• No results found

rapport van de commissie-Van Rijckevorsel

6.9 Defensie in de jaren ‘70

6.10.1. Besluiten of uitstellen?

Maar liefst 275 dagen duurde de demissionaire status van het kabinet-Biesheuvel. Bij de verkiezingen van 29 november 1973 verloor de KVP acht van de 43 kamerzetels. Ook de CHU verloor bijna eenderde van haar aanhang. De CHU bleef op zeven zetels steken. De ARP maakte een bescheiden winst van een zetel. De VVD won fors: zes zetels. De Partij van de Arbeid sprokkelde vier zetels erbij en boekte voor de tweede keer in twee jaar winst. De weg naar het nieuwe kabinet was lang. Heel erg lang. Als de kabinetsformatie nog veel langer zou duren, zou de vervanging van

o

vervanging eigen moeten maken. Als deze opvolger ook nog zou toebehoren aan een door de Partij van de Arbeid, D66, PPR en KVP bemand kabinet, moest voor de toekomst van de luchtmacht worden gevreesd.

De Koster zette de mogelijkheid van een besluit over de wapenaankoop van de eeuw in Nederland vóór de formatie van een nieuw kabinet weer wagenwijd open. Op de begroting voor 1973 was dertig miljoen gulden gereserveerd als eerste aanbetaling voor de vervanging. Door de vrije val van de dollarkoers werd de aanschaf van een Amerikaans toestel als vervanger van de

Starfighter steeds lucratiever. Een delegatie van de luchtmacht bracht van 6 tot en met 23

januari 1973 een bezoek aan de Northrop-fabrieken.106 Een ma v

productie en het afleverschema van de Cobra, mocht Nederland tot aanschaf van dat toestel besluiten.107 De belangstelling van Northrop werd ongetwijfeld gevoed door regelmatige publieke pleidooien van De Koster om zo spoedig mogelijk te beslissen.

A

bekend dat 72 nieuwe vliegtuigen nog in dat jaar, twintig in 1977 en nog eens twintig in 1978 zouden worden besteld. Daar voegde De Koster nog aan toe: “Door een bestelling in drie series is een flexibel beleid ten aanzien van de Starfighter-vervanging gewaarborgd.”108

Begin maart 1973 hoopte De Koster de knoop door te hakken en de Staatscommissie voor Defensie over zijn keuze in te lichten. Het zou daarbij gaan om een “principe-besluit en het

vrijmaken van 109

H

waren een publiek geheim. “Met een neuslengte” voorsprong kwam de Cobra als beste uit de bus.110 Fokker had op dat moment “een onuitgesproken voorkeur” voor de Cobra. De keuze leek duidelijk.

Veel politieke ruimte om met de vervanging nog maar een tijdje te wachten wilde De Koster zijn opvolger dus niet gunnen. Ruim een maand voordat hij voor zijn opvolger Henk Vredeling plaats zou maken we

d

tekortkoming moest – zo vroeg De Koster aan Biesheuvel – terstond aan Biesheuvels opvolger worden voorgelegd.

De Koster kon het door hem zo hoog opgeblazen probleem niet meer zelf oplossen. Hij had zijn handen vol aan een veel nijpender kwestie. Zijn geruzie met minister-president Biesheuvel over de bezuinigingen op de landmacht had ertoe geleid dat tussen de commandant van het Eerste

Legerkorps, generaal Ferry Meijnderts, en de chef van de Generale Staf,

luitenant-generaal Gijs IJsselstein een hoogoplopend conflict was ontstaan. De Koster had dat conflict tussen de twee hoogste landmachtgeneraals aanvankelijk op zijn beloop gelaten. Een aantal keren had hij met beide generaals gezamenlijk en afzonderlijk gesproken. Daarbij was voor hem komen vast te staan dat de twee landmachtofficieren “beiden verschillend van geest zijn [en] zij elkaar toch aanvullen, ondanks een bepaald gebrek aan eerbied voor elkaars capaciteiten.” En 112

ie capaciteiten lagen nogal ver uit elkaar. Meijnderts afficheerde zich graag als de officier die

, een klein en select gezelschap dat in de wandelgangen de loedraad’ werd genoemd, boog zich in het diepste geheim over vijftien benoemingen van

e, als ook na afloop an de zitting van de ‘bloedraad’. De Koster kon voor deze indiscretie enig begrip opbrengen,

ervan overtuigd dat “het verlenen van eervol verslag de enig juiste oplossing is, aangezien er sprake is van een breuk die niet meer kan worden geheeld.” d

dicht bij de troepen stond, IJsselstein kreeg al gauw het etiket van een ‘Haagse generaal’, een in zijn kantoor verschanste bureaucraat. De Koster nam de spanningen tussen de beide opperofficieren nogal luchtigjes op: in de toekomst zou “een ander promotiebeleid “ dit soort problemen voorkomen.

De spanning tussen beide generaals zorgde voor een forse ontlading in het eerste kwartaal van 1973. De Raad van Opperofficieren

‘b

landmachtofficieren. Over één benoeming, een brigade-generaal van het Eerste Legerkorps, ontstond onenigheid. Het ging daarbij om Bill Clumpkens. Meijnderts klapte binnen het legerkorps uit de school en verzweeg niet dat het voor hoofd- en opperofficieren uit ‘zijn’

Eerste Legerkorps beroerd uitzag.

Kort daarna verschenen in de Volkskrant nadere bijzonderheden over deze personeelsvertrouwelijke beraadslagingen.113 Er was gelekt uit het generaalsberaad. Een onderzoek volgde en het spoor leidde naar Meijnderts. Deze gaf ruiterlijk toe twee van zijn commandanten op persoonlijke titel te hebben ingelicht. Zowel voorafgaand

v

meer moeite had de minister met de door Meijnderts op deze commandanten uitgeoefende druk om het slechte nieuws over Clumpkens aan een aantal brigade-generaals door te geven. Zo werd de kring van ingewijden wel erg groot en zaaide Meijnderts ook flink wat ongenoegen over de naar zijn mening unfaire behandeling van een officier van zijn legerkorps.

De Koster rekende het Meijnderts zwaar aan dat deze had gemeend “iedereen te moeten inlichten.” Daarbij was de minister fors onder druk gezet door drie andere leden van de Raad van Opperofficieren en de Opperofficier Personeel. Om hun eis van rigoreuze stappen tegen Meijnderts kracht bij te zetten hadden ze met hun vieren hun ontslag aangeboden.114 Met dat dreigement in zijn achterzak was De Koster naar de ministerraad gestapt. Daar koos hij de kant van de vier andere topofficieren: “Meijnderts, duidelijk over het paard getild door deze steun [van de minister-president] en de daarop volgende publiciteit, meende vervolgens dat hij zich vrijwel alles kon veroorloven. Reden waarom ik in de Ministerraad zijn ontslag voordroeg.”115

De Koster had daarvoor de “medeondertekening” van de minister-president nodig.116 Biesheuvel hield Meijnderts de hand boven het hoofd. Een ingewikkeld compromis werd bedacht. Weliswaar was De Koster

Maar tegelijkertijd werd gekozen voor het eerst maar eens afwachten van een onafhankelijk advies. Hangende de opstelling van dat advies bleef Meijnderts in functie, omdat “anders zou worden vooruit gelopen op het advies.” Met het advies werd de procureur-generaal bij de Hoge Raad, Gerard Langemeijer belast.

Met deze omslachtige procedure zette De Koster de onderlinge verhoudingen binnen de landmacht nog verder op scherp. Bij de Haagse landmachtstaf was de bereidheid om met de loslippige Meijnderts zaken te doen tot het nulpunt gedaald. Bij het legerkorps was kwaad bloed gezet door het onderzoek te richten op slechts één persoon: de legerkorpscommandant. “Men vindt daar in overgrote meerderheid dat hun commandant naar eer en geweten heeft gehandeld in belang van het werkelijk-operationele deel van de landmacht,” zo verwoordde het Tweede Kamerlid Joop van Elsen die kant van het verhaal. Van Elsen kende als voormalig chef-staf 117

an de 7 December Divisie dat deel van de landmacht als zijn broekzak en koos zonder enige n is dat niet in de krant ekomen.”

jecten, zoals het iterst geavanceerde F-15 vliegtuig, nam toe. Het oorspronkelijke plan om maar liefst 700 van

k”, zo luidde het oordeel van de luchtmachtattaché. De kosten van dit toestel ouden “tussen de 3 en 4 miljoen dollar” komen te liggen. De directeur materieel van de chtmacht, luitenant-generaal Herman Stokla zette bij het bericht de aantekening

acht had genoeg redenen om even af te wachten. Een nieuwe minister was in aantocht, een nieuw vliegtuig meldde zich bij de op dat moment drie serieuze

.11 Tussenstand

nge geen meerderheid in

acht, maar bood een verdeeld advies aan. v

reserve partij voor zijn oude collega’s in het Eerste Legerkorps: “Ik ben ervan overtuigd dat ook de andere leden van de Raad van Opperofficieren, inclusief de chef-staf zelf [IJsselstein], met hun naaste stafleden over vertrouwelijke zaken hebben gepraat. Allee

g

De kabinetsformatie, de langste ooit, naderde zijn einde. De generaalskwestie liet De Koster als een explosieve erfenis over aan zijn opvolger. Met de vervanging van de Starfighter en de NF-5 maakte De Koster eveneens geen haast meer. Dat was ook niet nodig.

In de Verenigde Staten deden zich nieuwe ontwikkelingen voor. De oorlog in Vietnam sloeg forse gaten in de Amerikaanse defensiebegroting. De weerstand tegen dure pro

u

die toestellen aan te schaffen schrompelde ineen. Goedkopere alternatieven maakten plotseling nieuwe kansen. “Het is niet onmogelijk dat de [Amerikaanse luchtmacht] binnenkort meer aandacht gaat besteden aan [het ontwerpen en ontwikkelen van lichte gevechtsvliegtuigen]”, rapporteerde de Nederlandse luchtmachtattaché in Washington aan Den Haag.

In dat verband was een nieuw toestel, toen nog met de aanduiding GD-401 (YF-16), “aantrekkelij z lu “Temporiseren!!!”.118 De luchtm kandidaten.

6

In plaats van de voor de luchtmacht gebruikelijke aanschaf van nieuwe toestellen in een betrekkelijk gering aantal jaren wilde staatssecretaris Duynstee de vervanging van de Starfighter over een aanmerkelijk langere periode uitsmeren.

Als bij de vervanging deze salamitactiek zou worden toegepast, zouden “opeenvolgende kabinetten psychologisch gemakkelijker [de aanschaf] accepteren.”119 Maar zo’n tactiek ging in tegen de bij de luchtmacht gebruikelijke aanpak. Duynstee wist de luchtmacht voor zijn aanpak te winnen, daarbij overigens geholpen door de onzekerheid over de toekomst van de luchtmacht. De Nederlandse krijgsmacht verkeerde aan het eind van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig in een crisis. Om de krijgsmacht in de toenmalige omvang in stand te houden was een forse stijging van de defensiebegroting nodig. Daarvoor was bij la

het kabinet en in de Tweede Kamer. Diepinsnijdende ingrepen waren onafwendbaar. De opheffing van een compleet krijgsmachtdeel, de luchtmacht, en het achterwege laten van de vervanging van de Starfighter waren niet ondenkbaar. Een uitweg uit die voor de luchtmacht zo hachelijke discussie was er niet. De commissie-Van Rijckevorsel boog zich over de toekomst van de Nederlandse krijgsm

Een voor de luchtmacht in alle opzichten geschikte opvolger voor de Starfighter was er ook niet. Op dat vlak heerste onzekerheid. De Amerikaanse regering had een competitie uitgeschreven voor de ontwikkeling van een nieuw gevechtsvliegtuig. Dat toestel moest niet te zwaar zijn en de winnaar zou een toen nog onbekend aantal toestellen voor de Amerikaanse krijgsmachtdelen bouwen.

De val van het een jaar oude kabinet-Biesheuvel (1971-1973) in de zomer van 1972 zorgde voor een nieuwe kink in de kabel. Minister De Koster liet wel een politiek testament na, maar was niet meer in staat voor de luchtmacht belangrijke knopen door te hakken. In die situatie was het verstandig om op tijd te spelen. Tijdwinst kon zorgen voor vermindering van onzekerheid op financieel gebied, voor meer zekerheid over het Amerikaanse initiatief tot een ontwikkelingscompetitie voor een nieuw toestel, voor een nieuw kabinet dat met een deugdelijk en financieel goed onderbouwd defensieplan zou komen. De luchtmacht besloot een tijdje pas op de plaats te maken: andere overwegingen zoals industrieel-politieke waren niet aan de orde. De Tweede Kamer nam een afwachtende houding aan. Binnen de defensieorganisatie bepaalde de luchtmacht tempo en koers van de besluitvorming over de aanschaf van de opvolger van de