• No results found

Op 22 december 2021 heeft de Europese Commissie de Council Directive57 on ensuring a global minimum level of taxation for multinational groups in the Union”58 gepubliceerd. De Europese interne markt is een nauw geïntegreerde economie en derhalve is het van belang dat de regels inzake Pillar Two coherent en consistent in alle lidstaten worden geïmplementeerd.

Om deze coherentie en consistentie te bewerkstelligen heeft de Europese Commissie de Council Directive on ensuring a global minimum level of taxation for multinational groups in the Union gepubliceerd. Ook in deze richtlijn, net als in het rapport van de OECD (Model Rules), gaat het om de regels die betrekking hebben op de IIR en de UTPR. De STTR wordt buiten beschouwing gelaten omdat deze methode ziet op bilaterale verhoudingen. Dit moet geregeld worden in de verdragen die de staten individueel sluiten. De Council Directive sluit nauw aan bij het rapport van de OECD (Model Rules). De Europese Commissie heeft enkele toevoegingen en aanpassingen gedaan om de regels in overeenstemming te brengen met het Europese recht59.

De Europese Commissie heeft overwogen of de regels neergelegd in de ATAD60 richtlijn in strijd komen met de regels voortvloeiend uit de Directive ensuring a global minimum level of taxation for multinational groups. De Europese Commissie heeft met name gekeken naar de CFC-regels en of deze strijdig (kunnen) zijn met de primaire regel van Pillar Two, de Income Inlcusion Rule. De Europese Commissie is tot de conclusie gekomen dat het niet nodig is om de ATAD-regels aan te passen en dat deze in de huidige vorm naast de Income Inclusion Rule regels kunnen blijven worden toegepast. Indien beide regels (CFC-regels en de IIR) in een bepaalde situatie kunnen worden toegepast zullen de CFC-regels als eerste toepassing vinden.

Indien toepassing van deze regels leidt tot een bij heffing bij de moedermaatschappij zal deze extra betaalde belasting in aanmerking genomen worden bij de toepassing van de GloBE regels. Daarna wordt er pas gekeken naar de Income Inclusion Rule en of het nog nodig is om een belastingtarief bij te heffen.

57 Article 115 of the Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU).

58 COM(2021) 823: Proposal for a Council Directive on ensuring a global minimum level of taxation for multinational groups in the Union.

59 De regels moeten in overeenstemming zijn met de vier fundamentele vrijheden van de Europese Unie:

vrijheid van personen, vrijheid van goederen, vrijheid van diensten en vrijheid van kapitaal.

60 Council Directive (EU) 2016/1164 of 12 July 2016 laying down rules against tax avoidance practices that directly affect the functioning of the internal market.

Daarnaast kan de implementatie van de GloBE-regels soelaas bieden bij de discussie omtrent de Interest and Royalties Directive (IRD)61. De IRD heeft als doel om

bronbelastingenbelemmeringen weg te nemen voor grensoverschrijdende rente- en royaltybetalingen binnen een groep ondernemingen. Dit voorstel ligt al sinds 2011 bij de Europese Raad maar er kon geen overeenstemming bereikt worden over het

minimumwinstbelastingniveau in de staat van bestemming. Sommige lidstaten waren van mening dat de voordelen alleen toegekend moesten worden indien de rente in de staat van de bestemming wordt belast. Dit probleem zou met Pillar Two kunnen worden opgelost doordat er via de IIR een minimaal tarief van 15% moet worden geheven.

Zoals reeds kort genoemd beoogd de EU-richtlijn een coherente en consistente implementatie van de OECD Model Rules te bewerkstelligen. Hierbij moet worden voldaan aan de

subsidiariteit62 en proportionaliteit63 vereisten volgend uit de TEU (Treaty European Union).

Om mismatches te voorkomen moeten de regels op een uniforme manier worden geïmplementeerd. Op grond van bovenstaande punten acht de Europese Commissie het noodzakelijk om de Model Globe Rules in een richtlijn te verwerken.

De OECD heeft in haar rapport Model Globe Rules bepaald dat de reikwijdte ziet op multinationale ondernemingen met een geconsolideerde omzet van meer dan 750 miljoen euro. De Europese Commissie heeft hier in de richtlijn een extra toevoeging aan gedaan. Ook nationale ondernemingen met een geconsolideerde omzet van meer dan 750 miljoen euro vallen onder de reikwijdte. Zo wordt er geen onderscheid gemaakt tussen binnen- en buitenlands belastingplichtige en wordt voorkomen dat er een kans bestaat op discriminatie wat verboden is op grond van artikel 21 TFEU (Treaty of the Functioning of the European Union). Tegelijkertijd betoogt de Commissie dat de regels hiermee niet verder gaan dan noodzakelijk en deze derhalve proportioneel zijn.

Een tweede toevoeging volgend uit de Directive betreft de lidstaat van de groepsentiteit die de Income Inclusion Rule toepast (dit zal voornamelijk de lidstaat zijn waar de

moedermaatschappij gevestigd is) verplicht is te verzekeren dat het

61 Proposal for a Council Directive on a common system of taxation applicable to interest and royalty payments made between associated companies of different Member States (recast), COM/2011/0714 final – 2011/0314 (CNS).

62 Article 5 of the Treaty on European Union (TEU).

63 Article 5 of the Treaty on European Union (TEU).

minimumwinstbelastingtarief wordt betaald niet alleen op het niveau van de buitenlandse dochterondernemingen (zoals volgt uit de OECD Model Rules), maar ook op het niveau van de binnenlandse dochterondernemingen.

Bij het bepalen van de vestigingsplaats van de entiteit of de vaste inrichting wordt zij geacht te zijn gevestigd in de staat waar zij voor belastingdoeleinden als ingezetene wordt

beschouwd. Mocht dit niet duidelijk zijn, dan wordt de entiteit dan wel de vaste inrichting geacht inwoner te zijn in de staat waar zij opgericht is.

Een derde toevoeging volgend uit de richtlijn ziet op de situatie dat er een onevenredige UTPR belastingverplichting ontstaat in de multinationale onderneming. De uiteindelijke moedermaatschappij die een doorstroomentiteit is of is onderworpen aan een regime waarbij aftrekbare dividenden zijn toegestaan, mag rekening houden met de UTPR top-up tax bij de berekening van haar inkomen. In de situatie dat de moedermaatschappij is gevestigd in de Europese Unie en voor meer dan 20% wordt gehouden door entiteiten (‘Partially-owned parent entities’) gevestigd buiten de Europese Unie, is de partially owned parent entity verplicht om de Income Inclusion Rule toe te passen op het deel toerekenbaar aan de entiteiten gevestigd buiten de Europese Unie.

De binnenlandse groep die voldoet aan het vereiste van een geconsolideerde omzet van meer dan 750 miljoen euro valt zoals gezegd ook binnen de reikwijdte van de Directive. In de Directive is overgangsrecht geregeld voor deze binnenlandse groepen en hebben zij een eenzelfde termijn gekregen voor de overgang als de multinationale ondernemingen. De binnenlandse ondernemingen mogen de eerste vijf jaren hun laagbelastende binnenlandse activiteiten uitsluiten voor de toepassing van de regels volgend uit de richtlijn.

10. De Hunkemöller zaak, de Irish-Apple case en de Starbucks zaak