• No results found

Over het beheer der gevangenissen

In document YEßZAMELING /^'ff/ (pagina 92-107)

II Bepalingen, betreffende de verschillende categoriën van gevangenen

III. Over het beheer der gevangenissen

moeten echter steeds zijn van dezelfde snede en kleur, als hun van bestumwege worden verstrekt.

ARTIKEL 35.

De tot kruiwagen, tuchthuis of dwangarbeid in den ketting veroordeelden mogen noch in voeding, noch in lig-ging, noch in kleeding iets anders genieten dan hun dooi-de Regeering is toegelegd.

Hierop kan uitzondering worden gemaakt bij hoogen ouderdom of ziekte, op schriftelijke verklaring van een' se-neesheer.

ARTIKEL 36.

Zooveel de beschikbare middelen zulks toelaten, wordt aan de veroordeelden tot tenarbeidstellino; dezelfde kleedino-verstrekt als aan de tot dwangarbeid veroordeelden.

Toelichting.

Aan de voorschriften van de artikelen 32, 34 en 36, ten aanzien van de kleeding der veroordeelden, moet streng de hand gehouden worden.

Zij, die verplicht zijn de gevangeniskleeding te dra-gen, moeten onmiddelijk na de ten uitvoerlegging van het tegen hen gewezen vonnis daarin worden gekleed, zooals zulks ten aanzien van de dwangarbeiders is voorgeschreven bij het Gouvernements besluit van 31 December 1866 No. 21.

Geen verstrekking van nieuwe kieeren mag geschieden, dan na overlegging van de oude afgedragene. Tegen het verkoopen der gevangeniskleeding moet streng gewaakt en de schuldige bij ontdekking struiggestraft worden.

III. Over het beheer der gevangenissen

ARTIKEL 37.

Het algemeen beheer en oppertoezicht der gevangenissen m Neêrlandsch Tndië is opgedragen aan den Directeur van Justitie.

23

Behoudens de bevoegdheid van het Hooggerechtshof van Neêrlandsch Indië en de Raden van Justitie bij titel XIX * van het Reglement op de strafvordering en aan de Raden van Justitie in de bezittingen buiten Java en Madura bij de betrekkelijke wettelijke voorschriften en aan de Regenten, Hoofddjaksa's en Djaksa's bij de artikelen 70 en 64 ** van het Reglement op de uitoefening der politie, de burgerlijke rechtspleging en de strafordering onder de inlandsclie en de daarmede gelijkgestelde bevolking, met

* SB. Titel 19, art: 367.

Het Hooggerechtshof en de Kaden van Justitie zijn verplicht, om de respectievelijk bij die Collégien belioorende gevangenissen van tijd tot tijd, en ten minste ééns in de drie maanden, door commissarissen, in bij-zijn van een ambtenaar van het openbaar ministerie, te doen bezichtigen, ten einde voor de nakoming van de voorschriften van dezen titel te zorgen.

De commissarissen zullen van hunne bevinding verslag doen aan het Collegie.

De gevangenissen, vermeld in het derde lid van artikel 362 zullen, in voege voorschreven, bezichtigd worden door de Kesidenten, behoudens de bevoegdheid van de Eaden van Justitie, om zulks ook hunnerzijds te doen.

** / . E. titel 4, art: 64 en 70.

Art: 64. De Hoofddjaksa's en djaksa's hebben het dagelijksch toezicht over de gevangenissen op de plaatsen, waar zij gevestigd zijn ; zij zorgen voor de goede bewaring en behandeling der gevangenen.

Zij zullen een nauwkeurig register van de gevangenen liouden en daarop dagelijks en zonder het minste verwijl, aanteekenen alle personen, die in de gevangenis gebracht worden, met vermelding op wiens last on uit

welken hoofde zulks geschiedt.

Zij zullen gelijkervvijs op hetzelfde register aanteekening houden van de gevangenen, die ontslagen of naar elders overgebracht worden, met vermelding van de autoriteit, die daartoe last gegeven heeft.

Van al hetgeen te dien aanzien voorvalt, geven zij dagelijks kennis aan den Eegent, gelijk mede op de hoofdplaatsen der Eesidentiöii aan den Eesident, en op die der Eesidentie-afdeelingen aan den .\ssistentEesident.

Jrt: 70. De Eegenten hebben het toezicht over alle de gevange-nissen in hun regentschap; zij zijn gehouden die nu en dan te bezoeken en van hunne bevinding aan den Eesident verslag te geven.

opzicht tot de gevangenissen toegekend, is aan de Hoofden van gewestelijk bestuur het beheer en het toezicht dei-gevangenissen in hun gewest opgedragen.

Zij kunnen zich daarin in de afdeelingen buiten die, waarin de gewestelijke bestuurszetel gevestigd is, doen vervangen door de Hoofden van plaatselijk bestuur, en op de hoofdplaatsen van gewesten, waar Assistent Residenten in het bijzonder voor de politie zijn bescheiden, ook door dezen.

Toelichting

In artikel 37 is geen melding gemaakt van de bemoeienis der omgaande rechters met het gevangeniswezen [Cf. art: 107 * van het Reglement op de rechterlijke orga-nisatie].

In afwachting van nadere voorschriften hieromtrent kan op de oude wijze worden voortgegaan en dus de omgaande rechter bij voortduring de voor inlanders bestemde gevangenissen binnen zijn ressort inspecteeren en naar aanleiding daarvan zijne aanmerkingen aan den Directeur van Justitie mededeelen.

ARTIKKL 38.

In het bijzonder is aan de Hoofden van gewestelijk bestuur het toezicht opgedragen over de in hun gewest aan-wezige veroordeelden tot dwangarbeid, onverschillig of die bij afzonderlijke inrichtingen en autoriteiten werkzaam ge-steld, dan wel geheel ter beschikking van het bestuur geble-ven zijn.

Zij geven, na de Hoofden van plaatselijk bestuur en de inlandsche hoofdambtenaren dienaangaande gehoord te heb-ben, voorschriften omtrent de wijze, waarop de ter

beschik-E, O. Art. 107. De omgaande rechters blijven belast met de be-moeienissen, die hun met het toezicht op de gevangenissen bij de daartoe betrekkelijke bepalingen zijn of zullen worden opgedragen.

25

king van het bestuur geblevene dwangarbeiders en de tut ten arbeidstelling aan de openbare werken veroordeelden het nuttigst werkzaam gesteld kunnen worden, zoowel ten bate van 's Lands schatkist, als tot ontlasting van de hee-rendienstplichtige bevolking.

Zij zijn verplicht hierbij de voorschriften van den Di-recteur van Justitie op te volgen en brengen aan dezen jaarlijks terzake een verslag uit.

ARTIKEL 39.

Zaoveel mogelijk worden alleen personen tot cipier aangesteld, die met de eerste beginselen der cijferkunst be-kend zijn en het maleisch met latijnsche karakters lezen en schrijven kunnen.

ARTIKEL 40.

Voor de gevangenissen, bij welke geen cipiers zijn aan-gesteld, wijzen de hoofden van gewestelijk bestuur de amb-tenaren of beambten aan, die den dienst als zoodanig zul-len waarnemen.

Overal, waar in dit Reglement wordt gesproken van cipiers, worden daarmede ook deze ambtenaren of beamb-ten bedoeld.

ARTIKEL 41.

De Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur hou-den voortdurend toezicht op de handelingen van de cipiers.

. De Hoofden van gewestelijk bestuur zijn bevoegd, om voor hen eene instructie vast te stellen, mits niet strijdig met de bepalingen van dit Reglement en met de door den Directeur van Justitie uitgevaardigde voorschriften.

Ter verzekering hiervan, zijn zij verplicht zulke in-structiën, vóór de vaststelling, aan het oordeel van den Directeur van Justitie to onderwerpen.

Hetzij bij die instructie, hetzij bij huishoudelijk voorschrift, bepalen zij, naar gelang der plaatselijke omstandigheden en der categoriën van gevangenen, op welk uur allo vuur

26

eu licht in de gevangenis uitgedoofd moeten zijn.

De lichten, die in het belang der 'bewaking den gan-senen nacht brandende blijven, zijn hieronder niet begrepen.

Toelichting.

De instructie voor de cipiers, door de Hoofden van gewestelijk bestuur, niet inachtneming van art: 41, vast te stellen, behoort vooral geput te zijn uit het Reglement, aangezien zij daarmede natuurlijk in overeenstemming be hoort te wezen.

ARTIKEL 42.

De Hoofden van gewestelijk en van plaatselijk bestuur zijn in het bijzonder verplicht, steeds toe te zien, dat de voorgeschrevene registers behoorlijk worden aangehouden en evenzeer dat de cipiers behoorlijk rekening houden van de ten behoeve der gevangenen gedane ontvangsten en uitgaven.

ARTIKEL 43.

De cipiers of zij, die hen vervangen, zijn verplicht de bevelen der Hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur steeds stiptelijk op te volgen.

Daar waar veroordeelden, die zich bevinden in de ge-vangenis, welke onder hun toezicht is gesteld, gedwongen arbeid moeten verrichten, zijn zij in de eerste plaats belast deze, ingevolge de van het bestuur ontvangene bevelen, ten arbeid te stellen en hen daarbij te contrôleeren.

In hunne dienstverrichtingen worden zij door het on-dergeschikt personeel bijgestaan, dat hun stipte gehoorzaam-heid verschuldigd is.

ARTIKEL 44.

De cipiers en hunne ondergeschikten moeten de ge-vangenen met mensch lievendheid, maar tevens met ernst behandelen, en zich buiten de belangen van den diemt zoo weinig mogelijk met hen inlaten.

«

ARTIKEL 45.

Zij zijn verplicht de gevangenen, zoo die iets onbehoor-lijks bedrijven, te waarschuwen en te vermanen; zij zijn echter niet gerechtigd tot het opleggen van straffen, maar moeten de plaats gehad hebbende ongeregeldheden binnen vier-en twintig uren te kennisse brengen van het Hoofd van plaatselijk bestuur, dat hun als onmiddelijk Chef' is aangewezen.

ARTIKEL 46.

Ingeval van feitelijk verzet en ernstige poging tot rastverstoring of ontvluchting zijn de cipiers gerechtigd, op hunne verantwoordelijkheid, de daders of belhamels eenzaam op te sluiten en desnoods in de boeien te plaatsen.

Hiervan wordt onmiddelijk kennis gegeven aan het Hoofd van plaatselijk bestuur.

ARTIKEL 47.

In de gevangenissen, waarbij eene militaire wacht is geplaatst, is deze verplicht den ambtenaar of beambte, op het oogenblik dat de hulp aangevraagd wordt, als hoogste autoriteit in de gevangenis aanwezig, op diens aanvrage, steeds den sterken arm te verleenen.

De verantwoordelijkheid berust dan bij hem, die de hulp der wacht heeft aangevraagd.

ARTIKEL 48.

De consignes voor de bij de gevangenis geplaatste mili-taire wachten wordendoorden plaatselij ken milimili-tairen Com-mandant vastgesteld in overeenstemming mat het Hoofd van gewestelijk bestuur, onder wiens dadelijk beheer da vangenis is gesteld, en door dien Commandant op de ge-bruikelijke wijze bekend gemaakt.

Behoorlijke gelegaliseerde afschriften der betrekkelijke Garnizoensorders moeten steeds in de gevangenis aanwezig zijn.

.is

A RïIKEL 49.

De cipiers mogen, onder geen voorwendsel, van de gevangenen of hunne vrienden en betrekkingen liet een of' ander ten geschenke ontvangen of wel in leen nemen.

ARTIKEL 5 0.

Alle gevangenen zonder onderscheid zijn verplicht zich voortdurend rustig te gedragen.

Niet alleen eigenlijke ongeregeldheden, maar alle rumoer en gedruisch, alles wat tot wanorde of aanstoot kan aan-leiding geven, is verboden.

ARTIKEL 51.

De Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur heb-ben het recht de gevangenen, wegens schending der orde en tucht, te straffen voor zooverre het gepleegde discipli-naire vergrijp niet als misdrijf of overtreding moet worden aangemerkt.

Deze straffen worden opgelegd, na verhoor van den beschuldigde, zijnen aanklager en de getuigen.

Van de klacht, bewijsmiddelen en beslissing wordt aanteekening in een afzonderlijk register.

De Hoofden van gewestelijk bestuur bieden maande-lijks aan den Directeur van Justitie een afschrift aan van de ingevolge dit artikel in hun gewest aangehouden registers.

De Directeur van Justitie is bevoegd om, naar aan-leiding van den inhoud dezer registers, aan de betrokken ambtenaren de noodige opmerkingen te maken of hen van voorschriften te voorzien.

IV. Straffen.

ARTIKEL 52.

Wegens vergrijpen tegen orde en tucht kunnen de ge-vangenen worden gestraft met:

a. onthouding van sirih- en van tabaks- en sirihgelden voor niet langer dan een e maand;

29

b. eenzame opsluiting voor niet langer clan acht dagen:

c. eenzame opsluiting voor niet langer dan acht dagen, om den anderen dag op water en rijst;

d. eenzame opsluiting voor niet langer dan acht dagen, om den anderen dag op water en rijst en gesloten in ijzeren boeien.

Gedurende den tijd, dat deze straffen ondergaan wor-den, mag den gevangene niets boven en behalve het door den lande verstrekt rantsoen uitgereikt worden.

e. Rottingslagen, liet getal van twintig niet te boven-gaande, voor bij uiterlijk gewijsde veroordeelde in-landers; alles onverminderd de straffen, bij algemeene verordening tegen overtreding en misdrijf bedreigd.

Bij veroordeeling tot eene der straffen, voorgeschreven onder La. b, c, d en e moet steeds die, omschreven onder Ö, ook worden opgelegd, en wel voor niet korter dan acht

dagen.

Aan de straf van rottingslagen kan die, opgenoemd onder La. b, verbonden worden.

Toelichting-De straffen, bij art. 52 bedreigd, kunnen als strek-kende tot handhaving der orde en tucht in de gevangenis, niet alleen aan veroordeelden, maar ook aan gegijzelden en voorloopig in hechtenisgestelden worden opgelegd.

Ook aan veroordeelden, die wegens niet betaling dei-geldboete, waartoe zij zijn verwezen, lijfsdwang ondergaan.

Het sluiten in ijzeren boeien moet op dezelfde wijze geschieden, als zulks bij de militairen gebruikelijk is bij toepassing der straffen, voorgeschreven bij art. 30 van het

Reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande en art. 30 van het Reglement voor het Militaire huis van ar-rest te Willem I [nu te Semarang].

Bij het aandoen der boeien moet op de bijzondere lenigheid der handgewrichten bij personen van niet Enro-peeschen landaard gelet worden.

30

Waar men de benoodigde boeien niet heeft, moeten die worden aangevraagd bij den Directeur van Financiën, door mijne tusschenkomst.

Bij circulaire van den Directeur van Justitie dd. J December 1884 No. 10116 wordt omtrent de sluiting in de ijzeren boeien het ondervolgende gezegd:

„Ingevolge de circulaire van mijnen toenmaligen ambts-voorganger van 30 September 1871 No. 2584 [bijblad

„No. 2499)] moet de straf van sluiting in ijzeren boeien,

„bedoeld bij § a van art. 52 van het Reglement van orde

„en tucht onder de gevangenen in Ned. Indië (Staatsblad

„van 1871 No. 78) op dezelfde wijze plaats vinden als bij

„de militairen gebruikelijk was, nl. door kromsluiting.

„Daar deze uitvoering door kromsluiting sedert bij

„het Leger is afgeschaft, bestaat er geen reden, om haar

„voor de gevangenen, zoowel Europeanen als Inlanders in

„de civiele gevangenissen, nog te behouden en acht de

„Regeering hare afschaffing mitsdien wenschelijk.

„In verband hiermede zal bij de toepass'ng der bo-vengenoemde straf voortaan moeten worden gebruik

ge-,,maakt van het thans bij het Leger in gebruik zijnde

„dwangmiddel, hetwelk bestaat uit een beugel voor de pols

„en een beugel voor den enkel, vereenigd door een' ketting,

„lang genoeg om den geboeide te doen rechtop gaan en in zijn cel te doen werken."

„Bij die gevangenissen evenwel waar liet thans

„gebruik wordende dwangmiddel nog in voorraad is, moet.

„ingeval een gevangene in ijzeren boeien moet worden

geslo-„ten, nog gedeeltelijk hiervan worden gebruikgemaakt, bijv.

„door den gevangene alleen de beide handen of alleen de

„beide voeten te boeien." Enz."

Men vergeté niet, dat de straf van rottanslagen bij 1" e van art. 52 genoemd, alleen aan bij uiterlijk gewijsde veroordeelde inlanders en gelijkgestelden kan worden opge-legd en dat onder dezen ook begrepen worden zij. die op de politierol tot straf zijn veroordeeld.

31

ARTIKEL 53.

De straf van eenzame opsluiting wordt ondergaan door afzonderlijke opsluiting in eene geälotene cel, zonder toespraak dan die van esnen geestelijke ofeenender ambte-naren, mst het toezicht over de gevangenis belast.

De hiermede gestrafte wordt tweemalen daags één uur lang in de gelegenheid gesteld, zich, onder het toezicht van een' bewaarder, te baden en in de open lucht te bewegen.

Het is den bewaarder ten strengste verboden, met hem in woordenwisseling te

treden-Toelichting.

Niet overal bestaat voldoende gelegenheid tot het doen ondergaan der straf van eenzame opsluiting, zooals zij bij art. 53 is voorgeschreven.

Waar dit het geval is, moet onmiddelijk een voorstel gedaan worden tot de inrichting of den aanbouw van afzonderlijke cellen, met aanbieding van een project-teeken in g en begrooting van kosten.

Daarbij moet het volgende in acht genomen worden.

In den regel zal één cel op elke 25 tal gevangenen voldoende zijn.

Hare lengte moet 4y2, hare breedte 2, hare hoogte 4x/2

a 5 Ned. el bedragen.

Drie a vier cellen kunnen onder één dak vereenigd zijn, en vóór dit gebouwtje moet, door de zijmuren te ver-lengen en deze door een' muur aan elkander te verbinden, eene loopplaats of ruimte gelaten worden, waar aan de opgeslotene beurtelings tweemalen daags gelegenheid kan worden gegeven, zich te baden en eenigen tijd in de opene lucht te bewegen.

Zooveel moet het gebouw afgezonderd staan en iedere gelegenheid tot gewaarwording van hetgeen binten de cel omgaat afgesloten zijn; daarom moet hoog in den achterwand een tralievenster worden aangebracht en in den

voor-82

wand hoog boven de deur mede eene getraliede opening zijn, om den luchtstroom te bevorderen.

ARTIKEL 54.

Bepaalde onwil om te arbeiden, verzet, beieediging of bedreiging tegtn een der ambtenaren met het toezicht over of in de gevangenis belast, zoo daartoe geene hande-lingen van die zijde Lebben aanleiding gegeven, en

ont-\ Inditing, voor zooveel die handelingen als disciplinair ver-grijp kunnen worden aangemerkt, en niet tot de kennis-neming van den Rechter behooren, worden nimmer alleen gestraft met de straf, opgenoemd onder La. a van art. 52.

De straf, bedreigd onder La. b van gezegd artikel, wordt wegens de bovengenoemde vergrijpen slechts een-maal opgelegd; bij eene herhaling van een dergelijk vergrijp door denzelfden persoon wordt steeds eene der zwaardere straffen toegepast. Alles onverminderd het recht, om on-middelijk eene der zwaardere straffen op te leggen.

Bij de bestraffing van alle overige vergrijpen mag de straf van rottanslagen oq veroordeelde inlanders niet wor-den toegepast, zoolang zij die, vermeld onder La. d van art. 52, niet hebben ondergaan.

Toelichting.

Ook vestigt de Directeur van Justitie er de aandacht op, dat volgens artikel 54, alinea's 1 en 2, de straf van rottanslagen in vier gevallen onmiddelijk, d: ii zonder dat vooraf eene der andere straffen behoeft te zijn toegepast, kan worden opgelegd, namelijk ingeval van onwil om te arbeiden; van verzet tegen de ambtenaren of beambten met het toezicht over of in de gevangenis belast; van be-ieediging of bedreiging tegen deze ambtenaren of beambten en van ontvluchting.

Behalve voor deze vergrijpen, mag de rottanstraf niet aan veroordeelden worden opgelegd, wegens inbreuken op de orde en tucht, voordat zij te dier zake de straf van eenzame opsluiting voor niet langer dan acht dagen om

33

den anderen dag water en rijst en gesloten in ijzeren boeien hebben ondergaan.

Bij toepassing der straf van „om den anderen dag te water en rijst," ontvangt de gestrafte den eenen dag zijn ge-woon rantsoen voeding, den anderen dag slechts de bepaalde hoeveelheid rijst (gekookte) en naar genoegen water.

Velen zijn de klachten wegens ontvluchting van gevan-genen, inzonderheid van hen, die buiten de gevangenis te werk zijn gesteld.

Het is daarom wenschelijk, om in zoodanig geval met strengheid te werk te gaan en onmiddelijk eene der zwaarste straffen, zelfs de rottanstraf, wanneer de ontvluchte bij uiterlijk gewijsde veroordeeld is, toe te passen.

Eene der voornaamste bedoelingen van het Reglement is eene betere handhaving van orde en tucht onder de gevangenen te verzekeren; om dat doel te bereiken is ge-strengheid, gepaard aan billijkheid en rechtvaardigheid, en aan eene getrouwe toepasing van de voorschriften van het Reglement, drnigend noodig.

ARTIKEL 55.

leder gevangene, die de hem verstrekte kleeding, lig-ging, gereedschappen, ofwel, het hout-of ijzer-of metselwerk der gevangenis moedwillig beschadigt, vernielt of zoek maakt is onverminderd de hem op te leggen straf, tot vergoeding gehouden.

Hiertoe kunnen èn zijn tabaks- of sirihgeld, èn zijne verdiende werkgelden besteed worden.

AKTJKKL 56.

De Directeur van Justitie heeft het recht, op voordracht van liet betrokken Hoofd van Gewestelijk bestuur, te gelas-ten, dat een bijzonder gevaarlijke gevangene voor een' zekeren tijd, maar niet langer dan drie maanden, eenzaam worde opgesloten.

Alvorens dit voorstel in te dienen, is het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur verplicht, daarop het

gevoe-34

len van eeiien geneeskundige, die den gevangene heeft on-derzocht en gadegeslagen, intewinnen; diens schriftelijk advies legt hij bij zijn voorstel over.

Zoo de eenzame opsluiting voor lauger dan een maand is gelast, rapporteert bedoeld Hoofd van gewestelijk

Zoo de eenzame opsluiting voor lauger dan een maand is gelast, rapporteert bedoeld Hoofd van gewestelijk

In document YEßZAMELING /^'ff/ (pagina 92-107)