde zonde die ik in het verborgen bedreven had. Ik had deze zonde aan niemand bekendgemaakt. De predikant zei: ‘Voor God zijn alle dingen bekend.’ Ik voelde me schuldig. Het enige wat ik nog hoorde was dat de zonde gestraft zal worden.

Toen ik de kerk uitliep barstte ik in tranen uit, maar ik kon niets zeggen tegen degenen die vroegen waarom ik huilde. In die tijd was ik volslagen onbekend met het Evangelie. Ik had slechts wettische vrees voor de hel en de straf. In mijn gebeden vroeg ik aan God of Hij mij wilde sparen en medelijden zou willen hebben. Dan zou ik me wel beter gedragen.’

Heidens

Ik kan me herinneren dat mijn overleden vriend mij eens vertelde dat hij, toen de Heere Zijn werk in hem begonnen was, in het geheel geen zaligmakende kennis had van het Evangelie. Net als een ‘heidens’ kind, dat nog nooit van de Naam van Jezus gehoord had. En dat terwijl hij altijd meegenomen werd naar de kerk. Dit feit zou ouders niet moeten ontmoedigen om hun kinderen in de lering en de vermaning des Heeren op te voeden. Het bewijst slechts dat er meer nodig is.

Hij schrijft verder: ‘Ik besloot dat ik mijn leven moest gaan reformeren en beter mijn best moest doen. Ik verbrandde mijn wereldse boeken, gooide de dingen weg die mijn lusten bevredigd hadden en verliet mijn vorige vrienden. Ook begon ik de doordeweekse diensten bij te wonen. Ik had het vaste voornemen om mijzelf te verbeteren en zette mij ertoe om de ene lust na de andere te overwinnen. Wat het uitwendige betreft lukte het mij wel. Maar daarna voelde ik mij nog vuiler dan ooit. Ik ervaarde dat deze woorden de waarheid zijn:

‘Hoe meer ik tegen de kracht van de zonde streed, Hoe meer ik zondigde en struikelde.’

Daarna vertelt hij dat hij op een dag de aandrang voelde om de Bijbel te lezen. De duivel probeerde hem van het lezen af te houden en zei dat er voor hem toch niets in stond. Hij deed het toch en las Math. 5.

Daar spreekt Jezus over de noodzaak van de vervulling van de wet. Hij werd diep overtuigd door het lezen

25 Geplaatst met toestemming van Mr. T. Rosier, The Gospel Standard.

98

van dit gedeelte. En toen kwam de vijand als een watervloed binnen. Hij zei: ‘Kijk eens naar jezelf, waar ben je nu toch in terecht gekomen? Ik zei toch dat je de Bijbel niet moest lezen, er is voor jou niets dan veroordeling te lezen.’

Opstand

‘Omdat ik geheel onwetend was, probeerde ik nog steeds aan de eisen van de wet te voldoen, totdat ik op een middag zo vervuld werd met zelfmedelijden, frustratie en woede, dat ik God durfde te zeggen dat Hij mij moest verdoemen om rechtvaardige redenen. Ik zei dat het niet mijn schuld was dat Adam gevallen was en dat het heel onrechtvaardig was om van mij te eisen wat ik onmogelijk doen kon. Onmiddellijk nadat deze woorden gesproken waren, besefte ik wat ik gedaan had. Ik beefde letterlijk over mijn gehele lichaam, omdat ik vervuld was met verschrikking voor een heilige God, Die mij rechtvaardig in een ogenblik naar de afgrond zou kunnen zenden. Omdat ik bang was om alleen te zijn, voegde ik mij bij ons gezin. Toen ik zag dat de kat bij het haardvuur lag, werd ik heel erg jaloers op dit zielloze schepsel. Ik zei tegen mezelf: ‘Ik heb een onsterfelijke ziel. Ik ben verloren en zal vergaan.’ Dit deed mij vanuit mijn hart roepen: Heere, wat moet ik doen om zalig te worden?

Jezus mijn Zaligmaker

Mr. Walder kon zich ook nog een ander voorval herinneren, dat enkele jaren later plaatsvond. Toen hij in zijn Bijbel zat te lezen, zei hij tegen God: ‘Heere, ik geloof dat Jezus naar de aarde kwam en stierf om arme verloren zondaren te behouden, maar was het ook voor mij?’

Wel, onze geliefde overleden vriend kreeg het genadige antwoord van de Heere op deze grote en essentiële vraag. Hij schrijft erover: ‘Op een zondagmorgen in juni 1942 kwam ik thuis uit de kerk. Ik was erg terneergeslagen, omdat ik niet gekregen had waar ik zo naar verlangd had. Ik was alleen thuis, dus zocht ik een boek om te lezen. Ik kwam Romaine’s Life, Walk and Triumph of Faith tegen (Het Leven, de Wandel en de Overwinning van het Geloof). Ik dacht dat dit boek wel geschikt zou zijn voor de toestand waarin ik mij bevond. Wel, toen ik het boek las, gebruikte de Heilige Geest het om één voor één alle redenen en tegenwerpingen die ik had waarom Jezus niet mijn Zaligmaker zou zijn, weg te nemen. Dit ging zo door tot ik bij deze woorden kwam: Christus is mijn Wetsvervuller. Toen fluisterde de Geest met kracht in mijn binnenste: ‘En waarom ook niet?’ Zowel vanbinnen als vanbuiten kon ik geen enkele reden vinden. Al mijn zonden waren verdwenen en o, wat vloeide er een vreugde en vrede in mijn verheugde geest! Ik kon niet anders dan geloven en verheugd zijn.’

‘Spoedig hierna werd ik erg bekommerd omdat ik de zonde in mij voelde oprijzen. Ik dacht dat dit niet zo zou moeten zijn, maar ik werd erg vertroost door verder te lezen in het boek van Romaine. De schrijver verklaart daar de tekst uit Rom. 7:17 en 1 Joh. 3:9: Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont en: Een iegelijk, die uit God geboren is, die doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.

In die tijd had ik zo’n haat tegen de zonde en de boosheid van mijn hart, dat ik nog liever had willen sterven dan verder te leven in het zondigen tegen de God Die mij met zo’n grote liefde heeft liefgehad.

Terwijl ik nog in deze begunstigde toestand was, zei ik met kinderlijke eenvoud: ‘O Heere, mag ik U mijn Vader noemen?’ Op een zoete en zalvende wijze gaf Hij het antwoord: ‘Dat mag je doen.’

Beproevingen en uitreddingen

In december van het jaar 1950 werden hij en zijn verloofde gedoopt te Scaynes Hill. Zij trouwden kort na deze gebeurtenis.

Zijn vader werd predikant te Scaynes Hill en wilde zijn bakkerij van de hand doen. Hij verkocht de bakkerij aan onze overleden vriend. Dit bracht vele beproevingen en vele uitreddingen met zich mee. Op een keer kwamen de beproevingen als het ware samen.

Hij schrijft: ‘Op de volgende dag moest mijn vrouw naar het ziekenhuis om een zware operatie te ondergaan. Ook waren er veel problemen in de kerk. Nieuwe maatregelen van de overheid zorgden voor een hele omwenteling in de bakkerij en twee personeelsleden waren ziek. Ik probeerde het belangrijkste werk te doen van drie mensen tegelijk. Omdat ik de producten moest afleveren in een heuvelachtig gebied, legde ik mijn volgeladen mand neer op het pad en zei: ‘Ik kan niet verder.’ Toen kwamen de woorden uit de hymn met zalving in mijn ziel:

‘Ik zal u kracht geven, u helpen, en u doen staan,

Ondersteund door Mijn rechtvaardige, almachtige hand.’

99

Ik pakte mijn mand van de grond en rende de trap op, helemaal naar boven. Ik voelde mij zo versterkt in alles. Toen ik de volgende morgen met mijn vrouw aan het bidden was, pleitte ik op die woorden. Toen ik klaar was met bidden, zei mij vrouw: ‘De woorden die je net genoemd hebt, kwamen gisterenmorgen om tien uur met kracht in mijn hart.’ Wij hadden tegelijkertijd dezelfde woorden in ons hart gekregen.’

De verwijzing van onze overleden broeder naar de kat bij het haardvuur brengt nog een ander voorval met een kat in herinnering. Dat heeft hij mij eens verteld. Op een keer werd hij zeer geplaagd door de tegenstander satan, die hem in de gaten hield. Hij wist dat hij van zichzelf volslagen hulpeloos was tegen hem en smeekte de Heere of Hij hem wilde verlossen. Toen hij in de bakkerij naar boven ging en de kamer inging waar het meel opgeslagen was, zag hij een kat, die aandachtig zat te loeren naar een muis. Hij had zijn ogen op het dier gevestigd. De muis was in een hoekje gedreven en de kat stond klaar om de muis aan te vallen en te doden. De aanblik van de angstige en hulpeloze muis, die daar ineengekrompen in een hoekje zat, zonder dat er een weg van ontsnapping was, tekende in een ogenblik het beeld van de toestand waarin hij zich bevond.

Voor de eigenaar van een bakkerij was de muis geen welkome gast. Toch deed hij iets wat zijn wens uitbeeldde en wat hij wilde dat de Heere voor hem zou doen. Hij liep snel naar de kat toe en pakte het dier op, zodat de muis kon ontsnappen.

Roeping tot predikant

Nu wil ik verdergaan naar het gedeelte van zijn schrijfwerk dat handelt over zijn roeping tot predikant.

Toen de Heere hem zegende met zo’n heldere verlossing, voelde hij de overtuiging dat deze zegen niet alleen voor hemzelf was, maar dat de Heere er een bedoeling mee had: Hij zou hem ooit voor een bijzonder werk gebruiken. Naarmate de tijd verstreek, werd deze gedachte in hem verdiept, maar hij verzette zich tegen de gedachte dat hij zou moeten preken. De Heere ging echter door met hem te onderwijzen en te leiden in de werkzaamheden van zijn ziel, opdat Christus Zichzelf een ‘levende, heldere werkelijkheid’ voor hem zou maken .

Mr. Walder vertelt verder nog over een andere grote zegen die hij ontvangen heeft. Dit keer in het huis des Heeren: ‘De tekst werd bekendgemaakt: Hem nu, Die machtig is u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijn heerlijkheid in vreugde (Judas: 24). Ik denk niet dat ik van hetgeen de predikant gezegd heeft ook maar een woord gehoord heb, maar o, wat een liefde en ontferming stroomden er in mijn ziel. Dat woord werd rechtstreeks tot mijn hart gesproken. Ik was de ‘u’ van die tekst.

Die middag zag ik twee zaken in het bijzonder. De eerste zaak was dat ik mij niet kon voorstellen dat er iets reiner en heiliger is dan de tegenwoordigheid van Gods heerlijkheid. De gedachte dat zo’n vuile ellendeling als ik mij voelde onstraffelijk kon voorgesteld worden, was mij wonderlijk. Het was inderdaad een wonderlijke verlossing.

De andere zaak was de gedachte dat Jezus Zelf op een dag zo iemand als ik zou nemen en vervolgens zou zeggen: ‘Vader, hier is iemand die U van eeuwigheid aan Mij gegeven hebt en van allen die U Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren. Hier is er een, gezond en wel.’ Ja, dat Hij mij zou voorstellen en daarom zeer verheugd zou zijn.

‘Werkelijk, dit verbrak mijn hart. Diezelfde avond hoorde ik een preek over de tekst: Want de HEERE zal Sion troosten (Jes. 51:3). De dingen die gezegd werden, kwamen zó sterk overeen met de weg waarin ik geleid was, dat ik voelde dat de troost werkelijk van de Heere afkomstig was. Het was geen ongegronde fantasie uit mijn brein. Die nacht kon ik niet slapen van vreugde. De Heere kwam weer zo naderbij. Hij verhoorde mijn gebed en maakte Zichzelf tot een ‘levende en heldere werkelijkheid’ en was ‘zeer gemeenzaam.’

‘Ik omhelsde Hem en Hij omhelsde mij. Ik wilde Hem niet laten gaan en wilde niet gaan slapen, uit angst dat Hij weggegaan zou zijn als ik wakker zou worden. Ik verlangde ernaar om ontbonden te zijn en met Hem te zijn, wat zeer verre het beste is. Ik wilde niet langer leven om weer tegen Hem te zondigen, maar ik gevoelde ook: ‘Heere, als het meer zou kunnen zijn tot betoning van Uw heerlijkheid en tot eer van Uw Naam dat ik nog een poosje in deze wildernis zal blijven: Uw wil geschiede.’ Onmiddellijk hierna kwam deze vraag in mijn hart: ‘Zou je gewillig zijn om te preken?’ Ik antwoordde: ‘Ja Heere, zelfs om te preken.’

Dit scheen de grootste zaak te zijn die Hij van mij kon vragen om voor Hem te doen. Toch voelde ik mij volkomen gewillig. Ik zei: ‘Heere, als het Uw wil is om dit arme stof af te zonderen voor het werk van de bediening: hier ben ik, zend mij heen.’ Omdat ik mij zo volkomen onbekwaam voelde, zei ik: ‘Heere, is er geen betere dan ik te vinden?’

100

Nadat hij op 20 april 1963 door de kerk te Scaynes Hill tot ambsdrager bevestigd was, ging hij heen in de naam des Heeren om het Woord van God te prediken. Omdat hij door de Heilige Geest gezalfd was, bediende hij het Woord niet op een oppervlakkige wijze. Hij legde het fundament van de gezonde leer, maar legde ook de nadruk op een levende en zaligmakende bevinding van de waarheid, door de openbaring van Christus door de heilige Geest en de vruchten die er op die openbaring zouden volgen.

Hij predikte een wet die hij kende, een Evangelie dat hij kende en het werk van de Heilige Geest dat hij kende. Hij was zeer bewogen in het werk van de bediening. Zijn hoorders hoefden niet te twijfelen of hij er wel met zijn hart bij was. Vaak zagen wij de tranen over zijn wangen lopen als hij aan het preken was.

Gaven

De Heere gaf hem niet alleen genade, maar Hij gaf hem ook gaven. Die geeft Hij aan eenieder die Hij uitzendt om te preken. Boven alles werd zijn bediening door God gezegend in een mate die alleen Hem bekend is. Enkelen die profijt gehad hebben van zijn bediening weten het. Zijn arbeid was niet zonder vrucht in zijn vaderland (Math. 13:57). Vaak preekte hij te Scaynes Hill en hij doopte drie vrienden in de jaren voordat hij tot leraar van Galeed Chapel te Brighton beroepen werd.

Over dit beroep schrijft hij het volgende: ‘Toen ik in februari 1981 met mijn werk bezig was, kwamen deze woorden bij me: Het is de Heere. Dit ging met zoveel kracht gepaard, dat ik wist dat er iets zou gaan komen.

Omdat ik zo’n vreesachtig persoon was, dacht ik dat er iets ergs stond te gebeuren. In die tijd hadden er vier of vijf mensen een hartkwaal. Een van hen was stervende. Iets in me zei: ‘Jij zult de volgende zijn.’ Na enkele dagen kwam de rest van het vers in mijn hart:

‘Het is de Heere; zou ik Zijn wil Wantrouwen of tegenspreken?

Hij, Die niet anders kan doen dan wat recht is, En altijd recht zal blijven?’

O, ik voelde zo’n zoet vertrouwen in de getrouwheid en liefde van de Heere, dat ik in Zijn handen viel en zei: ‘Uw wil geschiede.’ Ik wist immers dat Zijn wil het beste was. Enkele dagen later kreeg ik de brief van de kerk te Galeed. Men nodigde mij uit om in 1982 drie maanden te komen preken.’

Hij nam het beroep aan en zodoende begon hij zijn werk van de bediening daar in januari van het jaar 1983. De Heere gaf getuigenis aan zijn bediening te Galeed en gaf er Zijn zegen over. In die jaren heeft hij verschillende mensen gedoopt. Het teruglopende aantal hoorders door de dood van verschillenden van zijn hoorders en het ernstige terughouden van de kracht van de Heilige Geest was voor hem een smartelijke zaak.

Het geschrift van onze overleden broeder eindigt met een verslag van de zegen van de Heere in tijden van benauwdheid. Dit vond plaats in het jaar 1992.

‘In juni 1992 had ik een beproeving. Ik bracht zes dagen in het ziekenhuis door. Enkele weken daarvoor kwamen de volgende woorden met kracht in mijn hart: Geliefden, houdt u niet vreemd over de hitte der verdrukking onder u, alsof u iets vreemds overkwame (1 Petr. 4:12). Dit bleek in alle opzichten een hele zware beproeving te zijn en in het ziekenhuis werd ik erg ziek. Ik dacht het niet te zullen overleven en het ziekenhuispersoneel dacht er hetzelfde over. Toch werd ik gevoelig vertroost en mocht ik mijn kalmte bewaren omdat ik in staat gesteld was om mijzelf in de handen van God te werpen.

‘Nadat ik thuisgekomen was, werd ik erg beproefd door de woorden: Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods (Luk. 12:9). Ik voelde dat ik hieraan op verschillende wijzen schuldig stond. Toen ik hier op een morgen over nadacht, had ik een zoet geloofsoog op een lijdende Zaligmaker geslagen. Ik overdacht de grootheid van het lijden voor een zondaar zoals ik en dat Hij dat lijden zó gewillig verdragen had. Wat wilde Hij al niet voor mij lijden en wat zou ik voor Hem

‘Nadat ik thuisgekomen was, werd ik erg beproefd door de woorden: Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods (Luk. 12:9). Ik voelde dat ik hieraan op verschillende wijzen schuldig stond. Toen ik hier op een morgen over nadacht, had ik een zoet geloofsoog op een lijdende Zaligmaker geslagen. Ik overdacht de grootheid van het lijden voor een zondaar zoals ik en dat Hij dat lijden zó gewillig verdragen had. Wat wilde Hij al niet voor mij lijden en wat zou ik voor Hem