• No results found

De cvp in de dagbehandeling; Overijssel

2 Beschrijving van de experimenten

2.2.4 De cvp in de dagbehandeling; Overijssel

In Overijssel is door de provincie besloten dat het cvp-experiment plaatsvindt in de daghulp. In beginsel is de gehele daghulp in de jeugdhulpverlening in Overijssel het werkterrein van de cvp en beho-ren alle jongebeho-ren in de daghulp tot de doelgroep. Dit betekent dat een categorie jeugdigen binnen het blikveld van de cvp komt, die heel anders is dan de groepen waarmee tot nog toe ervaring is op-gedaan; we doelen hier op de kinderen die de Medische Kleuterdag-verblijven (MKD’s) bezoeken. Daarnaast maken ook groepen oudere jongeren gebruik van de daghulp, die meer overeenkomen met de cliëntèle van de cvp’s die actief zijn binnen de residentiële setting.

Het cvp-experiment dat door de provincie geëntameerd werd, kon niet rekenen op onvoorwaardelijk enthousiasme van de instellingen.

Dit had onder andere te maken met het feit dat het (in

overeenstem-ming met het Besluit Cliëntenvertrouwenspersoon) gefinancierd werd uit de doeluitkering jeugdhulpverlening, waardoor het volgens de instellingen ten koste ging van hun budget. Daar kwam bij dat tegelij-kertijd het voornemen geopperd werd om een reguliere (niet-experimentele) cvp in te voeren voor de residentiële hulpverlening, waartegen hetzelfde bezwaar bestond. Verder waren enkele instel-lingen in het kader van hun cliëntenbeleid zelf al bezig met het ont-wikkelen van vertrouwenswerk, en deze hadden er moeite mee om deze ontwikkelingen stop te zetten of terug te draaien ten gunste van het provinciale experiment. Daarbij speelde ook de vraag of het noodzakelijk was dat het cvp-werk van buiten af werd geleverd, of dat het ook binnen de instelling kon worden ingekaderd. In de herfst van 1999 is over deze problematiek herhaalde malen overleg ge-voerd tussen de provincie en de instellingen. De feitelijke start van het cvp-werk moest wachten op de uitkomst hiervan, wat uitstel tot rond de eeuwwisseling betekende.

Uiteindelijk leidde het overleg tot een compromis. De invoering van een reguliere cvp in de residentiële hulpverlening werd uitgesteld tot na afloop van het experiment. Het cvp-experiment in de daghulp werd volgens plan ingevoerd in vier van de vijf instellingen. De vijfde instelling, De Ambelt in Zwolle, werd in staat gesteld een eigen sys-teem van cliëntenvertrouwenswerk nader uit te werken. Afgesproken werd dat dit als een aparte variant binnen het experiment beschouwd zou worden en dus ook meegenomen zou worden in het onderzoek.

Zo startte in de provincie Overijssel een externe cvp, een medewerk-ster van het AKJ voor 24 uur per week voor vier instellingen en het aparte systeem van vertrouwenswerk in de Ambelt (verderop wordt een beschrijving van het Ambelt-systeem gegeven).

Gedurende het experiment zijn drie van de vier instellingen (Jeugd-zorg Twente, BJ Twente en Jeugd(Jeugd-zorggroep Oost) met elkaar gefu-seerd tot één nieuwe instelling met de naam Jarabee. Deze nieuwe organisatie heeft ook een nieuwe structuur gekregen waarbij de ver-schillende dagbehandelingsgroepen meer geografisch gegroepeerd zijn binnen een eigen afdeling. Onder de sector Dagbehandeling vallen vier afdelingen; Almelo, Boekelo, Hengelo/Oldenzaal en En-schede. De daghulp van BJ-Twente is onder een andere sector te-rechtgekomen, de sector 24-uurszorg. Deze afdeling heeft nu de

naam ‘educatie’ gekregen. De fusie is per 31 december 2000 vol-trokken, maar speelde in het begin voornamelijk op managementni-veau. Om deze reden heeft het experiment weinig hinder ondervon-den van de fusie. Wel heeft het consequenties voor de toekomst, hierover later meer. De twee andere organisaties (De Ambelt en de Reggeberg) zijn ook tot een vorm van samenwerking gekomen. Sa-men met de Zwolse jeugdhuizen (een residentiële instelling) vorSa-men ze een holding genaamd Trias. Dit is dus geen fusie zoals bij Jara-bee. Ook hiervan heeft het experiment weinig hinder ondervonden.

Deze ontwikkelingen kunnen voor onrust en complicaties in het cvp-werk zorgen, dat bij uitstek gebaat is bij continuïteit. Toch moet men dit ook niet dramatiseren. Fusies en reorganisaties zijn aan de orde van de dag. In het kader van het experiment is het juist interessant om te bekijken hoe het cvp-werk zich staande houdt als dergelijke veranderingen zich voordoen.

Omdat bij de start en bij het grootste gedeelte van het experiment sprake was van de oude structuur met de oude instellingen, houden we de oude benamingen aan in dit rapport. Aan het eind, bij de con-clusies zullen we dieper ingaan op de mogelijke gevolgen van deze fusies. De AKJ-cvp in Overijssel heeft haar werk gedaan in de vol-gende instellingen:

 Jeugdzorg Twente: drie groepen dagbehandeling in Almelo, Hengelo en Enschede, verschillende leeftijdscategorieën in het bereik 6-18 jaar; ongeveer 70 cliënten.

 BJ Twente: daghulp in diverse settings voor oudere minderjari-gen (vanaf 15 jaar) en voor jonge meerderjariminderjari-gen, ongeveer 30 cliënten.

 Jeugdzorggroep Oost: Medische Kleuterdagverblijven in Boekelo en Almelo, ongeveer 90 cliënten.

 De Reggeberg: Medische Kleuterdagverblijven in Hellendoorn, Rijssen en Hardenberg en een Medisch Orthopedagogisch Dag-verblijf te Hellendoorn met respectievelijk 56 en 8 cliënten.

In sommige instellingen is een rigoureuze afbakening van de doel-groep van cliënten in de dagbehandeling niet mogelijk omdat er in de dagelijkse praktijk van de hulpverlening gemengde groepen voorko-men, die bestaan uit cliënten die formeel onder de dagbehandeling vallen en cliënten die formeel onder andere vormen van hulp vallen.

De cvp kan zich niet in een groep presenteren en dan meedelen dat

sommige van de aanwezigen wel van haar diensten gebruik kunnen maken en anderen niet. In de praktijk is de potentiële cliëntengroep dus groter dan hierboven aangegeven.

Het management van De Reggeberg houdt consequent het stand-punt aan dat al aan het begin van het experiment werd ingenomen.

Men vindt ten eerste dat het experiment niet op deze wijze zonder goed overleg met de instelling gestalte had mogen krijgen en ten tweede dat een cliëntenvertrouwenspersoon volgens het nu inge-voerde model volstrekt inadequaat is voor de doelgroep van kleuters in een MKD die “nauwelijks over communicatieve vermogens be-schikken”. Van het begin af aan heeft men zich hier tegen verklaard, maar kennelijk heeft dit standpunt geen indruk gemaakt en de demo-cratisch gekozen provinciale overheid heeft beslist dat het toch door-gang moest vinden. Er rest de instelling weinig anders dan loyaal, maar zonder overtuiging, medewerking te verlenen aan het experi-ment. Om dit standpunt nog eens te onderstrepen is halverwege het experiment een brief met een dergelijke strekking aan de provincie gestuurd. Als bijlage bij de brief zijn de resultaten van een interne evaluatie gevoegd. Ook deze evaluatie komt er op neer dat de doel-groep van MKD-kinderen niet geschikt is voor het cvp-werk. Gesug-gereerd wordt dat de wat oudere kinderen (6-12 jaar) in de MOD (Medisch Orthopedagogische naschoolse Dagbehandeling), een meer geschikte doelgroep zouden vormen.

Bij de andere MKD-instelling, de Jeugdzorggroep Oost, bestaat er ook twijfel over de vraag of cliëntenvertrouwenswerk voor MKD-kinderen wel mogelijk is. Desondanks probeert de directie actief draagvlak op te bouwen voor het cvp-werk onder het personeel, opdat het experiment een eerlijke kans krijgt. Van deze directie is ook het initiatief uitgegaan om op provinciaal niveau onderling erva-ringen met de cvp uit te wisselen en te evalueren.

Veel dagbehandeling wordt op parttime basis gegeven. Dat wil zeg-gen dat de jongeren een paar dazeg-gen per week aanwezig zijn en an-dere dagen niet. Ook dit brengt een complicatie van het cvp-werk met zich mee die onbekend is in het residentiële cvp-werk. Het bie-den van zekerheid en continuïteit in de vorm van vaste tijdstippen van aanwezigheid is één van de uitgangspunten van de

cvp-methodiek. Ook in de dagbehandeling heeft dit zijn waarde. Daar-naast zijn er praktische overwegingen voor de cvp in de dagbehan-deling (roostertechnisch) om telkens op vaste tijdstippen aanwezig te zijn. Zo wordt er dan ook gewerkt. Maar in de dagbehandeling is een belangrijk nadeel hiervan dat sommige jongeren nooit persoonlijk bereikt worden, omdat zij op andere tijdstippen in de dagbehandeling aanwezig zijn dan de cvp.

BJ-Twente kent (met betrekking tot het cvp-werk) een educatieve voorziening en een bosbouwproject. Beide werkvormen brengen praktische belemmeringen met zich mee voor het cvp-werk. De jon-geren zitten op school of doen hun werk in de bosbouw. Er is geen ruimte voor activiteiten van de cvp tussendoor, dus houdt de cvp spreekuur na afloop van de school- of werktijd. Echter, dan willen de jongeren naar huis (het is een soort nablijven als je dan nog naar de cvp gaat). Inmiddels is in de educatie een verandering in de aanwe-zigheid van de cvp aangebracht. Zij arriveert nu eerder en laat aan alle jongeren weten dat zij aanwezig is. Het is dan aan de jongeren toegestaan om onder de laatste lesuren de klas te verlaten en een bezoek aan de cvp te brengen. Het kan niet anders dan dat dit de aandacht trekt. Het is zo niet mogelijk om in het geheim een bezoek aan te cvp te brengen. Er hebben ons in het kader van het onder-zoek (bij cvp, medewerkers en jongeren) geen signalen bereikt dat dit een belemmerend effect op de jongeren heeft. Uit de registratiecij-fers blijkt dat er betrekkelijk frequent gebruik van de cvp gemaakt wordt. Toch blijft het voorlopig de vraag of werkelijk vertrouwelijke kwesties in deze context wel aan de orde kunnen komen.

Gedurende het experiment is rond de jaarwisseling een andere cvp aangetreden. De eerste cvp was een ex-groepswerker van stichting jeugdzorg Twente en daarom goed bekend bij de andere werkers in deze instelling. De nieuwe cvp had geen geschiedenis als groeps-werker. Deze wisseling betekende dat de nieuwe cvp opnieuw geïn-troduceerd moest worden bij zowel de werkers als bij de jongeren.

Dit is achteraf gezien soepel verlopen maar heeft wel extra tijd ge-kost. Deze extra tijd is nadelig geweest voor het verloop van het experiment. Voordeel is dat in de praktijk duidelijk werd in hoeverre de cvp als ‘persoon’ bepalend is. Bij een structurele invoering van een cvp zullen personele wisselingen vaker voorkomen, omdat het

aantreden van een andere medewerker een normale ontwikkeling is.

Uiteindelijk heeft deze wisseling dus extra inzichten opgeleverd en is de verloren tijd, mede door de snelle wisseling, gering gebleven.

In tegenstelling tot het experiment in Rotterdam is het experiment niet verlengd. Tot het eind aan toe is er onduidelijkheid geweest over een mogelijke verlenging. Met als gevolg dat de cvp afscheid heeft genomen in de groepen en het experiment feitelijk gestopt is. De cvp heeft inmiddels een andere betrekking gevonden binnen het AKJ.

Door het niet voortzetten zal het zeer moeilijk zijn om het experiment alsnog nieuw leven in te blazen binnen de groepen die hebben deel-genomen.