• No results found

5. Een of meer objectieve onderneming bij lichamen

5.5 Casusposities

5.5.4 Casus 4

Tot slot noem ik een casus waarin sprake is van de exploitatie van supermarktfilialen van een bekende supermarktketen. Een supermarkt als bijvoorbeeld Jumbo, heeft zowel eigen vestigingen als vestigingen die worden geëxploiteerd door franchisenemers. De vraag komt op of iedere vestiging een zelfstandige objectieve onderneming vormt. Mijns inziens moet een verschil gemaakt worden tussen de vestigingen die door Jumbo zelf worden geëxploiteerd en de vestigingen die worden geëxploiteerd door franchisenemers.

Ten aanzien van de vestigingen die door een franchisenemer worden gedreven, is een vergelijking mogelijk met de uitspraak van hof Amsterdam van 22 mei 2006.112 Het hof oordeelde in die casus dat de winkelvestiging die werd geëxploiteerd door een franchisenemer niet meer gezien kon worden als een ondernemingsentiteit van de vof. In een dergelijk geval zal Jumbo zelf nog optreden als toeleverancier. Het kan daarbij voorkomen dat een franchisenemer meerdere filialen exploiteert. De vraag is of de verschillende filialen van die franchisenemer dan verschillende objectieve ondernemingen kunnen vormen. Het is aannemelijk dat de klantenkring daarbij geografisch verschilt, de aard van de activiteiten is echter gelijk. De vestigingen treden naar buiten toe op als een filiaal van Jumbo zonder duidelijk herkenbaar te zijn als een vestiging die wordt gedreven door dezelfde franchisenemer.

Reclame wordt geregeld door de overkoepelende organisatie Jumbo. De verschillende vestigingen van de franchisenemer voeren wel hetzelfde personeelsbeleid, maar personeel wordt onderling niet uitgeleend. Ieder filiaal heeft een eigen vestigingsleider. Tussen de vestigingen is beperkt overleg of afstemming. Er bestaan weliswaar verschillen tussen de vestigingen, maar de overeenkomsten zijn groot. Dat de aard van de activiteiten gelijk zijn en de autonomie per vestiging beperkt is, maakt mijns

111 Vergelijk de uitspraak van Hof Amsterdam, 22 mei 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AX7755, waarin is geoordeeld dat verschillende vestigingen zelfstandige objectieve ondernemingen zijn. Daarin hadden de verschillende vestigingen onder andere een eigen nam, eigen personeel, eigen bedrijfsleider en verschilde het assortiment per vestiging.

112 Hof Amsterdam, 22 mei 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AX7755.

47 | inziens dat de filialen gezamenlijk een objectieve ondernemingen vormen. Daarin kunnen echter wel zelfstandige gedeelten onderscheiden worden.

Jumbo heeft echter ook veel eigen winkelvestigingen, zonder tussenkomst van een franchisenemer.

Mijns inziens geldt hiervoor hetzelfde. De aard van de activiteiten is een belangrijke overeenkomst. Per vestiging wordt gebruik gemaakt van dezelfde naam, wordt het assortiment van bovenaf bepaald en wordt reclame centraal geregeld. Daar staat tegenover dat wel sprake is van eigen personeel, een eigen vestigingsleider en mogelijk ook eigen personeelsbeleid. Het personeel wordt niet onderling uitgeleend.

De overeenkomsten zijn hier groot. De vestigingen hebben wel zelfstandige verantwoordelijkheden en beleid, maar dat is uiteindelijk beperkt. Daarom is hier naar mijn mening sprake van een objectieve onderneming.

5.6 Deelconclusie

Volgens de Hoge Raad is ook in het geval van verkrijging van aanmerkelijkbelangaandelen van belang om te beoordelen of het lichaam waarop de aanmerkelijkbelangaandelen betrekking hebben een of meerdere objectieve ondernemingen drijft. De bedrijfsopvolgingsregeling heeft tot doel zoveel als mogelijk rechtsvormneutraliteit te bereiken. Daarom dient ook een lichaam waarop de aanmerkelijkbelangaandelen betrekking hebben een onderneming te drijven als bedoeld in artikel 3.2 Wet IB 2001. In hoofdstuk 4 heb ik de feiten en omstandigheden die in de winstsfeer van belang zijn onderzocht. In dit hoofdstuk heb ik onderzocht of in de inkomstenbelasting dezelfde feiten en omstandigheden een rol spelen.

Ik concludeer dat vanuit de doelstelling om rechtsvormneutraliteit te bereiken ook in de aanmerkelijkbelangsfeer grotendeels dezelfde feiten en omstandigheden van belang zijn. Deze zijn onder te verdelen in drie hoofdzaken: organisatorisch, administratief en commercieel. Naar zijn aard zijn er echter verschillen tussen IB-ondernemingen en lichamen. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in het onderscheid eigenaar of directeur-grootaandeelhouder, de omvang van de onderneming of het verschil in al dan niet hebben van rechtspersoonlijkheid. Verder is in de aanmerkelijkbelangsfeer een holdingstructuur mogelijk, iets wat in de winstsfeer niet mogelijk is. Voor de aanmerkelijkbelangsfeer constateer ik dat de administratieve feiten en omstandigheden naar mijn mening niet mee kunnen wegen. Immers zijn vennootschappen civielrechtelijk volledig zelfstandig. Het enkele feit dat sprake is van afzonderlijke jaarrekeningen, administraties en bankrekening, kan om die reden geen wegende factor zijn.

Als ik schematisch samenvat wat derhalve naar mijn mening belangrijke feiten en omstandigheden zijn om te beoordelen of sprake is van een of meer objectieve ondernemingen in de aanmerkelijkbelangsfeer, komt dat neer op het volgende.

Organisatorisch Commercieel

Rechtsvorm Aard van de activiteiten

Beleidsvoering Bedrijfstak

Dagelijkse leiding Klantenkring Onderlinge contacten Assortiment

Eigen personeel Gebruik van de naam

48 | Uitleen personeel onderling Presentatie naar buiten toe

Huisvesting Onderlinge leveringen

Alle feiten en omstandigheden dienen in onderlinge samenhang en verband beoordeeld te worden. Het is een heel feitelijke afweging van de omstandigheden. In enkele behandelde casussen heb ik uiteengezet wanneer naar mijn mening sprake is van objectief bezien verschillende ondernemingen.

Een punt dat de absolute doorslag geeft is naar mijn mening niet te noemen. Wel constateer ik dat de aard van de activiteiten, de dagelijkse leiding, presentatie naar buiten toe en de klantenkring belangrijke overwegingen zijn. De aard van de activiteiten legt mijns inziens het meeste gewicht in de schaal. In veel arresten in de IB-winstsfeer kwam dit als belangrijke overwegingen naar voren. Voor de aanmerkelijkbelangsfeer blijken ook die overwegingen meest van belang. Deze overwegingen zeggen immers veel over de verwantschap tussen de activiteiten.

49 |

In document Masterscriptie Fiscaal Recht (pagina 46-49)