• No results found

aantal biz.:

6. ESO 25 1. Opzet ESO 25

7.1. BOV 31 7.2. BOS 32

7.3. ESO 33

8. Samenvatting 34

£•

Bijlagen

1. Uit te voeren werkzaamheden (onderdeel van DGV-kontrakt num-mer 186)

2. BOV. Eisen aan de halten te stellen

3. Enquête plaatsen/perioden grote en kleine BOV steden

4. Veldwerk BOV-steden, aantal gehouden enquêtes (per dagsoort) 5* Veldwerk BOS-steden, aantal gehouden enquêtes (per dagsoort)

en betrokken buslijnen

Veldwerk ESO-bedrijven, aantallen gehouden enquêtes (per dag-soort)

6.1. Instruktie enquêtes in streekvervoer 6.2. Instruktie halte enquêtes BOV-steden 7. ESO-cirkelindeling

8. Verdeling over de reismotieven en kaartsoorten in procenten per vervoersegment

9. Verdeling over de reisafstandklassen in procenten en gemiddeld reisafstand per vervoersegment in kilometers

10. Gebezigde formulieren:

1. BOS-steden tellijst

2. BOS-steden vraag/antwoordlijst 3. BOV-steden tellijst

4. Streekvervoer antwoordlijst 5. BOV-steden antwoordlijst 6. Streekvervoer tellijst

Aanleiding tot dit onderzoek is het 'Meerjarentarievenplan 1984-1987'. Dit plan voorziet in een aantal maatregelen in de tarieven-sfeer van het openbaar vervoer, welke resulteren in een gemiddelde reële prijsstijging van 10% per jaar in de jaren 1984 t/m 1987 voor het stads- en streekvervoer.

Voor dit vervoer voorziet het plan in:

• verkleining van te grote zones in een aantal steden;

• meer verhogen van de prijs van abonnementen;

• verminderen van de reduktie voor jeugdigen;

• terugbrengen van de leeftijdsgrens voor jeugdreduktie op abonnemen-ten van 18 naar 16 jaar;

• reële verhoging van het totale prijsnivo.

De spoortarievèn zullen in de periode 1984-1987 jaarlijks met 3%

reëel worden verhoogd.

Het tarievenplan wordt begeleid met onderzoek dat bestaat uit twee, elkaar aanvullende delen.

A. Kwantitatieve informatie over de toe- of afname van het gebruik .van het openbaar vervoer vóór en tijdens de door het Tarievenplan

bestreken periode. Door middel van het trekken van een representa-tieve steekproef wordt de vereiste informatie verkregen.

B. Kwantitatieve informatie over de gehele mobiliteit in relatie tot het openbaar vervoergebruik.

Voor beide delen zullen in de planperiode meerdere metingen worden . uitgevoerd (gedacht wordt aan minstens drie per jaar). Deze aantallen metingen zijn noodzakelijk om tariefeffekten van andere invloedsfakto-ren te kunnen scheiden.

De tariefsverhoging per 1 april 1983, welke geen deel uitmaakt van het tarievenplan, biedt de mogelijkheid de effekten van tariefsver-hogingen in te schatten, en inzicht te verkrijgen in te verwachten effekten van het tarievenplan.

De Minister hechtte grote waarde aan het uitvoeren van een nulmeting vóór de genoemde tariefsverhoging.

Aan de AGV is opdracht verleend tot het houden van deze nulmeting vóór 1 april 1983, in het kader van deel A van het tarievenplanonder-zoek en wel van zaterdag 19 maart t/m zondag 27 maart . De voorberei-dingstijd voor de AGV was beperkt tot het absolute miminum. Hoeweï-.de eerste oriënterende bespreking plaats had op woensdag 26 januari, was pas op dinsdag 1 maart voldoende over de te volgen opzet bekend, om met onze aktiviteiten te kunnen starten.

Gezien de korte voorbereidingstijd waren de mogelijkheden tot overleg met de betrokken bedrijven en instanties beperkt, en stond bij voor-baat vast dat een voor allen volledig bevredigende gang van zaken uit-gesloten was.

In overleg met DGV en de betrokken openbaar vervoerbedrijven zijn bin-nen het openbaar vervoer de volgende te onderzoeken segmenten onder-scheiden:

• BOV-groot (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag);

• BOV-klein;

• BOS-bedrijven;

• Streekvervoer.

De volgende gegevens dienden verzameld te worden:

• aantal reizigers;

• aantal reizigerskilometers;

• reismotieven;

• kaartsoort.

Hierbij onderscheid maken naar:

• werkdagen;

• zaterdagen;

• zondagen.

Dit impliceert vijf werkdagen, twee zaterdagen en twee zondagen.

Een gedetailleerd overzicht van de te verzamelen gegevens biedt bij-lage 1, welke onderdeel van het kontrakt uitmaakt.

Voor de opzet van het rapport is gekozen voor een behandeling van de segmenten afzonderlijk, vanwege het specifieke karakter van veldwerk en uitwerking per segment.

Met de in deze rapportage en bijbehorende tabellenmap gepubliceerde gegevens en cijfers vervallen alle in eerdere voortgangsrapporten genoemde gegevens.

Doel van dit onderzoek, nulmeting in het kader van deel A van het tarievenplanonderzoek, is het verzamelen van gegevens betreffende reizigers in het openbaar vervoer, vóór 1 april 1983, met uitzon-dering van de Nederlandse Spoorwegen.

Vastgesteld dienen te worden:

• aantallen reizigers;

• aantal reizigerskilometers;

• motieven (reisredenen) van de reizigers;

• kaartsoort.

In kombinatie met gegevens uit op latere tijdstippen te herhalen soortgelijke onderzoeken, en onderzoeken welke meer zijn gericht op het komplete vervoer (deel B ) , kunnen de effekten van het meer-jarentarievenplan worden gekwantificeerd.

Inzicht kan worden verkregen in:

• mobiliteitsverandering van de openbaar vervoerreiziger, naar reis-motief;

• veranderingen in het verplaatsingspatroon;

• kaartsoort substitutie;

• verschuivingen tussen de vervoerswijzen onderling.

Veldwerk, algemeen

De wijze van gegevensverzameling is per segment afgestemd op de specifieke kenmerken van het openbaar vervoer in dat segment. De opzet zal bij de behandeling van de afzonderlijke segmenten aan-gegeven worden. Over het veldwerk in het algemeen kan het volgen-de gesteld worvolgen-den.

Alle reizigers zijn geteld. Geënquêteerd is een steekproef uit al-le reizigers. Zeer jonge kinderen zijn geënquêteerd via de begeal-lei- begelei-dende ouderen. Alleen de kinderen, die geen zinvolle informatie kon-den verstrekken en alleen reiskon-den, ontbreken.

Dit laatste kwam echter sporadisch voor.

Kon trol e

Met name op de eerste dag van het veldwerk is iedereen gekontroleerd om direkt bij te kunnen sturen als dat nodig was. In het verdere ver-loop van het veldwerk heeft de kontrole zich vooral toegespitst op aanwezigheid.

Tijdens de kontroles zijn alle mensen daar aangetroffen waar zij moes-ten zijn, er werden weinig problemen gesignaleerd.

De centrale post was doorlopend telefonisch bereikbaar om problemen op te lossen, indien nodig reserves op te roepen enz.

De.verdeling van de enquêteurs/tellers over het land was zodanig dat de verschillende ploegen op niet te grote afstand van elkaar opereer-den, waarmee een goede kontrole mogelijk was.

Weersgesteldheid

Tijdens de periode van het veldwerk was de weersgesteldheid slecht tot zeer slecht. Veel regen bij betrekkelijk lage temperatuur, af en toe krachtige wind.

Vexwerking gegevens

Per segment is vermeld op welke wijze de gegevens zijn verwerkt. Een algemeen probleem was het feit, dat bij de start van het veldwerk niet precies duidelijk was op welke wijze het materiaal verwerkt moest worden. Met name was op dat moment niet duidelijk hoe de op-hoging zou moeten plaatsvinden.

Een duidelijke planning van werkzaamheden was daardoor niet goed mo-gelijk.

Het niet tijdig (of geheel niet) leveren door een aantal bedrijven van haltelijsten had tot gevolg dat het veldwerk met ontoereikende middelen moest worden uitgevoerd.

Dit had konsekwenties voor de uitwerking van het materiaal dat daar-door moeizamer verliep dan voorzien was.

BOV

In overleg met de technische werkgroep is onderscheiden een segment grote BOV: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en een segment kleine BOV, bestaande uit de overige BOV-steden (zie bijlage 4 ) .

De aanpak en uitwerking is voor beide segmenten gelijk.

0gzet_BOV

Uit de verschillende mogelijkheden is, op grond van statistische overwegingen, gekozen voor gegevensverzameling aan de halten.

Per halte worden instappers geteld en geënquêteerd gedurende 2 uur.

Meerijden met de vervoermiddelen zelf was niet goed mogelijk, omdat de bezetting van een specifieke rit sterk wordt beïnvloed door ver-traging in de dienstregeling van die rit, of de daaraan voorafgaan-de rit. Door aan voorafgaan-de halte waar te nemen wordt het effekt van voorafgaan-deze verstoringen geëlimineerd.

Er is op een zodanig aantal halten geteld en geënquêteerd, dat de te behalen aantallen te tellen en te enquêteren reizigers naar ver-wachting gehaald zouden worden.

De waarnemingen zijn uitgevoerd:

• gespreid over de dag;

• geografisch gespreid;

• gespreid over de vervoertechnieken, tram, bus en metro.

4.2. Veldwerk BOV

4.2.1. Voorbereiding v®idwer£_BOV_

Het veldwerk vroeg v o o r b e r e i d i n g voor de volgende punten:

• haltekeuze;

• tel- en enquêteformulieren;

• haltelijsten*

• schriftelijke instruktie.

Voor de haltekeuze is in de technische werkgroep afgesproken dat centrumhalten genomen zouden worden. Deze halten geven de beste ga-rantie op spreiding van de reizigers over de verschillende afstands-klassen.

Daarnaast moesten de halten nog voldoen aan een aantal kriteria wel-ke zijn vermeld in bijlage 2.

Halten welke aan alle kriteria voldeden konden niet gevonden worden, zodat op een aantal punten water bij de wijn moest. In overleg met de' bedrijven zijn de halten waar het onderzoek zou moeten plaatsvinden vastgesteld.

De tijden zijn vastgesteld door de AGV. Hier was het aspekt van effi-ciënt inzetten van personeel een belangrijk kriterium, waarbij zoveel mogelijk de representativiteit van de te verzamelen gegevens werd na-gestreefd.

Zeer drukke halten (bijvoorbeeld metro) werden bij voorkeur op de re-latief stillere tijden waargenomen omdat - ook op die 'halten is er dan voldoende toeloop - de drukke halten dan het totale beeld niet te veel domineren. De representativiteit werd hiermee geen te groot ge-weld aangedaan omdat:

1. Verwacht mocht worden dat de motievenverdeling van de reizigers per periode voor de verschillende bus, tram- en metrolijnen niet

te veel uiteen zouden lopen.

2. De extrapolatie naar totale vervoersomvang mogelijk was met ge-bruikmaken van bedrijfsgegevens, zoals toegezegd door de bedrijven

in de begeleidingsgroep, waardoor de relatief lage bezetting in de periode van 10.00-12.00 uur volledig verdiskonteerd kon worden.

Hiermee is naar onze mening het gegeven van kaartsoort- en motie-venverdeling, reizigersaantallen en reizigerskilometers uit de ge-houden enquêtes en tellingen, te zamen met bedrijfsgegevens, vol-doende vast te stellen.

4.2.2. Tel" en enquêteformulieren BOV

De gebruikte tel- en enquêteformulieren zijn opgenomen als bijlage-nummer 10 formulierenbijlage-nummer 3 en 5.

De formulieren konden betrekkelijk eenvoudig gehouden worden. Per haltering diende het aantal instappers geteld te worden, en moest het voertuig geregistreerd worden (lijnnummer, wagennummer, ver-trektijd) , zodat koppeling tussen enquête-, tel-, en bedrijfsge-gevens mogelijk is.

4.2.3. Haltelijsten BOV

De enquête aan de halte behelsde vragen over kaartsoort, motief en uitstaphalte. Eenduidigheid in het vaststellen van de uitstaphalte is alleen gewaarborgd als de enquêteur weet welke halten vóór kunnen komen. Aan de bedrijven zijn derhalve haltelijsten gevraagd.

4.2.4. Schriftelijke instruktie BOV

Naast een mondelinge instruktie hebben alle BOV enquêteurs en tellers een schriftelijke instruktie ontvangen (bijlage 6.2.).

4.2.5. Overstappers BOV

In eerste instantie zou het onderzoek zich richten op alle reizigers welke op de te kiezen halten zouden instappen, en zouden de gegevens beperkt blijven tot de rit met alleen het eerste voertuig. Eventuele overstappen daarna of voorafgaand aan de enquête zouden buiten be-schouwing blijven. Het voordeel is dat op deze wijze verzamelde

ge-gevens rechtstreeks aansluiten bij de telresultaten welke bij de vervoerbedrijven beschikbaar zijn.

Het nadeel van deze methode is dat geen inzicht wordt verkregen in het overstapgebeuren en derhalve in de komplete reizen op het stede-lijk openbaar vervoernet.

Op verzoek van de BOV bedrijven is van de oorspronkelijke opzet afge-weken, en werden alleen reizigers geënquêteerd welke hun reis op het stedelijk openbaar vervoernet begonnen op de betreffende onderzoek-halte.

Geteld werden alle instappende reizigers.

Deze procedure heeft in de praktijk problemen opgeleverd. Veel mensen bleken net overgestapt te zijn vanaf een stadsbus, en werden derhal-ve niet geënquêteerd, hetgeen resulteerde in minder enquêtes dan met de mankracht mogelijk geweest zou zijn. Grootste bezwaar is echter dat niet bekend is óf het ritpatroon van wel en. niet reeds overge-stapte personen gelijk is.

Het verdient aanbeveling in de vervolgmetingen alle reizigers te en-quêteren.

4.2.6. Uitvoering' veldwerk BOV

De werkzaamheden zijn uitgevoerd volgens het schema (bijlage 3 ) . Tijdens de uitvoering is bijgehouden in hoeverre de te behalen aan-tallen getelde en geënquêteerde reizigers overeenstemmen met de taak-stelling. .

Dit heeft er toe geleid dat extra enquêteploegen zijn ingezet in Am-sterdam en Den Haag, omdat het aantal enquêtes op werkdagen dreigde niet gehaald te zullen worden. Door de AGV is niet geteld en geënquê-teerd op werkdagen in Utrecht. Het EBW heeft op donderdag 24 maart een volledige telling en enquête gehouden op lijn 8. Daaruit resul-terende gegevens zijn ingepast in het tarievenplanbestand.

Het aantal afgenomen enquêtes per soort dag voor grote en kleine BOV is weergegeven in de volgende tabel.

grote-BOV kleine-BOV

werkdag 1787 (1600) 2013 (1600)

zaterdag 2030 (800)

1908 (800)

zondag 980 (800) 530 (800)

Het beoogde aantal (volgens opdracht) is tussen haakjes vermeld.

Voor het uiteindelijk behaalde aantal enquêtes per stad/dag, zie bijlage 4.

Tijdens de kodering werden de gegevens vastgelegd welke voor verdere uitwerking nodig waren:

• gegevens voor ritidentifikatie;

• reisafstand en eventuele nog komende overstappen voor zover binnen het betrokken lijnennet van het BOV-bedrijf;

• motief;

• kaartsoort;

• lijnkeuze.

Ten behoeve van de ritidentifikatie zijn de waarnemingsperiode, het waarnemingspunt en het wagennummer gekodeerd.

Voor de reisafstand is gebruik gemaakt van door de bedrijven aangele-verde halte-afstanden. De gereisde afstand met het eerste vervoermid-del is in tientallen meters gekodeerd.

Werd daarna nog overgestapt, dan is de totale reislengte in aantallen zones toegevoegd.

Onderscheiden werden de motieven en kaartsoorten zoals onder andere vermeld op formulier 2 (bijlage 10).

De reiziger werd'gevraagd op wat voor soort kaartje hij reisde. Bij onduidelijkheid werd gevraagd het kaartje te tonen.

Bij de kaartsoort werd ingeval van reduktiekaarten gekodeerd of dit een reduktie jeugd of 65+ (60+) betrof.

De lijnkeuze leverde soms problemen op omdat meer dan één lijn in aan-merking kwam. Men zei dan de eerstvolgende tram/bus te nemen. In deze ge-vallen zijn de reizigers gelijkmatig over de beide mogelijke lijnnum-mers verdeeld.

Een zeer beperkt aantal waarnemingen leverde problemen op vanwege ken-nelijk foutieve invulling van het formulier door de enquêteur. Deze waarnemingen zijn uit het bestand gelaten, om het risiko van een fou-tieve korrektie te vermijden.

Een drietal stappen kunnen onderscheiden worden:

• korrektie telcijfers naar twee-uursperiode;

• enquêtes ophogen naar telcijfers;

• ophoging naar landelijk representatieve cijfers.

De eerste twee stappen zijn uitgevoerd. De ophoging naar landelijk representatieve cijfers is pas mogelijk als over voldoende bedrijfs-gegevens kan worden beschikt, en blijft, bij afwezigheid daarvan hier buiten beschouwing.

De eerste stap is nodig omdat de telcijfers, verzameld in de twee-uursperiode, niet representatief hoeven te zijn voor deze periode.

Dit is zeker het geval wanneer in die periode, ten gevolge van ver-traging, meer of minder voertuigen veftrekken dan met de dienstrege-ling overeenkomt. Ook wanneer het aantal vertrekken precies overeenkomt met de dienstregeling kan een vertekening in de telcijfers optreden, wanneer het voertuig dat direkt voor de meetperiode vertrekt, vertra-ging heeft. Bijvoorbeeld, gepland vertrek 11.46 uur, werkelijk vertrek

11.55 uur, aanvang meetperiode 12.00 uur, vertrek eerste voertuig in meetperiode 12.01 uur.

In dit geval heeft de vertraagde bus van 11.55 een groot deel van de klandizie van bus 12.01 uur meegenomen!

De telcijfers geven dan niet het vervoer aan dat met een twee-uurspe-riode overeenkomt.

In deze gevallen zijn de telcijfers herleid tot twee-uurscijfers.

De tweede stap behelst het ophogen van enquêtes naar telcijfers. De ophoogfaktor is het kotient van geteld aantal instappers, zoals dat in de eerste stap is vastgesteld, en het aantal enquêtes per twee-uurs-periode, per halte per lijn. De beschikbare informatie wordt aldus op-timaal benut.

Het opgehoogde aantal enquêtes per soort dag voor grote en kleine BOV geeft de volgende tabel,

tabel opgehoogde aantal enquêtes

grote-BOV kleine-BOV

werkdag 11.726

5325

zaterdag 8556 6125

zondag 4080 1377

Een samenvatting van de na ophoging eerste fase beschikbare gegevens bieden bijlagen 8 en 9.

BOS

In overleg met de technische werkgroep zijn een aantal steden gese-lekteerd, waarin de reizigers zijn geteld en geënquêteerd. De geko-zen steden en lijnen zijn vermeld in bijlage 5 (boven).

De frekwenties zijn zodanig, dat het probleem van negatieve korrela-tie tussen opeenvolgende ritten, vanwege vertraging in de dienstuit-voering, zich niet voordoet.

Dit biedt de mogelijkheid enquêteurs met bussen mee te laten rijden.

Naast het enquêteren van reizigers is per halte het aantal instappers geteld en tussen de halten de bezetting. Uit de tellingen en de

halte-afstanden is rechtstreeks het aantal reizigerskilometers te halen. De enquête kan in dit geval beperkt blijven tot de vragen over kaartsoort en motief. De verwerking is hierdoor eenvoudiger dan bij het enquêteren en tellen aan de halte.

Nadeel van de gevolgde methode is, dat geen koppeling mogelijk is tussen motief en kaartsoort enerzijds en afgelegde afstand anderzijds.

Het is derhalve niet mogelijk gemiddelde afstand per motief of per kaartsoort vast te stellen.

Voortereidingjve^dwerk BOS

De volgende punten dienden voorbereid te worden:

• lijnkeuze;

• tel- en enquêteformulieren;

• haltelijsten.

Lijnkeuze BOS

De te onderzoeken lijnen zijn in overleg met de vertegenwoordigers van de BOS-gemeenten en de exploiterende bedrijven gekozen. De volgende kriteria vormden daarbij de leidraad:

• lijn dient pluriformiteit in reizigerskategorieën te bieden;

• lijn moet redelijke vervoersomvang hebben;

• lijn dient, zo mogelijk, in de nabije toekomst niet te veranderen.

Tel- en enquêteformulieren BOS

Door de gekozen opzet kan met simpele formulieren worden volstaan.

Deze formulieren zijn opgenomen als bijlage 10-1 en 2v

Haltelijsten BOS

De haltelijsten waren niet nodig voor het enquêteren, maar alleen voor de teller, welke per halte het aantal instappers en tussen de halten de bezetting moet tellen.

Veel bedrijven konden niet tijdig een komplete haltelijst leveren, waardoor een optimale voorbereiding van het veldwerk problematisch was.

Uitvoering veldwerk BOS

De werkzaamheden zijn volgens schema (bijlage 5) uitgevoerd. De ge-meten ritten zijn exakt geregistreerd, waarmee een vervolgmeting op dezelfde wijze kan worden uitgevoerd.

In alle steden, op alle lijnen en dagen werd kontinu geënquêteerd waarbij aanvang en einde van de meting lag binnen de grenzen, vermeld in het volgende overzicht: