• No results found

Beheer en herstel van kleine terreinen (gebieds- of perceelsniveau)

Om op gebieds- en perceelsniveau succes bij herstel en beheer van dit habitattype te hebben, moeten de milieuomstandigheden goed zijn (geen te zware bemesting, sporadische overstromingen en afzetting). Daarnaast mag de uitloging van de bodem niet te ver gevorderd zijn. Dit is echter een natuurlijk proces. Daarom moet het niet artificieel, via gericht beheer, tegengegaan worden. Wanneer overstroming en afzetting in de uiterwaard kan spelen, zal de vegetatiesuccessie en de bodem-ontwikkeling echter geregeld onderbroken worden, waardoor er opnieuw gunstige situaties voor deze habitat ontstaan.

glAnsHAverHooIlAnD, (kAlkrIjk) kAmgrAs-grAslAnD soortenArm grAslAnD open stroomDAl grAslAnD (6120) extensieve begrazing open pIonIervegetAtIe (6120) extensieve begrazing vergrAste vegetAtIe extensieve begrazing, maaien afwezigheid beheer, beperkte overstroming, stikstofdepositie struWeel extensieve begrazing, kappen, maaien afwezigheid beheer en rivierdynamiek ruDerAle vegetAtIe extensieve begrazing, maaien afwezigheid beheer, stikstofdepositie vermoste vegetAtIe rivierdynamiek, extensieve begrazing afwezigheid rivierdynamiek (soortenrIjk) struIsgrAsgrAslAnD rivierdynamiek veranderd water-regime; bedijking intensief landbouwgebruik rivierdynamiek: opsedimenteren; afgraven rivierdynamiek natuurlijke successie

rivierdynamiek

afne-men rivierdynamiek, langdurig maai-of

graasbeheer

beHeer- en HerstelmAAtregelen

Belangrijke aspecten bij beheer en herstel van stroomdalgraslanden zijn voldoende dynamiek en/of graasdruk om open grazige situaties te behouden. Aangezien exten-sieve begrazing als reguliere beheermaatregel de beste resultaten geeft (variatie in openheid van de begroeiing), wordt minder vaak voor maaibeheer geopteerd.

Situering van de maatregelen op landschaps-, gebieds- of perceelsniveau

Stroomdalgraslanden komen voor in het rivierlandschap waar overstromingsdyna-miek en afzettingsprocessen nog optreden. Overstroming en afzetting moeten liefst niet te frequent optreden, maar wel af en toe uitzonderlijk sterk zijn om de habitat te doen ontstaan. Zand- en grindafzettingen in het overstromingsgebied zijn gunstig. Hoewel het habitattype onder geschikte omstandigheden van dynamiek en beheer lange tijd in stand blijft, komen veel plekken met deze habitat ook voor in het steeds wisselende landschapsmozaïek van de natuurlijke uiterwaard. Om dit te bereiken, is het van belang dat voldoende nieuwe habitat gecreëerd kan worden. Zowel het herstel-len van het overstromingsregime als het voorzien van voldoende afzetting (bronnen van afzetting voor de rivier zijn o. a. steilwanden, erosiegeulen e.d.) zijn dan essentieel.

Om de effecten van fragmentatie op de kleine habitatvlekken ongedaan te maken, moet uitwisseling tussen habitatfragmenten bekomen worden. Voor een aan-tal kensoorten zoals duifkruid en smal fakkelgras, die vroeger algemeen waren in dit habitattype langs de Maas, zal deze hulp te laat komen. Ze verdwijnen als gevolg van de versnippering en de aantasting van het habitattype. Bij maatregelen

De belangrijkste bepalende facto-ren samen: een dynamisch land-schap met sterke rivierwerking (erosiegeulen) in voldoende droge grindig-zandige milieus die funge-ren als lokale bronnen voor afzet-ting waarop nieuwe habitatontwik-keling mogelijk is. Begrazing (hier door konikpaarden) verhindert plaatselijk vergrassing, verstruwe-ling en verbossing. (Kerkeweerd-Groeskens, Dilsen-Stokkem)

afgesneden zijn van de rivier door middel van begrazingsbeheer opnieuw aan te koppelen bij het riviergebied.

Beheermaatregelen en -technieken op gebieds- of perceelsniveau

Begrazing

Wat: Als herstelmaatregel wordt begrazing ingezet tegen vergrassing, ruderalisering

en verstruweling. Bij regulier beheer gaat de voorkeur uit naar natuurlijke jaarrond-begrazing met zeer lage dichtheden in een sociale kuddestructuur. Extensieve begra-zing versterkt de aanwezige gradiënten en garandeert voldoende openheid, zodat zowel de open pionier- als graslandsituatie behouden kunnen blijven. Zeer laag blij-vende kruiden met een grote lichtbehoefte zoals bepaalde vetkruidsoorten, kunnen zich alleen maar handhaven in een lage begroeiing. Daarvan wordt het voortbestaan het best gewaarborgd door begrazing.

Frequentie: Zowel extensieve jaarrondbegrazing (met paarden, runderen,…) als

seizoensbeweiding (halfextensieve zomerbegrazing) met schapen zijn mogelijk. Hooibeheer geeft minder goede resultaten. Jaarrondbegrazing geeft de meeste kan-sen om op landschapsniveau een zo gevarieerd mogelijk aantal biotopen te creëren. Seizoensbeweiding, voornamelijk tijdens de nazomer, is meer geschikt voor kleinere terreinen waar op perceelsniveau gewerkt wordt.

Hoeveel: In grote gebieden en als er gekozen wordt voor stroomdalgrasland als

onderdeel van een natuurlijk mozaïeklandschap, zullen de dichtheden variëren tus-sen 0,3 en 0,5 GVE (= grootvee-eenheden)/ha. Kleinere terreinen vereitus-sen een gro-tere graasdruk over een korgro-tere periode.

Machines en materialen: (Vang)rasters, veetransport (kar, vrachtwagen),

perma-nente drinkplaatsen of -bakken

Begraasd mozaïeklandschap waarbinnen het habitatty-pe vleksgewijs kan voorkomen op lokale hogergelegen plekken (rivierafzetting van grind of zand). (Meeswijk, Maasmechelen)

Maaien

Wat: Herstelmaatregel om verstruweling en ruderalisering tegen te gaan. Afhankelijk

van de soortensamenstelling wordt er gekozen voor maaien in plaats van begrazen. Zo zijn veldsalie, geel walstro, harige ratelaar, sikkelklaver, groot streepzaad, grote bevernel, margriet, echt bitterkruid, fluitenkruid, veldzuring, beemdkroon, glansha-ver, knoopkruid en glad walstro goede kensoorten voor maaibeheer.

Frequentie: Als herstelmaatregel bij sterk geruderaliseerde en vegraste vegetaties zijn

twee maaibeurten aanbevolen. Bij regulier beheer volstaat één maaibeurt per jaar.

Wanneer: Bij herstelbeheer gebeurt de eerste maaibeurt in juni. Wanneer de

vege-tatie gedomineerd wordt door grassen zoals gestreepte witbol, is het nodig de eerste maaibeurt ‘vroeg’ uit te voeren. De tweede helft van mei of uiterlijk de eerste week van juni zijn dan de meest geschikte perioden. De tweede maaibeurt wordt in augus-tus of september uitgevoerd. Bij regulier beheer wordt, omwille van de zaadzetting van de planten, best zo laat mogelijk gemaaid, dus pas vanaf augustus.

Machines en materialen: Eenassige trekker, tractor of meerassige trekker, maaibalk,

schijvenmaaier, trommelmaaier, kar of vrachtwagen (transport maaisel), hooikeerder.

lIterAtuur

Bax I & Schippers W, 1998. Ontwikkeling van botanisch waardevol grasland: veldgids, Informatie- en KennisCentrum Natuurbeheer (IKC Natuurbeheer), Wageningen.

Decleer K (Ed), 2007. Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee - habitattypen | dier- en plantensoorten. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2007.1, Brussel, 584 p.

Lebrun J, Noirfalise A & Sougnez N, 1955. Sur la flore et la végétation du territoire Belge de la Basse-Meuse. Bulletin de la Société Royale de Botanique de Belgique, Tome 87: 157-193. Peters B. & Van Looy K, 1996. Nieuwe kansen voor stroomdalgraslanden in het zuidelijk Maasdal.

Natuurhistorisch maandblad 85 (6): 120-126.

Sissingh G, 1942. Landschappelijke en floristische beschrijving van kaartbladen en gebieden in Limburg van de Provinciale Planologische Dienst in Limburg. Archief Provincie Limburg, Maastricht.

Van Dijk H, Graatsma B. & van Rooy J, 1984. Droge stroomdalgraslanden langs de Maas. Weten-schappelijke Mededelingen KNNV, Hoogwoud.

Van Looy K, 2009. Instandhouding habitats Maasvallei. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.R.2009.14, Brussel.

Weeda EJ, Doing H & Schaminée JHJ, 1996. Koelerio-Corynephoretea. Klasse der droge graslanden op zandgrond. In: Schaminée EJ, Stortelder AHF & Weeda EJ, 1996. De vegetatie van Neder-land 3. grasNeder-landen, zomen, droge heiden. Opulus Press, Uppsala en Leiden: 61-144. Zwaenepoel A, T’Jollyn F, Vandenbussche V & Hoffmann M, 2002. Systematiek van natuurtypen

voor Vlaanderen: 6. Graslanden. p. 532. West-Vlaamse Intercommunale; Universiteit Gent vakgroep Biologie; Instituut voor Natuurbehoud, Brugge/Gent/Brussel.

Heidekartelblad en tormentil

HAbItAtkenmerken