• No results found

De wetgever heeft in het erfrecht een afweging gemaakt tussen de belangen van de erfgenamen en de belangen van de schuldeisers van de erflater. Met de keuze voor zuivere aanvaarding als default-variant lijkt het erop dat de bescherming van de positie van de schuldeiser van de erflater hierin het meeste gewicht gekregen heeft. Immers, in het gros van de gevallen brengt dit de mogelijkheid van verhaal op het privévermogen van de erfgenaam met zich mee.

In voorgaande hoofdstukken zijn de posities van schuldeisers en erfgenamen nader beschouwd. Daarbij is niet alleen de wettelijke regeling bestudeerd, maar zijn ook de mentale gevolgen van de bijzondere situatie waarin tenminste een deel van de erfgenamen verkeert, en het effect dat een stelselwijziging op de economie zou kunnen hebben, meegewogen. In dit laatste hoofdstuk zullen de belangen van de erfgenamen afgezet worden tegen de belangen van de schuldeisers van de nalatenschap om zodoende tot een antwoord op de hoofdvraag te komen.

Ten eerste geldt dat de schuldeisers van de erflater geen additionele bescherming verdienen door hen de mogelijkheid te bieden verhaal te nemen op het privévermogen van de erfgenaam. Een schuldeiser kan in verhouding tot de erfgenaam niet bestempeld worden als de zwakkere partij en zou zodoende ook niet beschermd behoren te worden. De schuldeiser is immers bewust een schuld aangegaan met zijn schuldenaar. Hij heeft daaraan voorafgaand voldoende tijd gehad om de risico’s van deze transactie af te wegen en op basis daarvan te bepalen of hij de overeenkomst wil aangaan en de condities waaronder dit gebeurt. In deze overwegingen dient de kans dat zijn schuldenaar komt te overlijden simpelweg een rol te spelen. Immers, dat hij eens overlijdt is een natuurwet, alleen het moment waarop dat gebeurt kan in bepaalde gevallen als onverwacht worden bestempeld. Wanneer dit feit intreedt is het derhalve volstrekt onlogisch als hij een extra verhaalsmogelijkheid krijgt op het privévermogen van erfgenamen (het zogenoemde dubbele verhaalsrecht). Zeker niet wanneer deze verhaalsmogelijkheid gecreëerd wordt ten detrimente van onwetende en/of onbewust handelende erfgenamen. Verondersteld mag immers worden dat geen enkele erfgenaam met een negatieve nalatenschap willens en wetens verhaal op zijn privévermogen zou toestaan, met uitzondering van een enkeling die dit zou doen uit piëteit. Enkel het argument dat de invoering van een systeem dat beneficiaire aanvaarding tot standaard verheft, onwenselijk is omdat dit tornt aan de Saisineregel,

39 is mijns inziens niet afdoende. Overigens kan mijns inziens daarnaast getwijfeld worden of er gesproken kan worden van een ernstigere inbreuk op de Saisineregel dan onder het huidige stelsel. Het huidige stelsel kent ook de keuze voor beneficiaire aanvaarding, waardoor schulden niet in alle gevallen voldaan hoeven te worden uit het privévermogen van erfgenamen. Een nieuw systeem dat dezelfde keuzes behoudt, doch de default verandert, kan mijns inziens niet gekwalificeerd worden als een veel ernstigere inbreuk dan het huidige stelsel. Derhalve kan het wijzigen van een dergelijk onrechtvaardig systeem naar een systeem dat meer bescherming biedt aan erfgenamen niet beschreven worden als een loterij zonder nieten. Het invoeren van het ‘beneficiaire aanvaarding, tenzij-alternatief’ zal bovendien de huidige, onwenselijke, mogelijkheid van de doorbreking van de paritas creditorum opheffen.

Ten tweede blijkt dat de positie van de erfgenaam grofweg het spiegelbeeld vormt van bovenstaande. Zij behoren in verhouding tot schuldeisers gekwalificeerd te worden als de zwakkere partij. De erfgenaam kan immers geconfronteerd worden met schulden die voortvloeien uit overeenkomsten die hij niet zelf is aangegaan en/of waar hij niets van weet. Door deze schulden kan de erfgenaam bovendien in de WSNP terechtkomen. Hoewel gezegd kan worden dat dit ook de schuldeiser kan overkomen wanneer zijn schulden niet voldaan worden, is het cruciale verschil dat een erfgenaam in een dergelijk geval voor andermans schulden ten onder gaat. Het argument dat het beginsel van pacta sunt servanda vanwege de Saisineregel toepassing zou kunnen vinden, voelt dan ook gekunsteld aan. Afspraken dienen nagekomen te worden, maar wel door degene die deze daadwerkelijk heeft gemaakt. Voorts is gebleken dat het vervreemden van een nalatenschapsgoed van geringe waarde, tot gevolg kan hebben dat de erfgenaam torenhoge schulden uit zijn privévermogen zou moeten voldoen. Deze disproportionele sanctie is mijns inziens niet te rechtvaardigen. Dit geldt des te meer wanneer men zich realiseert dat erfgenamen, als zij al op de hoogte zijn van de complexiteiten van het erfrecht niet altijd (correct) handelen in een periode die niet zelden gekenmerkt wordt door emotionele instabiliteit en stress. Weten leidt immers niet altijd tot doen en de wetgever doet er goed aan hiermee in zijn systematiek rekening te houden.

Tenslotte blijkt het economische argument geen verandering in bovenstaande conclusie te brengen. Gebleken is dat slechts 1% van de nalatenschappen negatief is. In paragraaf 6.2. werd vervolgens beargumenteerd dat een systeem dat de beneficiaire aanvaarding tot standaard verheft te veel toegespitst is op de uitzonderingssituaties.

40 Dit argument heeft mijns inziens alleen maar waarde wanneer de gevolgen van een dergelijk systeem voor de overige gevallen (99% van de nalatenschappen) negatiever worden. Dat is bij de invoering van het ‘beneficiaire aanvaarding, tenzij-alternatief’ echter niet het geval. De gevolgen voor de overige 99% kunnen uitgesplitst worden in twee groepen. Allereerst betreft dit een groep van grofweg 50% waarvan Kolkman aantoonde dat de afwikkeling van een dergelijke positieve nalatenschap, wanneer deze zuiver aanvaard, gelijk is aan de afwikkeling van een beneficiair aanvaarde nalatenschap. Dit gevolg treedt op doordat in 50% van de nalatenschappen een testament is gemaakt waarin een executeursbenoeming staat. De tweede groep bestaat uit de overige 49%. In deze gevallen is sprake van een positieve nalatenschap waarbij een keuze voor zuivere aanvaarding te prefereren is omdat deze keuze minder kosten en lasten met zich meebrengt dan de keuze voor beneficiaire aanvaarding. Wanneer de wetgever ervoor kiest om het ‘beneficiaire aanvaarding, tenzij-alternatief’ in te voeren kunnen de erfgenamen in deze groep – als zij zich ervan overtuigd hebben dat de nalatenschap met zekerheid positief is – een keuze maken voor zuivere aanvaarding. Deze keuze kan zelfs gemaakt worden wanneer de toepasselijkheid van de aanvaardingsfictie in eerste instantie resulteerde in een impliciete keuze voor beneficiaire aanvaarding. Gelet op bovenstaande kan gezegd worden dat dit alternatieve systeem, in tegenstelling tot het huidige systeem, een voorziening biedt voor de 1% terwijl zij gelijktijdig de mogelijkheden voor de erfgenamen die te maken krijgen met positieve nalatenschappen, niet beperkt. Daarnaast kan gezegd worden dat het argument van De Jong, waarin hij stelt dat er ‘zand in de economische motor komt’ wanneer schuldeisers een verhaalsmogelijkheid op het privévermogen van een erfgenaam ontzegd wordt, niet opgaat. Gebleken is immers dat een negatieve nalatenschap slechts in grofweg 1% van de nalatenschappen aan de orde is. Dit betekent dat in 99% van de gevallen deze verhaalsmogelijkheid niet noodzakelijk is aangezien het nalatenschapsvermogen afdoende is om de nalatenschapsschuldeiser te voldoen. Deze wijziging zou dus hooguit een zandkorreltje in de economische motor genoemd mogen worden.

Voorgaande beschouwing pleit voor het invoeren van het ‘beneficiaire aanvaarding, tenzij-alternatief’. Deze conclusie is, zoals gezegd, gebaseerd op drie argumenten die betrekking hebben op de belangenafweging tussen de schuldeisers van de erflater en zijn erfgenamen:

41 1) De schuldeiser verdient geen additionele bescherming.

2) De erfgenaam verdient wel additionele bescherming.

3) Het economische argument om beneficiaire aanvaarding niet als default-variant te kiezen snijdt geen hout.

Door middel van deze argumenten is aannemelijk gemaakt dat het wijzigen van de beneficiaire aanvaarding van keuze- naar default-variant een stap is die recht doet aan de relatief kwetsbare situatie waarin erfgenamen van een potentieel negatieve erfenis verkeren.

De hoofdvraag van onderhavige scriptie was:

“Dient de Wet BETS vervangen te worden door een vorm van beneficiaire aanvaarding als standaard wanneer de belangenafweging tussen erfgenamen en schuldeisers der nalatenschap in acht genomen wordt?”

De hoofdvraag kan als volgt beantwoord worden: ja, de Wet BETS dient vervangen te worden door een vorm van beneficiaire aanvaarding als standaard, meer specifiek, door de invoering van het ‘beneficiaire aanvaarding, tenzij-alternatief’. Hiermee wordt een positieve bijdrage geleverd aan de systematiek van het erfrecht als geheel, dat immers beoogt de positie van alle betrokken partijen bij een erfenis rechtvaardig te regelen.

42

Geraadpleegde bronnen

Literatuurlijst Asser/Perrick 4 2017

S. Perrick, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 4. Erfrecht en schenking, Deventer: Wolters Kluwer 2017.

Asser/Perrick 4 2013

S. Perrick, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 4. Erfrecht en schenking, Deventer: Wolters Kluwer 2013.

Behrens e.a., Schenken en Erven Almanak 2017

H.R. Behrens e.a., Schenken en Erven Almanak 2017, Amsterdam: Nextens FiscaalTotaal 2017.

Blokland, Burgerhart & Kolkman, WPNR 2014/7091

P. Blokland, W. Burgerhart & W.D. Kolkman, “Wet bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden. Schuldeisers de klos met de “Wet betos”, WPNR 2014/7091.

Biemans, WPNR 2014/7019

J.W.A. Biemans, ‘Reactie op het concept-Wetsvoorstel bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden’, WPNR 2014/7019.

Biemans, WPNR 2015/7083

J.W.A. Biemans, ‘Wetsvoorstel BETS is beter dan BETOS, maar helaas (nog) geen standaard beneficiaire aanvaarding’, WPNR 2015/7083.

Burgerhart, FTV 2014/47

43

De Jong, WPNR 2016/7100

E.A. de Jong, ‘Reactie op “Wetsvoorstel BETS is beter dan BETOS, maar helaas (nog) geen standaard beneficiaire aanvaarding” van prof mr. J.W.A. Biemans WPNR 2015/7083’, WPNR 2016/7100.

De Jonge, JBN 2018/58

H.J. de Jonge, ‘Twee jaar Wet BETS. Het advies is nog steeds beneficiair aanvaarden’, JBN 2018/58.

Kolkman, TE 2003/03

W.D. Kolkman, ‘De wettelijke vereffening als nachtmerrie’ TE 2003/03.

Kolkman, FTV 2012/27

W.D. Kolkman, ‘Beneficiaire aanvaarding als hoofdregel’, FTV 2012/27

Kolkman, ‘Deontologische dilemma’s in het erfrecht’ 2010

W.D. Kolkman, ‘Deontologische dilemma’s in het erfrecht’, in G.J.C. Lekkerkerker e.a., De goede notaris. Over notariële deontologie, Den Haag: Sdu uitgevers 2010.

Kolkman, KWEP 2016/18.

W.D. Kolkman, ‘Betere bescherming erfgenamen tegen schulden’ KWEP 2016/18.

Kolkman WPNR 2016/7121

W.D. Kolkman ‘Nieuwe wetgeving bescherming erfgenamen tegen schulden’, WPNR 2016/712.

Reinhartz, in: GS Erfrecht, art. 4:185 BW, aant. 2.

B.E. Reinhartz, ‘2 lid 1’ in Groene Serie Erfrecht, Deventer: Kluwer (online, bijgewerkt 1 oktober 2019).

Reinhartz, in: GS Erfrecht, art. 4:192, aant. 4A.

B.E. Reinhartz, ‘Wel als zuivere aanvaarding te kwalificeren (naar nieuw recht, vanaf 1 september 2016)’ in Groene Serie Erfrecht, Deventer: Kluwer (online, bijgewerkt 1 oktober 2019).

44

Reinhartz, in: GS Erfrecht, art. 4:184, aant. 9.

B.E. Reinhartz, ‘Erfgenaam-vereffenaar schiet verwijtbaar ernstig tekort in de vervulling van zijn verplichtingen’ in Groene Serie Erfrecht, Deventer: Kluwer (online, bijgewerkt 1 oktober 2019).

B.M.E.M. Schols, NTFR 2016/2353

B.M.E.M. Schols, ‘Géén erfrechtelijk 'grande bouffe' (slot)’, NTFR 2016/2353.

F.W.J.M. Schols, WPNR 2016/7101

F.W.J.M. Schols, ‘Reactie op de reactie van mr. E.A. de Jong op het artikel “Wetsvoorstel BETS is beter dan BETOS, maar helaas (nog) geen standaard beneficiaire aanvaardig” van prof. mr. J.W.A. Biemans in WPNR 2015/7083’, WPNR 2016/7101.

Ter Haar, AA 2017/03

J.H.M. ter Haar, ‘Betere bescherming voor erfgenamen bij aanvaarding van nalatenschappen’, AA 2017/03.

Ter Haar & Kolkman, Personen-en Familierecht & Erfrecht 2017

J.H.M. ter Haar & W.D. Kolkman ‘Personen-en Familierecht & Erfrecht, Zutphen: Walburg Pers 2017.

Van den Brink-Baggerman, Notarisklerk 2016/1542

E. van den Brink-Baggerman, ‘Wat moet de executeur weten van de Wet BETS?’, De Notarisklerk 2016/1542.

Van der Geld, TE 2012/06

L.A.G.M. van der Geld, ‘Verhaal op het niet-geërfde vermogen van een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam’ TE 2012/06.

Van Mourik e.a., Handboek Erfrecht 2020

45

Jurisprudentielijst

Gerechtshof

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4650. Gerechtshof Amsterdam 13 februari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:489.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 maart 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2754. Gerechtshof Den Haag 12 september 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2308. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 januari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:321.

Rechtbank

Rechtbank Oost-Brabant 5 januari 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:136. Rechtbank Noord-Holland 26 januari 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2965. Rechtbank Noord-Holland 7 maart 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2348. Rechtbank Limburg 7 juni 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:5283.

Rechtbank Midden-Nederland 15 juni 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:3261. Rechtbank Noord-Holland 27 september 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:10840. Rechtbank Midden-Nederland 8 december 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:6714. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 februari 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:1118. Rechtbank Limburg 7 maart 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:2158.

Rechtbank Gelderland 28 juni 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3615. Rechtbank Midden Nederland 3 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:4081. Rechtbank Midden-Nederland 5 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:2815. Rechtbank Midden-Nederland 2 augustus 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:4082. Rechtbank Overijssel 22 november 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:4935. Rechtbank Rotterdam 6 februari 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:1421. Rechtbank Noord Holland 10 april 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:3047. Rechtbank Noord-Nederland 29 mei 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:2437. Rechtbank Rotterdam 10 juli 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:5600.

Rechtbank Noord-Nederland 4 november 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:4504.

Parlementaire stukken

Kamerstukken II 2012/13, 33 400 VI, nr. 94 (Reactie op Rapport Erven van Staatssecretaris V&J).

Kamerstukken II 2014/15, 34 224, nr.2 (Wetsvoorstel BETS). Kamerstukken II, 2014/15, 34 224, nr. 3, (MvT).

Kamerstukken II, 2015/16, 34 224, nr. 5 p. 9-10 (Nota n.a.v. verslag vaste commissie voor V&J)

Kamerstukken II, 2015/16, 34 224, nr. C. (Brief van de Minister, 6 juli 2016). Kamerstukken II, 2015/16, 34 224, nr. D. (Verslag van schriftelijk overleg). Kamerstukken II, 2017/18, 34 887, nr.3, p. 10. (MvT).

46

Rapporten

Rapport ‘Erven zonder financiële zorgen?!’, 2012

‘Erven zonder financiële zorgen?!’ Een verkenning naar meer bescherming van erfgenamen door een kleine ingreep in het erfrecht, (Rapport van Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen en Netwerk Notarissen, oktober 2012. (Te raadplegen via:

https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/106232/106232.pdf?sequence=1)

WRR Rapport ‘Weten is nog geen doen’, 2017

Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid, (Rapport van Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid), Den Haag: 2017.

(Te raadplegen via: https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2017/04/24/weten-is- nog-geen-doen)

Internetbronnen (laatst geraadpleegd op 12 juli 2020)

https://nos.nl/artikel/367443-erven-huis-zorgt-voor-problemen.html https://www.telegraaf.nl/nieuws/1218364/charlotte-23-erft-belastingschuld-van-haar- overleden-moeder https://www.internetconsultatie.nl/bescherming_erfgenamen_tegen_onverwachte_sc hulden/details https://nvvr.org/advies/concept-wetsvoorstel-bescherming-erfgenamen-tegen- onverwachte-schulden https://docplayer.nl/44352539-Artikel-4-194a-bw-in-het-concept-wetsvoorstel- luidde-artikel-4-194a-bw-als-volgt.html https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/81086NED/table?fromstatweb

47