• No results found

In navolging van de studie van Slotboom et al. (2011) is een inventarisatie gemaakt van literatuur uit het afgelopen decennium waarin risico- en beschermende factoren voor delinquentie centraal stonden. Het doel van deze systematische analyse was in kaart brengen wat bekend is over risico-en beschermende factoren van delinquente meisjes. Daarbij is een vergelijking gemaakt met wat bekend is over jongens. Alvorens deze verkenning van de literatuur te doen hebben we op basis van zelfgerapporteerde delinquentie en politiecontacten laten zien dat het gat tussen deze twee informatie-bronnen voor meisjes groter is dan voor jongens. De vraag is vervolgens of andere risico- en beschermende factoren van jongens en meisjes een bijdrage leveren aan dit verschil of dat er sprake is van bias ten opzichte van delinquente meisjes bij pro-fessionals in de keten. Op dit laatste aspect wordt ingegaan in de volgende hoofd-stukken van het rapport. Dit hoofdstuk heeft zich gericht op de risico- en bescher-mende factoren voor delinquentie van jongens en meisjes en contacten met politie- en justitie. Op basis van een systematische literatuur search in de afgelopen tien jaar zijn

28 studies geselecteerd uit verschillende landen (met name VS en Europa) waarin onderzoek is gedaan naar meisjes en jonge vrouwen en jongens en jonge mannen in de leeftijd van 12 tot 27 jaar. Een groot deel van deze studies was gebaseerd op zelfrapportage onderzoek (waarvan een meerderheid longitudinaal van aard) en de relatie met risico- en beschermende factoren. Een kleiner aantal studies onderzocht meisjes en jongens die met politie en justitie in aanraking waren gekomen. Gegevens waren dan vaak gebaseerd op risicotaxaties. In de zelfrapportage studies is zowel gekeken naar blootstelling aan als sensitiviteit voor risico- en beschermende factoren.

Binnen de politie- en justitie steekproeven is vooral gekeken naar blootstelling.

Uit de zelfrapportage studies in algemene populaties komt wat betreft blootstelling het volgende beeld naar voren: Jongens hebben vaker psychopathie trekken en delin-quente attituden dan meisjes. Ook zijn ze vaker blootgesteld aan delindelin-quente vrien-den. Daarnaast hebben ze een betere relatie met vader dan meisjes. Meisjes daaren-tegen zijn vaker seksueel misbruikt en blootgesteld aan conflicten in het gezin. Ze hebben ook een hogere mate van zelfcontrole dan jongens, een betere relatie met moeder en is er meer sprake van toezicht en grenzen stellen.

Wat betreft samenhang komt het volgende beeld naar voren. In het individuele domein hangen impulsiviteit, eerdere delinquentie en middelengebruik sterker samen met delinquentie van jongens dan van meisjes. Bij meisjes zijn dit seksueel misbruik en angststoornissen. Factoren die voor beide seksen van belang zijn betreffen vroege puberteit, psychopathie trekken, slachtofferschap en delinquente attituden. Bescher-mende factoren zijn voor beide seksen, zelfcontrole en een late puberteit. Binnen het gezinsdomein hangen conflicten met ouders, problemen in het gezin, gebrekkig toezicht en een slecht relatie met de vader samen met delinquentie van jongens. Bij meisjes zijn dit problemen met gehechtheid en een slechte relatie met moeder. Een beschermende factor voor meisjes is communicatie met de ouders. Daarnaast zijn een goede opvoeding en toezicht beschermende factoren voor zowel jongens als meisjes.

Tot slot is de eigen buurt een sterkere risicofactor voor jongens, het gedrag van leeftijdsgenoten een sterkere factor voor meisjes en zijn delinquente vrienden en schoolfactoren risicofactoren voor jongens en meisjes.

Voor enkele factoren is er zowel een verschil in blootstelling als samenhang tussen de seksen. Bij jongens zijn dit impulsief gedrag en de relatie met vader. Bij meisjes zijn dit seksueel misbruik en de relatie met moeder. Opvallend is dat de samenhang tussen internaliserende problematiek en delinquentie niet alleen bij meisjes wordt gevonden.

Daarnaast verhogen factoren met een biologische basis zoals vroege puberteit en psychopathie trekken bij zowel meisjes als jongens het risico op delinquentie. Binnen het gezin valt op dat problemen met ouders (conflicten, gebrekkig toezicht) voor beiden het risico op delinquentie verhogen maar de rol van vader en moeder anders is voor jongens en meisjes. Ook delinquente vrienden zijn voor beiden van belang.

Kortom, uit het onderzoek blijken naast overeenkomsten ook duidelijke verschillen tussen jongens en meisjes zowel in blootstelling aan risico en beschermende factoren als in sensitiviteit voor andere typen risico en beschermende factoren. Voor beide seksen zijn er in alle hier onderscheiden domeinen van functioneren verschillende risico/beschermende factoren gevonden waaraan ze in meer of mindere mate worden blootgesteld of waarvoor ze sensitief zijn. Hoewel dat niet helemaal hard te maken is omdat veel van het hier besproken criminologisch onderzoek zich vooral op samen-hang en minder op blootstelling richt, lijkt er duidelijk sprake van verschillen in

sensi-tiviteit. Met name bij jongens wordt (iets meer) samenhang gesignaleerd met indivi-duele factoren die zichtbaar of externaliserend zijn (impulsiviteit, eerdere delinquentie, middelengebruik), terwijl bij meisjes internaliserende risicofactoren ofwel minder zichtbare risicofactoren (misbruik, angststoornissen, negatief lichaamsbeeld) worden gesignaleerd. Dat kan impliceren dat jongens die met politie in aanraking komen dat niet alleen komen vanwege hun delicten, maar ook omdat ze meer voor de buiten-wereld zichtbare problemen vertonen dan meisjes. Wat daarnaast ook nog mee kan spelen maar niet onderzocht is in de besproken studies, is de rol van de neuro-biologische ontwikkelingsstoornis ADHD, die vaker voorkomt bij jongens (Espinet et al., 2022; Tuithof et al., 2010) en ook een relatie heeft met delinquentie (Philipp-Wiegmann et al., 2018).

Naast samenhang en bloostelling aan risico- en beschermende factoren bij algemene populaties is ook onderzocht wat mogelijk verschillen en overeenkomsten zijn in bloot-stelling aan risico- en beschermende factoren bij jongens en meisjes die al met justitie in aanraking zijn gekomen. Daar valt op dat er veel meer verschillen in blootstelling gevonden worden tussen jongens en meisjes dan in algemene populaties. Vooral inter-naliserende factoren lijken veel vaker aanwezig bij meisjes die met politie en justitie in aanraking zijn gekomen. Dat is een interessante bevinding, vooral omdat in studies die naar de algemene populatie kijken, dit verschil niet zo sterk aanwezig is. Meisjes die in de justitieketen terechtkomen, zijn blootgesteld aan meer risicofactoren dan jongens in de keten, dit geldt in alle domeinen van functioneren. Meisjes hebben dus een klei-nere kans op delinquentie en contacten met politie en justitie, maar eenmaal binnen hebben ze wel veel problemen op verschillende domeinen. In het licht van het eerder besproken cascade model kan het zijn dat reeds aanwezig problemen van meisjes nog eens versterkt worden door ervaringen met politie en justitie waardoor nog meer inter-naliserende problemen ontstaan en het functioneren op verschillende domeinen elkaar beïnvloedt en verslechtert. Dit past ook bij het biopsychosociaal model. Specifieke ontwikkelingscascades zijn echter niet onderzocht.

Tot slot is ook gekeken naar studies waarin alleen meisjes werden geïncludeerd vanuit de gedachte dat dit mogelijk ook andere risico en beschermende factoren zou kunnen opleveren dan studies die zich op beide seksen richtten. Het resultaat is dat zowel wat betreft blootstelling als sensitiviteit een deel dezelfde factoren worden gesignaleerd en enkele nieuwe factoren aan het licht komen. Zo blijkt een contextuele factor als als conflicten met de dominante cultuur voor specifieke groepen meisjes een belangrijke factor. Daarnaast zijn zowel het hanteren van traditionele gendernormen als tiener-moederschap beschermende factoren voor delinquentie. Binnen de justitieketen blijken meisjes vaak last te hebben van fysieke gezondheidsklachten maar blijkt ook ADHD regelmatig gesignaleerd te worden.

De vraag is in hoeverre de bevindingen uit deze studies te generaliseren zijn naar de Nederlandse context. Bijna de helft van de studies is uitgevoerd in de Verenigde Staten. Iets minder studies zijn uitgevoerd in Europa en slechts drie studies in Neder-land. Twee daarvan zijn uitgevoerd binnen een justitiële context. Juist tussen jongens en meisjes binnen de justitieketen worden veel verschillen in blootstelling gevonden en zien we vooral veel problematiek in het individuele en gezinsdomein van meisjes.

Mogelijk dat de ernst van de problematiek van meisjes ook gerelateerd is aan de justi-tiële context van het betreffende land. Zo worden in de VS meisjes soms harder ge-straft dan jongens (Freiburger & Burke, 2011; Peck et al., 2014). In Nederland is weinig onderzoek gedaan naar de verschillen tussen jongens en meisjes in justitiële steekproeven. Wat hierin in ieder geval opvalt is dat verschillen tussen meisjes en

jongens zich steeds binnen dezelfde factoren bevinden, namelijk de gezinscontext (mishandeling, weglopen van huis), internaliserende problemen (depressie klachten) en leeftijdgenoten (delinquentie vrienden). Meisjes worden vaker mishandeld en hebben vaker internaliserende klachten, jongens hebben vaker delinquente vrienden (zie ook Slotboom & Van den Brink, submitted). Het patroon dat we vinden in Neder-landse studies komt wel sterk overeen met de hier besproken internationale studies.

Dit geldt ook voor de studies naar sensitiviteit.