• No results found

Bioconcentratie factoren (BCF) voor plantopname In deze bijlage wordt de afleiding van BCF waarden voor moestuin-

gewassen beschreven op basis van veldgegevens

Er is momenteel slechts één studie beschikbaar waarbij in voldoende monsters zowel gehalten van HFPO-DA in planten als in grond zijn gemeten (Mengelers et al., 2018; Van Poll, 2018). Het doel van dit onderzoek was om te bepalen of mensen met een moestuin in de buurt van de DuPont/Chemours fabriek in Dordrecht de groenten veilig kunnen eten. Moestuinen in de gemeenten Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht zijn onderzocht. Daarnaast is een set gegevens beschikbaar van

moestuinen (ongepubliceerd) met een beperkt aantal waarnemingen van HFPO-DA in grond en planten. Vanwege de specifieke aanpak om

mengmonsters samen te stellen en de beperkte omvang is deze set alleen gebruikt om de berekeningen te verifieren.

Afleiding BCFs uit gegevens moestuinenonderzoek Dordrecht Een dataset met HFPO-DA gehalten in moestuingewassen is beschreven door Mengelers et al. (2018). In totaal werden eind augustus 2017 op 10 locaties monsters van groenten genomen: drie locaties in Dordrecht, drie locaties in Papendrecht en vier in Sliedrecht. Als vergelijking is een locatie in Bilthoven onderzocht. Op alle locaties zijn van drie categorieën groenten (blad-, knol- en vruchtgroenten) monsters genomen. Op een van de locaties zijn ook nog twee fruitgewassen onderzocht.

In een tweede fase zijn deze moestuinen en omringende

oppervlaktewater en irrigatiewater gemonsterd om de concentraties PFOA en HFPO-DA in milieumonsters te bepalen (Van Poll, 2018). Representatief gemengde grondmonsters werden per moestuin in duplo geanalyseerd. In totaal zijn 81 plantmonsters, 13 grondmonsters en 15 waterige monsters geanalyseerd, allemaal in duplo.

De dataset is desondanks in diverse dimensies te beperkt waardoor het afleiden van een betrouwbare BCF niet mogelijk is:

• De gemeten gehalten in grondmonsters en in moestuingewassen zijn vaak laag: de meeste waarnemingen zitten rond of onder de bepalingsgrenzen voor PFOA en HFPO-DA.

• In combinatie met een relatief kleine dataset, zijn er te weinig waarnemingen met volledig gekwantificeerde gehalten van PFOA en HFPO-DA om statistisch robuuste analyses uit te voeren. • Het arsenaal aan verschillende gewassen is beperkt, niet alle

mogelijke moestuingewassen zijn bemonsterd, en van sommige categorien zijn maar enkele waarnemingen gedaan.

• Het aantal geanalyseerde grondmonsters is laag, terwijl

heterogeniteit bij bodemverontreining in het algemeen hoog is, wat het bepalen van de grond-plantrelatie onzeker maakt.

• Het complete onderzoek vond plaats in een geografisch ingeperkt gebied rond de productiefaciliteit (Chemours), zodat de afleiding van een generieke, voor heel Nederland toepasbare risicogrens met deze gegevens niet realistisch is.

Ondanks de beperkingen van de beschikbare data is besloten om een analyse met gegevens van het moestuinenonderzoek te doen, omdat:

1. Uit literatuuronderzoek blijkt dat er geen alternatieve publicaties bestaan die gebruikt kunnen worden om een BCF voor HFPO-DA af te leiden, terwijl de opname via planten waarschijnlijk een bepalende factor voor de blootstelling is, vergelijkbaar met de situatie bij PFOA.

2. De gegevens van het moestuinenonderzoek maken het wel mogelijk om de orde grootte uitkomsten te verifieren, door de berekeningen van de BCFs voor voor HFPO-DA te vergelijken met berekeningen van de BCF voor PFOA, waarvoor wel betrouwbare literatuurgegevens beschikbaar zijn (Lijzen et al., 2018). Als blijkt dat de BCF voor PFOA op basis van deze beperkte

gegevensset meer dan een orde grootte verschilt van de relatief betrouwbaardere BCF waarden die in de literatuur worden gerapporteerd, dan zal de conclusie zijn dat deze gegevensset ongeschikt is voor de afleiding van risicogrenzen voor PFOA én HFPO-DA. Als de orde grootte van de BCFs voor PFOA

overeenkomen in de verschillende afleidingen, dan is er geen aanleiding om de berekende risicogrens voor HFPO-DA op basis van deze beperkte set gegevens op voorhand af te wijzen. 3. Op basis van een recent beschikbaar gekomen set gegevens uit

andere moestuinen (ongepubliceerd) kan een beperkte verificatie uitgevoerd worden, voor wat betreft de grond-plantrelatie (BCF- waarden).

Omgaan met gehalten onder bepalingsgrenzen De BCF is als volgt gedefinieerd:

BCFblad, knol, wortel = Cblad, knol, wortel / Cgrond Waarin:

Cblad, knol, wortel : concentratie in blad, knol of wortel in ng/g vg Cgrond : concentratie in grond in ng/g ds

BCF : bioconcentratiefactor in [ng/g vg]/[ng/g ds]

ds : droge stof gewicht grond

vg : versgewicht plant

Bij lage concentraties in de grond wordt de berekende BCF relatief gevoelig voor variatie in de metingen; de BCF wordt in theorie oneindig groot als de stof niet in het grondmonster aangetroffen wordt, maar wel in meetbare hoeveelheid aanwezig is in de plant. Een dergelijk hoge BCF resulteert in een onrealistische schatting van de bioaccumulatie in CSOIL en een (te) lage risicogrens.

Versluijs en Otte (2001) hebben in het kader van de evaluatie

Interventiewaarden uitgebreid onderzoek gedaan naar de berekening van een BCF voor metalen op basis van veldgegevens. Een conclusie was dat de selectie en verwerking van velddata in hoge mate bepalend is voor de hoogte van de BCF. Ondermeer wordt geadviseerd de

volgende criteria te hanteren voor de afleiding van een BCF:

1. De berekening van een consumptiegemiddelde BCF. Dit betekent dat er data beschikbaar moeten zijn van verschillende gewassen die samen de consumptie van gewassen uit de moestuin

2. De variatie in de grondconcentraties in de monsters; het concentratiebereik. Wanneer het concentratiebereik van de beschikbare grondgegevens beperkt is, wordt de toepasbaarheid van de BCF beperkt. Extrapolaties buiten het bereik van de beschikbare data (d.w.z. buiten het maximum van gemeten grondgehalten) moet worden vermeden.

3. De afleiding van BCF-relaties op basis van lutum, organische stof en pH. Meestal neemt de BCF af bij hogere lutum en organisch stof gehalten.

4. Bij lage grondgehalten kan de impact van luchtdepositie op de gemeten plantgehalten relatief groot zijn. Daardoor kunnen te hoge BCFs worden berekend.

Aan voorwaarde 1 wordt gedeeltelijk voldaan, maar aan de andere voorwaarden wordt niet voldaan. In het gebruikte moestuinen onderzoek liggen de meeste waarnemingen rond of onder de bepalingsgrenzen, zodat het concentratiebereik (2) klein is. Dat betekent dat het van belang is om beargumenteerde en onderbouwde keuzes te maken over het gebruik van gegevens, die gebruikt worden voor de berekening van BCFs en afleiding van risicogrenzen voor HFPO-DA. Met name de toewijzing van

plantgehalten bij waarnemingen beneden de waarnemingsgrens, maar rond en onder de aantoonbaarheidsgrens heeft een grote invloed op de

berekening van de BCF voor deze set gegevens. Alle keuzes worden hieronder gepresenteerd en zullen verantwoord en bediscusieerd worden om de betekenis van de risicogrenzen te kunnen taxeren.

De concentraties van PFOA en HFPO-DA in de grond van de moestuinen zijn beschreven in Tabel 5.1 (Van Poll, 2018). De plantgehalten van PFOA en HFPO-DA zijn gepubliceerd in Mengelers et al. (2018) en te vinden in Bijlage 4.

Tabel 5.1. Concentraties van PFOA en HFPO-DA in grondmonsters van het moestuinenonderzoek (Van Poll, 2018).

PFOA (ng/g ds)

GenX (ng/g ds)