• No results found

Bijlage A: Onderbouwing

Per 1 januari 2015 heeft de gemeente Amsterdam een extra verantwoordelijkheid voor de zorg aan een kleine 10.000 kwetsbare Amsterdammers. Zij vallen niet langer onder de landelijke AWBZ, maar onder de Wmo en daarmee onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het gaat om 3.000 mensen met ondersteuning in de dagbesteding en een kleine 7.000 mensen die recht hebben op ambulante

ondersteuning, in natura (4.000) en Pgb (2.500).

De gemeente Amsterdam was al langere tijd verantwoordelijk voor Hulp bij het huishouden. In totaal 18.000 cliënten, 2.500 ontvangen dit via Pgb. De Rijksoverheid brengt het budget voor Hulp bij het huishouden stapsgewijs terug met 40%.

Participatie

In het kader van de Wmo biedt Amsterdam vanaf 2015 zo’n 66.000 mensen ondersteuning of een voorziening met als doel dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen en participeren in de samenleving.

Kwetsbare Amsterdammers die niet (meteen) betaald werk kunnen verrichten4 (een kleine 19.000) stimuleert de gemeente om actief te worden als vrijwilliger of binnen bewonersinitiatieven op buurtniveau. Het streven is om binnen deze doelgroep het aandeel van mensen met een zinvolle

dagbesteding te vergroten (bijvoorbeeld laagdrempelige activiteiten op buurtniveau). Doel hiervan is om sociaal isolement tegen te gaan en zo mogelijk de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Hierbij wordt in het bijzonder vrijwillige inzet gestimuleerd, waarbij tegelijkertijd een ander (zorg)doel wordt bereikt.

Jeugd

In totaal maken de 220.000 Amsterdamse jongeren van 0-24 jaar circa 29% van de bevolking uit. In de leeftijdsgroep 5-17 zijn jongeren met een niet-westerse achtergrond in de meerderheid, de meeste jongeren wonen in Nieuw-West en Zuidoost (33%). Een op de drie jongeren groeit op in een eenoudergezin.

Er zijn naar schatting van de GGD in Amsterdam zo’n 300 zwerfjongeren, onder wie relatief veel Marokkaanse jongens en Surinaamse meisjes. Ruim 2.000 jongeren kregen een Wajong-uitkering.

Circa 15 % van alle jeugdigen heeft een IQ score van 55-70 of 70-85. In Amsterdam zijn dat naar schatting 4.000 jeugdigen, waarvan ongeveer de helft extra ondersteuning en zorg nodig heeft.

Ruim een kwart (28%) van de jongeren tussen 17 – 24 jaar doet (wel eens) vrijwilligerswerk, meisjes vaker dan jongens. Volgens onderzoek van de GGD zijn er in Amsterdam 206.000 jongeren in de leeftijd van 16-34 jaar, waarvan 8 % mantelzorger is.

Samenhang

Uit de Stapelingsmonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de mate waarin Amsterdammers gebruikmaken van regelingen en voorzieningen, samenhangt met het verschil in participatie op andere terreinen. Figuur 1 laat het gebruik van regelingen en voorzieningen per gebied zien: in stadsdeel Noord is dit per huishouden het hoogst en in Centrum het laagst. Met name

eenoudergezinnen, huishoudens met een laag inkomen, huishoudens met een huurwoning en Amsterdammers van niet-westerse herkomst maken gebruik van regelingen en voorzieningen.

Agenda Informele zorg en Vrijwillige inzet 2015 – 2017 30 Figuur 1 Gemiddeld aantal regelingen per huishouden in 2011

De verschillen tussen de Amsterdamse gebieden die hieruit naar voren komen, onderstrepen het belang van gebiedsgericht werken met oog voor diversiteit.

Afnemende zelfredzaamheid

Met het nieuwe beleid wordt meer zelfredzaamheid verwacht van Amsterdammers. Daarbij is speciale aandacht voor de groep kwetsbare Amsterdammers. Uit de Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012 blijkt dat ongeveer 15% van de 19 t/m 64-jarigen niet of verminderd zelfredzaam is. Bij het stijgen van de leeftijd neemt de zelfredzaamheid af. Bij Amsterdammers van 65 jaar en ouder zien we vooral

lichamelijke problemen en beperkingen. Zichzelf aankleden, wassen en traplopen gaat dan bijvoorbeeld moeilijk. Wat opvalt, is dat laagopgeleiden en inwoners met een niet-westerse herkomst vaker

verminderd zelfredzaam zijn dan gemiddeld.

Een op de tien in sociaal isolement

Het aandeel Amsterdammers dat sterk sociaal geïsoleerd is, is de afgelopen tien jaar nauwelijks veranderd: het gaat om circa 12% van de bevolking. Sociaal isolement komt vaker voor onder ouderen, mensen met een slechte gezondheid, met een laag inkomen, alleenstaanden en personen die geen dagbesteding hebben in de vorm van betaalde arbeid, een opleiding of het huishouden.

De gemeente streeft ernaar het aantal mensen dat in sociaal isolement leeft te doen afnemen. Bij uitstek richt de gemeente zich op Amsterdammers met een laag inkomen tot €1.350 netto. Van hen voelt 23%

zich sterk sociaal geïsoleerd (22% in 2012). Maar ook bij andere groepen Amsterdammers komt sterk sociaal isolement vaak voor.

Binnen de ring komt sociaal isolement minder voor dan daarbuiten. Gebieden met relatief veel sociaal geïsoleerde bewoners zijn Oud Noord (29%), Bijlmer Oost (29%), Bijlmer Centrum (28%) en

IJburg/Zeeburgereiland (27%).

Steeds meer Amsterdammers actief als vrijwilliger

Ruim vier op de tien Amsterdammers verlenen soms tot vaak informele hulp aan buren, vrienden of familie, een even grote groep doet dat juist nooit. Dit is iets meer dan in de periode voor 2010, toen het om ongeveer één op de drie ging. Van deze groep zegt een derde zeker informele hulp te zullen bieden als ze hiervoor worden gevraagd, en de meeste anderen eventueel, afhankelijk van de situatie.

Ook hier verschilt het beeld per gebied, zoals te zien is in de volgende grafiek:

Figuur 2: Aandeel vrijwilligers naar de 22 gebieden, 2014 (in procenten)

Behoeften van mantelzorgers

De Hogeschool van Amsterdam onderzocht in 2009 en 2013 de ervaringen en ondersteuningsbehoeften van mantelzorgers. Bijna 600 mantelzorgers in regio Amsterdam vulden daarover een enquête in. De conclusies in hoofdlijnen:

Mening over professioneel zorgaanbod verdeeld

Vier op de tien vindt dat zorgaanbod aan naasten voldoende en ongeveer net zoveel mensen vinden het onvoldoende. Het minst zijn ze te spreken over de zorg die door de GGZ, het

maatschappelijk werk, het welzijnswerk, het ouderenwerk en jeugdzorg wordt geboden. Zo’n 42%

van de respondenten vindt dat professionals goed met hen samenwerken en dat zij de mantelzorger naar behoren betrekken bij de zorg, 22% van hen vindt juist van niet.

Mantelzorgers van mensen met psychische problemen meest overbelast

Een op de zeven mantelzorgers voelt zich al zeer zwaar of zelfs overbelast en de meerderheid van de respondenten geeft aan niet bereid te zijn om in de toekomst meer mantelzorg te gaan verrichten. De overbelasting zit vooral bij mantelzorgers die zorgen voor iemand met

psychosociale problemen of verslavingsproblematiek NAH of dementie. Dit geldt in iets mindere mate ook voor de mantelzorgers die zorgen voor iemand met een verstandelijke beperking.

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 %

vrijwilligers gemiddeld Amsterdam

Agenda Informele zorg en Vrijwillige inzet 2015 – 2017 32

Vooral behoefte aan informatie, advies en professionele hulp.

Mantelzorgers willen vooral informatie en advies over financiële regelingen en vergoedingen, over de mogelijkheden voor de inzet van formele zorg voor de zorgvrager en over hoe de mantelzorger kan omgaan met de gevolgen van de ziekte of beperking van de zorgvrager. Respondenten zijn op de hoogte van relevante veranderingen en wet- en regelgeving, maar weten vaak niet wat dit precies betekent voor hun eigen zorgsituatie. Ze krijgen steeds meer behoefte daar informatie of educatie over te krijgen. Bijna een kwart van de mantelzorgers heeft (heel) veel behoefte aan meer professionele hulp voor de zorgvrager.

Kleine groep mantelzorgers heeft behoefte aan respijtzorg

In 2009 bleek dat iets minder dan een vijfde van de respondenten behoefte had aan respijtzorg. In 2013 wordt duidelijk dat die behoefte aan respijtzorg er vaak is voor een of twee dagdelen per week. Er bestaat een kleine groep mantelzorgers (5%) die er behoefte aan zou hebben om respijtzorg aan huis te ontvangen tijdens de nachten.

Bijna helft mantelzorgers geeft niet toe dat zij ondersteuning nodig hebben

Zo’n 43% van de respondenten geeft aan soms niet durven toe te geven dat ze wel wat ondersteuning kunnen gebruiken. Zowel in 2009 als in 2013 vinden veel mantelzorgers dat de belangen van mantelzorgers wel wat beter behartigd zouden mogen worden. Uit het onderzoek blijkt eveneens dat 41% van de respondenten wel meer waardering zou willen krijgen voor alles wat zij als mantelzorger doen.

MKBA, dragende samenleving en de innovatieagenda

De afgelopen drie jaar heeft Amsterdam ervaring opgedaan met het instrument Maatschappelijke Kosten Baten Analyse. Recent zijn twee MKBA’s verschenen; de MKBA 2.3. Herziening Sociaal Domein en de MKBA 3.0 Collectief Welzijn. Beide geven inzicht in de opgave voor het sociaal domein en het verwachte effect van de maatregelen die de gemeente hier tegenover zet

De MKBA helpt om integraal en meer kostenbewust naar investeringen in sociale sector te kijken. Zo brengt ze zowel de effecten van maatregelen binnen verschillende domeinen in kaart als de effecten die de domeinen op elkaar hebben. Het inzichtelijk maken van juist deze ‘waterbedeffecten’ is van groot belang binnen het sociaal domein, waar zo veel tegelijkertijd gebeurt.

Eén van de resultaten die aansluit bij de agenda Informele Zorg en vrijwilligerswerk is dat bij het

hernieuwd inrichten van het sociaal domein en het tot stand brengen van de kanteling het noodzakelijk is om op grotere schaal gebruik te maken van de eigen kracht van de burger en dragende samenleving. Het is uitermate verstandig om in collectief welzijn te investeren.

Zo staat in de MKBA 2.3. helder beschreven dat:

bij de herinrichting van het sociaal domein een belangrijke rol weggelegd is voor de collectieve voorzieningen, of de ‘dragende samenleving’,

de bezuinigingen op het gebied van zorg, re-integratie en participatie leiden tot een groter beroep op vrijwilligers, mantelzorgers en de basisvoorzieningen activering en participatie,

rekening houdend met de autonome groei van de zorgbehoefte (meer kosten) en positieve effecten van Samen DOEN (meer baten) het tekort op de collectieve basisvoorziening in 2020 naar schatting bijna € 11 miljoen is,

er onvoldoende middelen zijn gereserveerd om de gewenste inzet in collectief welzijn te plegen en hiermee de verwachte baten onder druk staan.

Omdat de verwachting is dat er geen tot slechts een beperkt beroep op extra middelen voor collectieve voorzieningen kan worden gedaan, is de gedachte dat de eerste stap het optimaliseren van het maatschappelijke rendement van huidige initiatieven is. De focus ligt in de

transformatiejaren 2015 en 2016 op het innoveren binnen bestaande budgetten.

In de MKBA 3.0. zijn als voorbeeld vier interventies onderzocht. Daaruit blijkt dat de geanalyseerde interventies in potentie een positief maatschappelijk rendement opleveren, maar:

dat er nog potentie is om de geselecteerde interventies te optimaliseren door te sturen op een lage overhead en een zo groot mogelijk bereik (schaalvergroting),

waarbij met name het aandeel kwetsbare deelnemers een positieve invloed heeft op het maatschappelijk rendement.

Nu de basisvoorzieningen in de stadsdelen worden geïnventariseerd en een innovatieagenda voor de collectief welzijn/dragende samenleving wordt opgesteld, is de afspraak tussen de centrale stad en de bestuurscommissies dat de MKBA als instrument wordt ingezet om interventies die een plek krijgen op deze innovatieagenda op hun effectiviteit te toetsen. Stadsdelen bepalen gezamenlijk welke in de praktijk aanwezige interventies uit de basisafspraken (of categorie, bijvoorbeeld huizen in de buurt) op de innovatieagenda moeten komen en als eerste aan de beurt zijn om deze op effectiviteit te

beoordelen.

Agenda Informele zorg en Vrijwillige inzet 2015 – 2017 34